Van zon en zomer/Melancholische monoloog
Uiterlijk
← Zomer | Van zon en zomer (1918) door Adama van Scheltema | De Krekels en de Wandelaar → |
[ 20 ]
MELANCHOLISCHE MONOLOOG
't Is triestig in den leegen morgen,
Ik heb het, geloof ik, verbruid,
Alleen de Zon is zonder zorgen —
Lacht goedig de wereld wat uit.
Ai jij daar! rijke mooie moeder!
Die je nooit aan 'n sterveling stoort,
Ik ben hier maar een arme loeder
En moet door de wereld nog voort!
't Is maklijk om zoo'n Aard te maken,
Je bent er licht binnen gerold, —
De vraag is hoe ze verder raken,
Hoe 'n drommel de wereld doortolt!
Zie jij den boel beneê maar draaien,
De kiekens maar al in de weer! —
Niewaar? jij denkt: — laat ze maar waaien,
't Komt toch altijd op 't zelfde neer!
't Is triestig in den leegen morgen — —
Jij daarboven! lach ze maar uit!
Met al er jammerlijke zorgen
Gaat de wereld toch langzaam vooruit!