Rotterdamsche Courant/1824/Nummer 132/Amsterdam den 31 October
‘Amsterdam den 31 October’ door een anonieme schrijver |
Afkomstig uit de Rotterdamsche Courant, dinsdag 2 november 1824, [p. 1-2]. Publiek domein. |
AMSTERDAM den 31 October.
Sedert onze laatſte zijn in Texel binnengekomen M. P. van der Zee van Londen, J. Ruig (ſchoon) en F. Oom van Straat-Davis, J. Clauſen van Mallaga, A. Juel van Dramme en L. Quiggen van Hamburg; uitgezeild G. B. Flik naar Lisſabon, G. J. Nieuwland en R. L. Bovenkamp naar Londen, E. K. Lugus naar Bristol en J. Jurgens naar la Roehelle, is den 29 dezer des avonds terug gekomen.
In het Vlie zijn binnengekomen J. Power en J. Bijrne van Londen, H. C. Duwel van Archangel en H. Niemann van Rostok.
Naar Terſchelling gezeild C. A. Diederichſen naar Nakskov, J. J. Engers naar Randers, A. Sarheim naar Bergen en B. J. Siedſes naar Mandahl.
In Terſchelling zijn binnengekomen J. E. Bart van Londen, F. Hinrichs van Otterndorff en C. J. Luths van Karolinerzijl.
Kapit. H. Niemann, van Rostok in het Vlie binnen, heeft, den 23 October, Terſchelling Z. 8 mijlen van zich hebbende, gezien eene brik, zonder masten of volk, waarſchijnlijk met hout geladen, als ook nog eene mastelooze brik, doch waarvan het volk nog aan boord was en welke een helgolander loods bij zich had.
Het zweedsch galjas Planeten, kapit. M. Klingſtedt, met
[ 2 ]ijzer, van Stokholm naar Duinkerken, is bij Ameland verongelukt; de Kapit. en Stuurman zijn op Ameland aangekomen, doch de twee overige manſchappen, benevens een blankenezer loods, verdronken.
Het ſchip Willem Olivier, kapit. K. P. Faber, van Dantzig naar Amſterdam, is, volgens brief van Kuxhaven van 23 Oct., na een gedeelte der tarwe over boord geworpen te hebben, den 22ſten aldaar lek en met ſchade aan de lading binnengeloopen; volgens brief van den 26ſten, had men reeds een begin gemaakt met losſen; men vreesde, dat, aangezien er eenige voeten water in het ruim geweest waren, een groot gedeelte der lading dadelijk zou moeten verkocht worden.
Het ſchip Aurora, kapit. T. K. Kleijn, van Demerarij naar Amſterdam, is, volgens brief van Antigua van den 15 Sept., den 10den aldaar met ſchade binnengeloopen; een gedeelte der lading was gelost en men dacht, bij gunſtig weder, met 14 dagen de reis te zullen kunnen voortzetten.
Uittrekſel uit een brief van kapit. J. Boelen Jz., voerende het ſchip Delphine, liggende ter reede van Batavia, in dato 11 Julij: „Heden morgen aan boord zijnde, heb ik de bevestiging bekomen van het gerucht, dat kapit. Brandligt, voerende het ſchip Thalia, van Amſterdam naar Batavia, in de ſtraat Sunda zou zijn, daar mijn ſtuurman mij berigtte, het ſchip gisteren bij het eiland Onrust te hebben zien liggen.”
Te St. Malo is aangekomen A. Richard van Rotterdam; te Brest Ph. de Best van Ostende; te Havre J. H. Olivier; te Bremen J. Osman; te Hamburg Heijn, C. Tampcke, V. Pieper Pz., C. Kröger, J. Mewes en H. Breckwoldt Luthgens; op de Elve R. Cornelis naar Hamburg; te Travemunde M. Douwes van Amſterdam en J. J. Orre van Schiermonnikoog; de twee laatſten zijn den 25 October naar de Oostzee vertrokken; te Pillau C. Hopp en te Riga J. Hubner van Amſterd.