Naar inhoud springen

De Stijl/Jaargang 5/Nummer 5/Rondblik

Uit Wikisource
‘Rondblik’ door [Theo van Doesburg]
Afkomstig uit De Stijl, jrg. 5, nr. 5 (mei 1922), p. 71-75. Publiek domein.

[ 71 ]RONDBLIK

Duitschland. — Ausstellung von Arbeiten der Gesellen und Lehrlinge im Staatlichen Bauhaus, Weimar. April—Mai 1922.

Om besmetting te voorkomen voel ik mij verplicht in het openbaar waarschuwend en kritisch te spreken over een inrichting, die onder den dekmantel van mooie phrasen[1] neergelegd in een program, als een ziekelijke [ 72 ]uitwas van alle 20e eeuwsche kunstuitingen te beschouwen is. Zij, die door de enkele goede punten uit dit program verwachting gekoesterd hebben voor de verwezenlijking of minstens degelijke en grondige voorbereiding van een architectonisch „Einheitskunstwerk“, kunnen na kennismaking van deze tentoonstelling evenals bij het betreden van Dante’s hel uitroepen: „Laat af van alle hoop, gij die hier binnen treedt.“
Men vindt hier waarlijk een soort vuilnisbelt waar de restantjes van kubisme, futurisme, expressionisme enz. wanstaltig en onoogenlijk zijn opgehoopt.
Voltaire had gelijk met zijn bewering, dat alle verkondigde waarheden eerst met hun parodie voltooid zijn. Zooals de kerk de parodie is van het Christendom, zoo is het Bauhaus van Gropius in Weimar, de parodie der nieuwe beelding. Verwondert het u nog, dat enkele belangrijke pioniers van het nieuwe (Picasso, Severini enz.) uit wraakzuchtig genoegen naar een streng academisch klassicisme terug gingen, car le temps n’est pas mûr pour le nouveau; en wel uit oorzake eener veelvuldige profaneering van het nieuwe? Gebrek aan en ontkenning van een fundamenteel beeldingsbesef deed niet slechts hier, maar ook elders, (b. v. de anthroposofische kunsthumbug in Dornach) de nieuwe kunstuitdrukking in een soort ultrabarok ontaarden. En hier is de parodie. De ziekte. Het gezwel. Hier vindt men het gebrek en de geestelijke ontbering uitgedrukt in zinloos op elkaar gestapelde glasscherven, zonder verhouding, zonder verband, zonder constructie, zonder zin, gelijkstaand met de primitieve, zinnelijke versieringslust van ongekultiveerde wilden.
Niet de slachtoffers (gezellen en leerlingen) zijn van deze materialistische zelfverbranding, van deze in-zich-zelf-verkromming, van dit onklare chaotisme schuld. Verantwoordelijk hiervoor zijn in den eerste plaats, de [ 73 ]architect Walther Gropius, in de tweede plaats de zoogenaamde Meister voor het meerendeel vrouwelijk-sentimenteele, onklare romantische experimentalisten aan wie de allereerste groote beeldingswetten vreemd zijn en vreemd zullen blijven. Individualisten, staffeleibildmaler, die gewetenloos zich ten koste van de leerlingen en gesteund door de gunstige gelegenheid bot vieren, (in uitgebreidere artikelen hoop ik dit hetzij hier of elders met bewijzen, te staven). Immers een expressionistische hysterie vermengd met half-begrepen religieuze mystiek (Maztdaznan) tot dogma verheven, kon geen andere gevolgen hebben als deze ziektesymptomen, welke in den vorm van „materiaalcomposities“ den, en met recht, verwonderden leek worden voortgezet.
De leerling moet nml.: „.... die verschiedenen Materien zusammenstellen, komponieren, um ihr Verhältnis durch enge Beziehung zueinander sichtbar zu machen.“
Zoo heet het in het prospectus, welke den bezoeker in de handen wordt gedrukt met het doel deze materialistische anarchie van het expressionisme te verontschuldigen. Hieruit blijkt reeds duidelijk hoe datgene wat bij kunstenaars als Picasso middel was nml, het samenbrengen van materiecontrasten tot een esthetische eenheid hier doel, en daardoor materialistisch-en-zin- (wijl inhoud-) loos is. Door een briket samen te brengen met een sardinenblikje, kan hoogstens het dadaisme (en elke destructive anti-kunstbeweging) gediend zijn. Voor een klare monumentaal-beeldende samenvatting tot een eenheid (waarbij natuurlijk materiecontrasten een groote rol spelen) zijn dergelijke experimenten waardeloos en belachelijk.
Daarvoor zijn in de allereerste plaats architectonische voorbereidingen eischt. Deze ontbreken hier totaal. Voorts voorbereidingen voor schilderkunstige plastiek in ruimte en in tijd. Voorts 3-dimensionale plastiek als beheersching van het omgevingsaspect en ten slotte samenvatting en verhouding dezer drie tot een harmonische eenheid. Van dit alles, hier geen spoor. Slechts hier en daar een enkel van talent getuigend „Staffeleibild“, [ 74 ]’n afzonderlijke plastiek of een goed ingedeelde gereedschapskist. Maar deze zullen ook wel zonder de prententie van een „Bauhaus“ (met „Programm“) ontstaan.

Gelukkig spreekt uit onderstaand manifest, dat we daarom gaarne een plaats inruimen een anderen geest:

FÜR DAS NEUE

Wir jungen Künstler geben uns Rechenschaft über das, was wir tun.
Wir wollen gestalten.
Wir dürfen nicht Jahre hinter der Entwicklung herhinken.
Wir müssen in der ersten Reihe stehen.
Wir wollen für das Leben arbeiten, nicht für Museen, nicht für solche, die es sich leisten können, nicht einmal nur für uns selbst.
Wir sind glücklich, eben jetzt zu leben.
Wir sind lebensstark genug, die größte Freude an Industrie und Technik zu haben; wir sind fähig, in der Weltstadt zu leben.
Wir schaffen das Gesamtkunstwerk. Die Zusammenarbeit von Architektur und Plastik und Malerei (gemeinsam) mit Industrie und Technik, Leben.
Darum geben wir den Individualismus auf.
Denn anders ist Zusammenarbeit nicht möglich.
Wir geben uns selbst auf für die Idee.
Was gehen andere meine Gefühle an?
Wir wollen nur noch Universales gestalten. Nur Allgemeingültiges. Größte Klarheit, Wahrheit, Offenheit, Ordnung, Ausgeglichenheit, Allgemeingültigkeit, Selbstverständlichkeit.
Wir arbeiten mit den elementarsten Mitteln überindividuell, Wer pflegt noch die Persönlichkeit?
Wir haben alle Namen begraben.
Unsere eigenen zuerst.
Wer malt noch Bilder für Museen?
Wir malen nicht für Leichenhallen.
Oder für Sammelwütige. [ 75 ]Wir kennen und schätzen die photomechanische Reproduktion.
Wer gestaltet noch seine persönlichen Gefühle und Erlebnisse?
Den neuen Menschen interessieren individuelle Gefühle nicht. Nur noch Allgemeingültiges, Universales.
Es schmerzt Euch, einen Gasometer in der übrigens schönen Landschaft zu sehen?Wir lachen!
Allerdings: wir haben ja auch mehr als Ihr.
Denn wir lieben den Kontrast.
Ihr habt nur die schwankenden Halme, die bunten Schnecken, Igel, Nachtigallen, die Erdbeeren, Meere und Pinguine.
Die haben wir auch. Aber die Räder stören Euch und die Geschwindigkeiten und die schnurgeraden Linien.
Uns nicht!
Wir lachen und sausen staunend blitzschnell um den Erdball (siebenmal in der Sekunde!).
Ihr haltet Euch die Ohren zu und schließt nervös die Augen. Wir öffnen sie weit und wundern uns über die Kräfte.
Kolben, Spulen, Kupferdrähte. Spiegelblanke Riemenscheiben rotieren summend (doch exakt).
Heiße Kessel fressen Berge, trinken Seen, spucken Sterne und zeigen ihre Wunder (nach Stunden).
Ganz recht! Das alles ist sehr gefährlich.
Für Euch. Nicht für uns, Denn wir kennen unsere Kräfte und wir sind in unsere Zeit geboren.
Aber das große Grab ist ja längst gegraben. Steigt getrost hinein.

Dort seid Ihr geborgen.

Weimar, März 1922.
Werner Gräff
 
 

  1. Wollen, erdenken, erschaffen wir gemeinsam den neuen Bau der Zukunft, der alles in einer Gestalt sein wird: Architektur und Plastik und Malerei, enz. en. Das Bauhaus erstrebt die Sammlung alles künstlerischen Schaffens zur Einheit, die Wiedervereinigung aller werkkünstlerischen Disziplinen — Bildhauerei, Malerei, Kunstgewerbe (nota bene) und Handwerk — zu einer neuen Baukunst als deren unablösliche Bestandteile. Hoe deze discipline in overeenstemming te brengen met eene in dit zelfde program geeischte „Freiheit der Individualität“ of met de sentimenteele voorkeur voor het reeds lang door de maschine vervangen ,handwerk‘.

Overige vindplaatsen

[bewerken]
  • Ad Petersen (redactie; 1968) De Stijl [deel] 2. 1921_1932. Complete Reprint 1968, Amsterdam: Athenaeum, Den Haag: Bert Bakker, Amsterdam: Polak & Van Gennep, p. 214-216.