Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/314

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
298
DE CACTUS-GROEP.

terwijl die slippen, welke eerst tegen elkaar aanlagen, zich stervormig uitbreiden.

Dit is het moment, hetwelk men moet rekenen voor de bevruchting geschikt te zijn, maar nu ligt de stempel buiten het bereik der helmknoppen, zoodat het stuifmeel dien in den regel niet kan bereiken, tenzij het er langs mechanischen weg, door insecten of hoe ook, op gebracht wordt. Vandaar dat deze bloemen hier gewoonlijk afvallen, zonder dat het vruchtbeginsel zich later tot vrucht ontwikkelt.

Wanneer men echter, nadat de stempel zich goed geopend heeft, dezen bovenop met stuifmeel bestrooit, is de bevruchting in de meeste gevallen verzekerd.

De grootste, men kan wel zeggen onovertroffen bloemenpracht ontwikkelt de Cacteeën-groep echter in hare nachtbloeiers, waarvan de grootbloemige Toorts-Cactus (Cereus grandiflorus) het meest bekende en tevens het schitterendste voorbeeld is.

Men zegt niet te veel, wanneer men het een gril der Natuur noemt, dat ze aan deze „leelijke", stekelige, slangvormige, grauwe stengels bloemen tooverde, die zelf den meest onverschillige in verrukking brengen; bloemen bovendien, die zich pas in den avond openen, om zich, na weinige uren geschitterd te hebben, in den vroegen morgen voor goed te sluiten.

Evenals de bloemen der Echinopsis-soorten hebben ook die van de „Koningin der nacht" een lange buis, nog langer echter dan bij gene, daar ze hier een lengte van 20 —35 cM. bereikt, terwijl de ‚geopende bloemkroon 20 cM. doorsnede heeft. De buitenste bloembladeren zijn bleek groen, de volgende zeer talrijke, lange, spitse, gaan door bruinachtig geel in goudgeel over. In het midden daarvan breidt zich de zuiver witte bloemkroon uit, een groote, half geopende