Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/248

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
232
EEN HYGROMETER.

in vast te houden; ze zijn namelijk dicht met stijve, borstelige, naar boven gerichte haren bezet, die dus, dank zij hare richting, wel gemakkelijk mee in den grond gaan, maar een stellig beletsel zijn tegen het daar weder uitdringen.

We staan hier inderdaad voor een van die honderden verschijnselen in het plantenleven, die men niet kan nalaten te bewonderen, zoo dikwijls men ze ziet.

En nu onze hygrometer.

Die vruchtsnavels luisteren zóó nauw naar de vochtigheid in de lucht, dat ze elke verandering daarvan, hoe gering ook, aanwijzen. Men heeft ze dus maar op de een of andere doelmatige wijze te bevestigen, om die veranderingen gemakkelijk te kunnen waarnemen.

Dit nu is zeer eenvoudig en dan ook alles behalve nieuw.

Men neemt een rond stukje stevig bordpapier van 10 c. M. diameter en beplakt dit met wit papier, maakt vervolgens in het midden een klein gaatje, en steekt daar het vruchtje met den spitsen voet in, zoodat dit recht en goed vast zit

Is de lucht nu zeer droog, dan zal het snaveltje van onderen vijf of zesmaal gewonden zijn, terwijl het topgedeelte een sierlijken boog vormt, waaruit blijkt dat het aan zijn voet het gevoeligste is voor afwisseling van vochtigheid en droogte.

Daar echter bij de geringste toeneming van vocht in de lucht die spiraal zich begint te ontrollen, zal de omgebogen punt daardoor verloopen, en bij een enkele ontrolling van den spiraal juist een cirkel beschrijven, met dien verstande echter, dat de beide punten (begin en einde) van dien cirkel elkaar niet raken, maar het einde iets verder van het middelpunt verwijderd zal zijn dan het begin, om de eenvoudige reden dat de snavel, door die gedeeltelijke ontrolling, iets langer werd.