Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/344

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
328
OPSTANDELINGEN.

het openen van een sarcophaag, een vaas met tarwe, linzen en erwten, waarvan, na zaaling, de eerste en de laatste ontkiemden, terwijl de planten later bloeiden en vruchten droegen. Een andere mummie was in Egypte, in tegenwoordigheid van den Engelschen Consul, onderzocht, en daarbij werden twee korenaren gevonden, waarvan de zaden, in Engeland uitgezaaid, kiemden en krachtige planten leverden.

Zoo oppervlakkig gezien zijn deze mededeelingen nog al betrouwbaar; dat ze echter niet voor iedereen gelijke waarde hebben, blijkt uit de stellige uitspraak van den Franschen Egyptoloog Pierret, die alles wat daarvan werd medegedeeld ‚als „absolument faux", dus als niet minder dan bijgeloof verklaart, en dit op grond van verschillende volkomen mislukte proeven.

Dat er wel eens zaden, die bij mummieën gevonden werden, ontkiemden, schrijven de tegenstanders alleen toe aan vervalsching door de Arabische gidsen, die de bezoekers der pyramieden vergezellen, en die, wetende, dat aan zulke oude graankorrels veel waarde gehecht wordt, steeds zorgen dat er voorraad van is. Zoo kweekte, zegt Prof. de Vries, een reiziger, uit vermeende echte tarwekorrels bij een mummie gevonden, haverplanten op, die in oude tijden niet in Egypte gekweekt werdt.

Prof. de Vries twijfelt er dan ook geenszins aan, dat de echte mummiezaden hun kiemkracht moeten verloren hebben.

Toch doet hij geen beslissende uitspraak, zooals Pierret, die er niet veel kunsten mee maakt. Deze gelooft er zelf niets van en alle geloof er aan is dus per se bijgeloof.

Ook ik hecht aan die mummiezaden niet veel waarde. Maar toch rijst bij mij de vraag: hoe staat het dan met de drie hierboven vermelde uitkomsten?