Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/48

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
32
EEN GRIL VAN DE NATUUR.

Hyacinten te zijn, dan zal ik het mogelijk met sommige lezeressen te kwaad krijgen, maar ik kan het niet helpen, toch is het zoo.

Die dichte, rechtopstaande bloemtrossen zien er mij te stijf, te Engelsch-aristocratisch uit. Zulk een Lord of wat hij wezen mag, kan een mooi exemplaar in zijn soort wezen, aantrekkelijk is hij alleen voor hen, die in caste-verwantschap met hem staan.

Op eenigen afstand op de velden gezien, maken de bloeiende Hyacinten een imposanten indruk, ongeveer zoo iets van een vorstelijken stoet met zijn vasallen en wat er verder bij behoort; maar ze verliezen het in dit opzicht toch tegen de Tulpen, die er heel wat losser en bevalliger uitzien, en, met haar schitterender, vaak grillige kleuren, vroolijk afgewisseld door het groen der bladeren, om de vergelijking vol te houden, meer aan een artisten-cavalcade doen denken.

Dit neemt echter niet weg, dat de, vooral buiten, in den vrijen grond ontwikkelde zware trossen van Hyacinten fraai zijn; dat ik ze zelfs, zoo goed als ieder ander, een oogenblik kan bewonderen .... niet lang echter, want dan gaan ze mij vervelen, zoowel door 't gezicht als door den reuk.

Hoe heel anders de Tulpen, die men weken achtereen kan zien, zonder dat ze iets van hare aantrekkelijkheid verliezen.

Dit is echter tot daaraantoe.

Ik heb in dit geval dubbele reden om de attentie van den kweeker, die mij deze bloemen zond, te waardeeren; ik wil nu zeggen waarom. Ook zal men wel begrepen hebben dat er op het begin van dit artikel iets moet volgen dat daar betrekking op heeft.

Dit volgt nu.

Dat ik die drie bloemstengen afzonderlijk hield, deed ik