Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/345

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
329
OPSTANDELINGEN.

Van die manier van zaaien waardoor von Sternberg een paar korrels deed kiemen, begrijp ik niet veel. Als men zaden eerst in olie dompelt en ze daarna onder in een bloempot met aarde legt, hoe moet daar dan iets van terecht komen? Denkelijk zijn ze op gewone wijze, na in olie gedompeld te zijn geweest, gezaaid. Dat v. S. zijn eerste mislukking mededeelde boezemt eenig vertrouwen in wat betreft zijn einduitkomst; aan vergissing valt kwalijk te denken. Prof. de Vries is echter de meening toegedaan, dat onder de oude korrels zich enkele nieuwe zullen bevonden hebben.

Maar hoe dan met die, welke in het Britsch Museum bj het openen van een sarcophaag gevonden werden? Als deze mededeeling in alle opzichten juist is, valt er inderdaad niet veel tegen in te brengen. Men mag toch wel als zeker aannemen dat die kist niet reeds in Egypte zou geopend geweest zijn, bij welke gelegenheid die zaden in de vaas konden gedaan wezen. En dan nog: welke reden zou men hiervoor gehad hebben, daar het toch niet is aan te nemen dat de Egyptenaars aan zulk een vervalsching zouden denken, als ze er geen direct belang bij hadden?

Dezelfde aarzeling komt op bij het andere bericht. Hier waakte de Engelsche Consul in Egypte tegen alles wat niet in den haak was, en toch bleken de korenaren, door hem naar Engeland gezonden, kiemkrachtige zaden te bevatten.

Mij wil het toeschijnen dat de tegenproeven, al zijn die nog zoo talrijk, onmogelijk beslissend kunnen zijn. Het is mogelijk dat korrels die vijfhonderd jaar oud zijn hun kiemvermogen verloren hebben, terwijl anderen die duizend jaar en meer jaren tellen dit behielden. Ook hier kunnen verschillende omstandigheden mee- en tegenwerken.

Of ik dan werkelijk aan het bestaan van echte mummietarwe geloof?