Psyche/XXIV
← Hoofdstuk XXIII | Psyche (1898) door Louis Couperus | Hoofdstuk XXV → |
Uitgegeven in Amsterdam door L.J. Veen. |
XXIV.
Toen Psyche de hoofdstad naderde, woei haar aan de poorten reeds een koortsige feestvreugde tegen. Buiten de poorten al joelde [ 158 ]het volk, bontgekleurd, bloemvertuit, en het zong, en het danste, maar zij wist niet waarom. Er heerschte een groote drukte; aan den weg zaten honderden venters, koopvrouwen, die aanprezen hunne waren: glazen juweelen en ooft, koele dranken, gewaden en bloemen. Zij aanprezen met hun schelle geschreeuw, zij spreidden hun stoffen lawaaiende uit, en boden hun bloemen en schonken hun wijnen, en uitkrinkelden hun glasparelen snoeren en goedkoope halsketens van munten.
Psyche was naakt, en zij sluierde zich in haar haren; zij spreidde over haar schouderlitteekens — twee streepjes lang — heur gouden haarmantel, en daar velen der danseressen, half naakt en heel naakt, rondzwierden in reien, viel het maar op, dat zij naakt was, alleen omdat zij zoo blank was, Psyche, zoo parelblank in het goud van heur hareen. Zij was niet gewoon zich te schamen voor naaktheid, die eens haar voorrecht was, privelege van prinses. Maar nu, onder de oogen der mannen, bloosde zij, en liep zij met neêrgeslagen blik. Toen wendde zij zich tot een koopvrouw:
— Waarom viert men feest?
— Waar kom je vandaan? „Waarom viert men feest?” Weet jij dan van niets? [ 159 ]
— Ik kom van den anderen kant van de zee...
— „Waarom viert men feest!” Het is het groote feest, het is het Feest, het Jubelfeest van Emeralda. Het is de Triomftocht van de Vorstin!!
— ...Het is de Triomftocht van de Vorstin! klonk het van alle kanten: ze dansten en zongen:
— ...Het is de Triomftocht van de Vorstin!
Zij waren allen dronken van vreugde, zwijmeldronken van vreemde vreugde, maar Psyche zag plotseling dat zij doodsbleek waren en bang, doodsbleek onder verf en bloemen, en bang terwijl zij dansten in rondereien.
— Ik heb nog geen feestkleed: geef mij dien sluier van gouden gaas! vroeg Psyche der koopvrouw.
— Die kost heel duur!
— Ik betaal ze je met deze parel...
— Met die parel! Ben je dan een prinses!
— Psyche nam nu den sluier, en zij wrong dien vast om haar heupen, zooals zij placht gekleed te gaan.
— Ik geef je er nog een krans bij van versche rozen! riep de koopvrouw blij en drukte Psyche den tuil op het hoofd.
Zij glimlachte, en het kwam haar eensklaps [ 160 ]voor, dat zij was als een offer getooid, met die bloemen; dat allen, die joelden en dansten, waren als offers getooid. Zij ging voort. Door de ronde gouden poort trad zij binnen de stad: de pleinen verschoten in perspectief, door heel breede straten verbonden; vierkante paleizen van marmer en brons, van jaspis en malachiet, ronde koepels en heel spitse minaretten schitterden toovergrillig weg in de zon, weken eindeloos naar achteren terug, en, heel achter, kroonde het blauwende gebergte de diadeem van het vorstelijk slot, Babel van tinnen en tallooze torens, vaag in verte verwazende lijnen, vierkant van wallen en muren, en hooog van opgaande in nevel verlorene transen. En langs de pleinen, over paleizen, en òp naar de minaretten hingen de dikke slingers van bloemen als was de stad voor een offer getooid. Tot naar het slot, Babel van tinnen, schenen de bloemfestoenen te leiden. En op de pleinen wierpen bloemen de dansers op, en het scheen witte rozen te regenen. Met rinkelbom en cymbalenslag dansten rond de dolle reien en altijd klonk de zelfde kreet:
— Het is de Triomftocht van de Vorstin!
Nu zag Psyche het, in haar stille weten, klaar duidelijk en onbetwijfelbaar. Terwijl zij [ 161 ]meê ging met de dichte drommen, joelende feestvierders, juichende schreeuwers, zag zij huiveren door heel de Stad een, bloed in de aderen stollenden, angst. Van angst gesperd stonden wijd de oogen; de tanden klakkerden op elkaâr; de bloemgetooide leden sidderden, de zon scheen en iedereen rilde van koû.
Maar niemand sprak van zijn bevingen en zij dansten dol dronken, van onzinnige vreugde en zij jubelden altijd den zelfden kreet:
— Het is de Triomftocht van de Vorstin!!!