Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/65

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
49
ADAM'S GOUDEREGEN.

geweest zijn dat onder de plaats der veredeling (onverschillig of dit griffeling of oculeering geweest is) een spruit ontstond, welker karakter door die kunstbewerking gewijzigd was, is dit eenvoudig een gevolgtrekking, op andere gelijksoortige verschijnselen gebaseerd.

En toch schijnt mij ook deze veronderstelling, want meer is die meening niet, eenigszins gewaagd.

We hebben toch hier te doen met een plant, die een sterk uitgedrukt hybridisch karakter heeft, en mogen er al variëteiten langs den genoemden ongeslachtelijken weg ontstaan zijn, tusschenvormen als deze verkreeg men op die wijze niet.

Is de Cytisus Adamii een hybride door kruising en daarna uit zaad verkregen, dan is ze als bastaard niets bijzonders, daar wij voorbeelden van dien aard bij honderden bezitten, en ik voor mij kan de meening, haast schreef ik de overtuiging, niet prijs geven dat ze werkelijk niets anders is.

Maar dan rijst de vraag: Wat kon den heer Adam nopen er een zoo geheel andere verklaring van te geven? Vergissing in den zin als door Poiteau verondersteld werd is mogelijk, maar zulk een vergissing als waarop ik hier doel is eenvoudig ondenkbaar, en van opzettelijke misleiding heb ik geen recht een man te verdenken die mogelijk—ik weet het niet—de rechtschapenheid zelve was.

Zoodat ieder hiervan denke en geloove wat hij wil en wat hem het meest aannemelijk schijnt.

 

Maar ook wanneer wij hier met niets anders dan een gewone, d.w.z. door kruising verkregen hybride te doen hebben, is de Adams Gouderegen een heester, die wel altijd een voorwerp van bewondering zal blijven, om het zuiver teruggeven der beide oorspronkelijke soorten waarvan hij afkomstig is.