Naar inhoud springen

Pagina:Witte 1888 Wilde rozen.djvu/72

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
56
EDELWEISS.

door het verdwijnen van deze zoo zeer gewaardeerde plant tegen te gaan.

Ieder, die in Zwitserland reisde en daar op de hoogvlakten verbleef, weet hoezeer het er gewoonte is een bloem van Edelweiss op den hoed te dragen. Iedereen doet het, van den geringsten arbeider tot den schatrijken tourist. Hier moge men vrij daarom lachen, als men dáár is, volgt men spoedig die gewoonte na; maar bovendien, ieder reiziger wenscht enkele van die bloemen mee te nemen, om zich er later op te kunnen beroemen, ze „op de toppen der bergen (sic!) geplukt te hebben."

Als iemand dit vertelt, is het altijd maar 't beste het te gelooven; immers onder de vijftig kan er licht één zijn, die ze werkelijk op hare natuurlijke groeiplaats plukte, maar daar zal het dan ook denkelijk wel bij blijven. Deze plant toch komt genoegzaam alleen voor op plaatsen, die slechts voor den bergbewoner bereikbaar zijn; zeer hoog op de rotsen, aan de steile kanten van diepe ravijnen; zeldzaam daarentegen op gemakkelijk bereikbare plaatsen, gelijk dit met de Alpenrozen (Rhododendron hirsutum en ferrugineum) het geval is, en waar men dus heel wat gemakkelijker aan kan komen.

Maar zij, die in de hooggelegen hotels logeeren, behoeven zich er zooveel moeite niet voor te geven; immers daar staan steeds geheele bossen, in den vorm van vaasbouquetten, op de tafel, ten dienste van de gasten, die er belang in stellen.

Weken lang kan men in de alpenstreken omdwalen, hooge bergen beklimmen en gevaren trotseeren, zonder Edelweiss te vinden.

Wo nur Blitz und Donner wohnt
Und nur scheue Gemsen lauschen,
Adler und Lawine thront,