Eenheid/Nummer 286/Ingezonden

Uit Wikisource
Ingezonden
Auteur(s) Theo van Doesburg en [Jan Eigenhuis]
Datum 27 november 1915
Titel Ingezonden
Tijdschrift Eenheid
Jg, nr, pg [6], 286, [2]
Opmerkingen August Heyting vermeld als Heyting
Brontaal Nederlands
Auteursrecht Publiek domein

INGEZONDEN.

Hooggeachte redacteur en vriend!

      Eenigen tijd geleden zond ik u ’n artikel over „Kunst- en Natuurkritiek”, waarin ik als specimen van onbevoegdheid ’n stuk van den heer Heyting aanhaalde. Gewend tegen de middelmatigheid met open vizier te strijden, vermeldde ik zijn naam in mijn artikel. Gij, mijnheer Eigenhuis zond het mij echter terug met het vriendelijk verzoek den naam Heyting weg te laten. Ik deed dit gaarne terwille van u en uit sympathie voor de strekking van uw geacht blad. Het verwonderde mij dus zeer in het laatste nummer van uw blad een feuilleton te vinden, acht kolommen groot, waarin herhaaldelijk – nu eens mét ’n h, dan zonder – mijn naam vermeld wordt. Acht kolommen om te bewijzen dat men noch lezen, noch schrijven kan, is waarlijk te veel! Het stuk van den heer Heyting heeft ook ’n verkeerden titel. Het moet „Eigenliefde” heeten. Want daarom concentreert zich de inhoud. Regel voor regel wordt het bewijs geleverd, dat de schrijver niet lezen kan. Waar toch bestreed ik ooit het naturalisme? Het naturalisme was ’n gezonde tegenbeweging op het pseudo-klassicisme en de romantiek. Ik zal het dus wel laten den heer Heyting naturalist te noemen, al is deze zoo naïef te meenen, dat ik hem daarvoor houd.
      Eerst eenige dagen geleden bij mijn lezing over „Moderne schilderkunst” heb ik de ervaring opgedaan, dat men altijd het bevattingsvermogen der menschen overschat: men denkt dat voor hen „natuur” eveneens het „begrip van het onvolstrekte „geest” het begrip van het volstrekte is, men denkt, dat zij dus zullen begrijpen,dat de volstrekte kunst een volstrekte vorm moet hebben, dat is een vorm zonder natuur. Een volstrekte vorm in de nieuwe, zuivere schilderkunst is een vorm opgebouwd uit de eenigste leementen die God den schilder in het Paradijs gaf: de Lijn en de kleur. Hoe allerliefst naïef klinkt het dus den heer Heyting in zijn artikel te hooren spreken over het geestelijke in een kunstwerk:... Waarom zette de schilder zo harmonieus in de kompositie het swastika-teeken? Het swastika-teken is toch immer een symbool van den geest geweest?”
      Hahaha! Verrukkelijk! Dat klinkt precies alsof men zegt: „maar wanneer ik op ’n afgebeeld poppetje het woord „geest” schrijf, is er dan soms geen geest in die schilderij?”
      En dan pastels van Chineesche poppetjes in, plaats van va pastelkrijt en papier... Waarlijk het is te veel om er op in te gaan. Wellicht verlicht de hierbijgaande bijdrage „kunst” nog duistere plekken in het brein van den heer Heyting en zijn vrienden.

Met volle sympathie

uw dw.                              

Theo van Doesburg.                        


      Bijschrift der redactie. Onze geachte medewerkers Theo v. Doesburg en A. Heyting volgen opnieuw het onder kunstbroeders heerschende gebruik om elkaar te verketteren, – waarmee de eerste begonnen is. Omdat wijzelf toen de scherpste persoonlijkheden tot schrapping hem hebben overgedragen, willen we hem dezen keer het genoegen niet ontnemen, alsnog een schamperen toon te voeren. We zijn echter vast besloten, een dergelijke muiterij in het Eenheids-schip niet meer te toteleeren. Elk meevarende doet zijn eigen werk en behoort geen enkel lid der bemanning te molesteeren. Acht hij één dezer gevaarlijk gedurende de reis, dan moet hij in ’s hemels naam de verantwoording daarvan maar aan den kapitein overlaten, d.w.z. aan de redactie. Hiermede verklaren we deze broederlijke kloppartij af gehandeld.