Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/312

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
296
DE CACTUS-GROEP.

en reeds van deze planten kan gezegd worden dat hare helder goudgele bloemen, al komen ze ook maar juist zoover uit de plant te voorschijn, dat de bloembladeren zich op dezer kruin kunnen uitspreiden, zeer fraai zijn. Maar bij de mede tot de Egel-Cactussen behoorende Echinopsis-soorten laat de bloem zich reeds degelijk gelden. Hier heerscht weder het rood in verschillende nuancen. Even als alle Cactus-bloemen zijn ook deze ongesteeld, maar op het vruchtbeginsel rust een bloemkroonbuis van p.m. 10 cM., die zich in een groote bloem uitspreidt, zoodat het schijnt alsof de bloem door een dikken steel gedragen wordt.

Onder de hoog opgroeienden beteekenen de Vijg-Cactussen (Opuntia) wat haren bloei betreft, zeker wel het minste. Vooreerst bloeien ze, in potten gekweekt, zeldzaam en dan niet voordat ze een zekeren ouderdom bereikt hebben, terwijl die kwaadaardige stekelige planten, als ze wat hoog worden, voor velen te onhandelbaar zijn om ze lang aan te houden, en bovendien zijn de bloemen niet bijzonder groot. Toch moet men erkennen, dat een in den open grond groeiende Vijg-Cactus, als hare blinkend gele bloemen in de zon schitteren, daardoor hen, die voor deze planten anders slechts minachting overhebben, bijna zou bekeeren. De Opuntia's kenmerken zich, evenals de Echinocactussen, door gele bloemen.

De fraaiste, grootste en inderdaad schitterende bloemen leveren de Fakkel-distels of Toorts-Cactussen (Cereus). Reeds de bladvormige Cactussen (Phyllocactus), die als platstengelige Cereussen kunnen beschouwd worden, kenmerken zich door haren sierlijken en daarbij milden bloei, terwijl de bloemen, wit, geel of rood in verschillende schakeeringen, geheel met die dezer laatsten overeenkomen, doch in den regel wat