vrije natuur, op Jamaïca, in Mexico, enz. hare bloemen in de stilte van den nacht ontplooit en het maanlicht haar beschijnt. Van den tooverachtigen indruk daarvan, waarbij nog komt de sterke en toch zoo liefelijke geur, kunnen wij ons hier slechts een zeer onvolkomen begrip vormen. Dat men daarbij onwillekeurig aan de Arabische tooververhalen denkt, waarmede de moedige Schaharazade des Sultans wreedheid wist te temmen, ligt, dunkt mij, vrij wel vóór de hand.
Jammer dat zooveel schoons zoo uiterst kort van duur is! [1]
Van de vruchten der Cacteeën hooren wij hier niet veel, en toch zijn die niet zonder beteekenis.
Hoewel bij de verschillende geslachten en soorten verschillend in vorm en grootte, terwijl zij ook bij de ééne glad en bij de andere sterk gedoornd zijn, komen ze toch allen in hoofdzaak met elkaar overeen.
Evenals die van de Kruis- en Aalbezieheesters, waaraan de Cactussen na verwant zijn, en die ook nog al onderling verschil opleveren, is en blijft de Cactusvrucht een veelzadige bes, een vleezige, zeer saprijke vrucht alzoo, waarin de zaden door het weeke vruchtvleesch verspreid liggen.
Deze zaden zijn kleiner of grooter, al naar de vrucht zelve kleiner of grooter is. Bij de Meloen- en Tepel-Cactussen b.v. zijn ze zeer klein, sommige Toorts-Cactussen hebben zaden ter grootte van een speldeknop, terwijl die der Vijg-Cactussen betrekkelijk groot zijn.
- ↑ Rumpler beweert in zijn nieuwe bewerking van Förster's Handbuch der Cacteeënkunde, dat, wanneer men een bloem, kort nadat zij zich opende, in vochtig zand op het Noorden plaatst, zij tot op den volgenden middag open blijft niet alleen maar ook haar geur behoudt.