Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen 1907
Uitgegeven in 's-Gravenhage door Staatsblad. Verdrag van 18 october 1907, in werking getreden op 26 januari 1910, vervangt Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen 1899 |
[ 43 ]
VERTALING.
VERDRAG
voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen.
Zijne Majesteit de Duitsche Keizer, Koning van Pruisen;
- (Zie de namen der overige Staatshoofden in den tekst van het verdrag.)
Bezield met den vasten wil, samen te werken ter handhaving van den algemeenen vrede;
Besloten met al hunne krachten de minnelijke beslechting der internationale geschillen te bevorderen;
Erkennende de solidariteit, die de leden van de gemeenschap, der beschaafde natiën vereenigt;
Wenschende de heerschappij van het recht uit te breiden en het bewustzijn der internationale gerechtigheid te versterken;
Overtuigd, dat de permanente instelling van eene voor allen toegankelijke arbitrale rechtspraak, te midden der onafhankelijke Mogendheden, krachtdadig tot dat doel kan bijdragen;
In aanmerking nemende de voordeelen, voortspruitende uit eene algemeene en regelmatige organisatie der arbitrale rechtspraak;
Met den Doorluchtigen Ontwerper der Internationale Vredesconferentie van oordeel, dat de beginselen van billijkheid en recht, waarop de veiligheid der Staten en het welzijn der volkeren berusten, behooren te worden bezegeld in een internationaal verdrag;
Verlangende tot dat doel de praktische werking der Commissiën van enquête en der arbitrale rechtbanken beter te verzekeren en het gebruik maken van de arbitrale rechtspraak te vergemakkelijken wanneer het geschillen betreft, die tot eene summiere rechtspleging aanleiding zouden kunnen geven; [ 44 ]
Hebben het noodig geoordeeld op zekere punten het werk der Eerste Vredesconferentie wat betreft de vreedzame beslechting van internationale geschillen te herzien en aan te vullen;
De Hooge Verdragsluitende Partijen hebben besloten met dat doel een nieuw Verdrag te sluiten en hebben tot Hunne Gevolmachtigden benoemd, te weten:
- (Zie de namen der Gevolmachtigden in den tekst van het verdrag.)
Die, na hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben nedergelegd, omtrent het volgende zijn overeengekomen:
TITEL I.
OVER DE HANDHAVING VAN DEN ALGEMEENEN VREDE.
Artikel 1.
Ten einde zooveel mogelijk te voorkomen, dat in de betrekkingen tusschen de Staten onderling tot geweld wordt overgegaan, komen de verdragsluitende Mogendheden overeen alle pogingen in het werk te stellen om de vreedzame beslechting van internationale geschillen te verzekeren.
TITEL II.
OVER DE GOEDE DIENSTEN EN DE BEMIDDELING.
Artikel 2.
In geval van ernstige oneenigheid of van geschil komen de verdragsluitende Mogendheden overeen, alvorens hunne toevlucht te nemen tot de wapenen, de goede diensten of de bemiddeling in te roepen van eene of meer bevriende Mogendheden, voor zoover de omstandigheden zulks toelaten.
Artikel 3.
Afgescheiden van dat beroep, achten de verdragsluitende Mogendheden het nuttig en wenschelijk, dat eene of meer buiten het geschil staande Mogendheden uit eigen beweging, voor zoover [ 45 ]de omstandigheden zich daartoe leenen, hare goede diensten of hare bemiddeling aanbieden aan de Mogendheden in geschil.
Het recht van goede diensten of bemiddeling aan te bieden, komt toe aan de buiten het geschil staande Mogendheden, zelfs gedurende den loop der vijandelijkheden.
De uitoefening van dat recht kan nooit door de eene of de andere der Partijen in geschil als eene minder vriendschappelijke daad worden beschouwd.
Artikel 4.
De taak van den bemiddelaar bestaat in het verzoenen der geschilvoerende Staten en in het wegnemen hunner onderlinge gevoeligheid.
Artikel 5.
De bemoeiingen van den bemiddelaar nemen een einde van het oogenblik, waarop hetzij door eene der Partijen in geschil, hetzij door den bemiddelaar zelf uitgemaakt is, dat de door hem voorgestelde middelen van verzoening niet werden aangenomen.
Artikel 6.
De goede diensten en de bemiddeling hetzij door de Partijen in geschil ingeroepen, hetzij door de buiten het geschil staande Mogendheden aangeboden, gelden uitsluitend als raadgeving en hebben nooit bindende kracht.
Artikel 7.
De aanneming der bemiddeling brengt, behoudens beding van het tegendeel, niet mede, dat de mobilisatie of andere maatregelen tot voorbereiding van den oorlog worden gestaakt, vertraagd of belemmerd.
Zoo zij plaats heeft na de opening der vijandelijkheden, onderbreekt zij, behoudens beding van het tegendeel, de in gang zijnde militaire operatiën niet.
Artikel 8.
De verdragsluitende Mogendheden zijn overeengekomen om aan te bevelen de toepassing, in de gevallen dat zulks mogelijk is, van eene bijzondere bemiddeling in den volgenden vorm.
In geval van ernstig, den vrede bedreigend geschil, kiest ieder der Staten in geschil eene Mogendheid, aan welke Zij de opdracht [ 46 ]toevertrouwen om zich rechtstreeks in verbinding te stellen met de anderzijds gekozene Mogendheid, ten einde het afbreken der vreedzame betrekkingen te voorkomen.
Gedurende de opdracht, waarvan de duur, behoudens beding van het tegendeel, dertig dagen niet te boven kan gaan, staken de Partijen in geschil alle rechtstreeksche betrekkingen ter zake van het geschil, hetwelk beschouwd wordt uitsluitend aan de bemiddelende Mogendheden te zijn overgelaten. Deze behooren alle pogingen in het werk te stellen om het geschil te beslechten.
In geval van feitelijke verbreking der vreedzame betrekkingen blijven deze Mogendheden belast met de gemeenschappelijke opdracht om van iedere gelegenheid gebruik te maken, ten einde den vrede te herstellen.
TITEL III.
VAN INTERNATIONALE COMMISSIEN VAN ENQUÊTE.
Artikel 9.
In internationale geschillen, waarbij noch de eer, noch essentieele belangen betrokken zijn, en die voortspruiten uit een verschil van meening omtrent feitelijke punten, achten de verdragsluitende Mogendheden het nuttig en wenschelijk, dat Partijen, die langs diplomatieken weg niet tot overeenstemming konden geraken, voor zoover de omstandigheden het toelaten, eene internationale Commissie van enquête instellen, met opdracht de oplossing dezer geschillen te vergemakkelijken door, na een onpartijdig en nauwgezet onderzoek, de feitelijke kwestiën op te helderen.
Artikel 10.
De internationale Commissien van enquête worden ingesteld bij bijzondere verdragen tusschen de Partijen in geschil.
Het enquêteverdrag stelt de te onderzoeken feiten nauwkeurig vast; het bepaalt de wijze waarop en den termijn waarbinnen de Commissie samengesteld moet zijn, alsmede den omvang van de bevoegdheden der Commissarissen.
Eveneens bepaalt het, zoo noodig, den zetel der Commissie en of deze de bevoegdheid heeft zich te verplaatsen, de taal, waarvan de Commissie gebruik maakt en die, waarvan het gebruik is toegelaten te haren overstaan, alsmede den dag, waarop elk der Partijen hare uiteenzetting der feiten moet [ 47 ]indienen en in het algemeen alle bedingen, waaromtrent de Partijen zijn overeengekomen.
Indien de Partijen de benoeming van bijzitters noodig oordeelen, bepaalt het enquêteverdrag de wijze hunner aanwijzing en den omvang hunner bevoegdheden.
Artikel 11.
Indien het enquêteverdrag den zetel der Commissie niet heeft aangewezen, zetelt deze te 's Gravenhage.
De zetel eenmaal vastgesteld, kan door de Commissie slechts worden verplaatst met de toestemming der Partijen.
Indien het verdrag de te gebruiken talen niet heeft bepaald, wordt daaromtrent beslist door de Commissie.
Artikel 12.
De Commissien van enquête worden, behoudens beding van het tegendeel, samengesteld op de wijze bepaald bij de artikelen 45 en 57 van dit Verdrag.
Artikel 13.
In geval van overlijden, ontslag of verhindering, om welke reden ook, van een der Commissarissen, of c, q, van een der bijzitters, wordt in zijne vervanging voorzien op de wijze, vastgesteld voor zijne benoeming.
Artikel 14.
De Partijen hebben het recht bij de Commissie van enquête bijzondere agenten te benoemen met de opdracht Haar te vertegenwoordigen en als tusschenpersonen te dienen tusschen Haar en de Commissie.
Bovendien zijn Zij gerechtigd raadslieden of door Haar aangewezen advokaten te belasten met de uiteenzetting en verdediging harer belangen voor de Commissie.
Artikel 15.
Het Internationaal Bureau van het Permanente Hof van Arbitrage dient der Commissiën, die te 's Gravenhage zetelen, tot griffie en stelt zijne lokalen en zijne inrichting ter beschikking der verdragsluitende Mogendheden voor de werkzaamheden der Commissiën van enquête. [ 48 ]
Artikel 16.
Indien de Commissie elders dan te 'Gravenhage zetelt, bencemt zij eenen Secretaris-Generaal, wiens bureau haar als griffie dienst doet.
De griffie is onder toezicht van den Voorzitter belast met de zakelijke inrichting van de zittingen der Commissie, met de redactie der processen-verbaal en, gedurende den tijd der enquête, met het bewaren der archieven, die vervolgens worden geplaatst bij het Internationaal Bureau te 's Gravenhage.
Artikel 17.
Ten einde de instelling en de werking der Commissiën van enquête te bevorderen, bevelen de verdragsluitende Mogendheden de volgende regelen aan, die bij de enquête-procedure moeten worden toegepast, voor zooveel de Partijen geen andere regelen aannemen.
Artikel 18.
De Commissie regelt de bijzonderheden der procedure, die niet zijn voorzien in het bijzondere enquêteverdrag of in het onderhavige Verdrag en gaat tot alle formaliteiten over, die de bewijslevering medebrengt.
Artikel 19.
De enquête heeft plaats op tegenspraak der Partijen.
Op de vastgestelde data brengt iedere Partij ter kennis van de Commissie en van de andere Partij de uiteenzetting der feiten, zoo daar aanleiding toe bestaat, en in ieder geval de akten, stukken en bescheiden, die Zij nuttig acht tot ontdekking der waarheid, alsmede de lijst der getuigen en deskundigen, welke Zij wenscht te doen hooren.
Artikel 20.
De Commissie heeft de bevoegdheid, met toestemming der Partijen, zich tijdelijk naar de plaatsen te begeven, waar zij nuttig oordeelt van dat middel van inlichting gebruik te maken; of daarheen een of meerdere harer leden af te vaardigen. De machtiging van den Staat, op wiens grondgebied tot dat onderzoek moet worden overgegaan, moet verkregen worden. [ 49 ]
Artikel 21.
Alles, wat feitelijk moet worden vastgesteld en elk plaatselijk onderzoek, moet geschieden in tegenwoordigheid der agenten en raadslieden der Partijen, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde.
Artikel 22.
De Commissie heeft het recht van iedere der Partijen zoodanige verklaringen of inlichtingen te verzoeken als Zij nuttig acht.
Artikel 23.
De Partijen verbinden zich aan de Commissie van enquête in de ruimste mate, die Zij mogelijk achten, alle hulpmiddelen en alle mogelijke faciliteiten te verschaffen, noodig voor de volledige kennis en de nauwkeurige waardeering der feiten in kwestie.
Zij verbinden zich de middelen te gebruiken, waarover Zij krachtens Hare binnenlandsche wetgeving beschikken, ten einde de verschijning der getuigen en deskundigen te verzekeren, welke zich op Hun gebied bevinden en voor de Commissie zijn opgeroepen geworden.
Indien deze niet voor de Commissie kunnen verschijnen, doen Zij overgaan tot hun verhoor voor Hare bevoegde overheden.
Artikel 24.
Voor alle kennisgevingen, die de Commissie zou kunnen te doen hebben op het gebied eener derde verdragsluitende Mogendheid, wendt de Commissie zich rechtstreeks tot de Regeering dezer Mogendheid. Hetzelfde geschiedt, indien tot het vaststellen ter plaatse van eenig bewijsmiddel moet worden overgegaan.
De daartoe gedane verzoeken worden uitgevoerd met de middelen waarover de Mogendheid, tot wie het verzoek gericht is, krachtens Hare binnenlandsche wetgeving beschikt. Zij kunnen slechts worden afgewezen, indien deze Mogendheid ze van dien aard oordeelt, dat zij op Hare souvereiniteit of Hare veiligheid inbreuk zouden kunnen maken.
De Commissie heeft eveneens steeds de bevoegdheid de tusschenkomst in te roepen der Mogendheid, op wier gebied Zij haren zetel heeft.
Artikel 25.
De getuigen en deskundigen worden opgeroepen ten verzoeke van Partijen of ambtshalve door de Commissie en in elk geval door tusschenkomst der Regeering van den Staat, op wiens gebied zij zich bevinden. [ 50 ]
De getuigen worden achtereenvolgens en afzonderlijk gehoord in tegenwoordigheid der agenten en raadslieden, en in eene volg orde door de Commissie te bepalen.
Artikel 26.
De ondervraging der getuigen wordt geleid door den Voorzitter.
De leden der Commissie kunnen niettemin iederen getuige de vragen stellen, die zij oirbaar achten om zijne verklaring te verduidelijken of aan te vullen, of om zich op de hoogte te stellen van alles wat den getuige betreft, voor zoover dit nood zakelijk is om de waarheid aan het licht te brengen. De agenten en raadslieden der Partijen kunnen den getuige niet onderbreken in zijne verklaring, noch hem eenige rechtstreeksche ondervraging stellen, doch kunnen den Voorzitter verzoeken den getuige zoodanige aanvallende vragen te stellen als zij nuttig achten.
Artikel 27.
De getuige moet zijne verklaring afleggen, zonder dat het hem geoorloofd is eenig geschreven ontwerp voor te lezen. Hij kan intusschen door den Voorzitter worden gemachtigd zich van aanteekeningen of bescheiden te bedienen, indien de aard der mede te deelen feiten het gebruik daarvan noodig maakt.
Artikel 28.
Een proces-verbaal der verklaring van den getuige wordt tijdens de zitting opgemaakt en lezing wordt den getuige er van gegeven. De getuige kan daarin zoodanige wijzigingen en bijvoegingen maken, die hem goeddunken en die achter zijn verklaring worden vermeld.
Na voorlezing aan den getuige van het geheel zijner verklaring, wordt getuige verzocht te teekenen.
Artikel 29.
De agenten zijn bevoegd in den loop of het einde der enquête schriftelijk bij de Commissie en bij de andere Partij zoodanige vertoogen, verzoeken en samenvattingen van feiten in te dienen, als zij nuttig oordeelen voor het ontdekken der waarheid.
Artikel 30.
De beraadslagingen der Commissie hebben plaats met gesloten deuren en blijven geheim. [ 51 ]
Iedere beslissing wordt genomen bij meerderheid van de stemmen der leden van de Commissie.
De weigering van een lid om deel te nemen aan de stemming moet in het proces-ver baal worden geconstateerd.
Artikel 31.
De zittingen der Commissie zijn slechts openbaar en de processen-verbaal en bescheiden der enquête worden slechts openbaar gemaakt krachtens een besluit der Commissie met de toestemming der Partijen genomen.
Artikel 32.
Wanneer de Partijen alle ophelderingen en bewijzen hebben ingediend en alle getuigen gehoord zijn, spreekt de Voorzitter de sluiting der enquête uit en wordt de zitting der Commissie verdaagd om te beraadslagen en haar verslag op te stellen.
Artikel 33.
Het verslag wordt door alle leden der Commissie geteekend. Indien een der leden weigert te teekenen, wordt hiervan melding gemaakt; het verslag blijft niettemin van kracht.
Artikel 34.
Het verslag der Commissie wordt in openbare zitting voor gelezen in tegenwoordigheid der agenten en raadslieden van de Partijen, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde. Een exemplaar van het verslag wordt aan iedere Partij gegeven.
Artikel 35.
Het verslag der Commissie, beperkt tot de vaststelling der feiten, heeft geenszins het karakter eener scheidsrechterlijke uitspraak. Het laat aan de Partijen eene algeheele vrijheid welk gevolg aan deze vaststelling zal gegeven worden.
Artikel 36.
Iedere Partij draagt Haar eigen kosten en een gelijk aandeel der kosten van de Commissie. [ 52 ]
TITEL IV.
OVER DE INTERNATIONALE ARBITRAGE.
HOOFDSTUK I.
Over de arbitrale rechtspraak.
Artikel 37.
Het doel der internationale arbitrage bestaat in bet beslechten van geschillen tusschen de Staten doOT rechters hunner keuze en op den grondslag van de eerbiediging van het recht.
Het gebruik maken van arbitrage sluit van zelf de verplichting in om zich te goeder trouw aan de uitspraak te onderwerpen
Artikel 38.
In geschillen van rechtskundigen aard, en in de eerste plaats, in kwestiën van uitlegging en toepassing van internationale verdragen, wordt de arbitrage door de verdragsluitende Mogendheden erkend als het meest afdoende en tevens het meest billijke middel om de geschillen te beslechten, die langs diplomatieken weg niet zijn opgelost.
Dientengevolge zou het wenschelijk zijn dat de verdragsluitende Mogendheden, in geschillen over de bovengenoemde kwestien, eventueel gebruik maakten van arbitrage, voor zoover de omstandigheden zulks zouden toelaten.
Artikel 39.
Het arbitrageverdrag wordt gesloten voor reeds bestaande of voor in de toekomst mogelijke geschillen.
Het kan alle geschillen betreffen, of uitsluitend de geschillen van eene bepaalde soort.
Artikel 40.
Afgescheiden van de algemeene of bijzondere verdragen, die thans de verplichting tot het inroepen van arbitrage voor de verdragsluitende Mogendheden inhouden, behouden deze Mogendheden zich voor om nieuwe, algemeene of bijzondere verdragen te sluiten, ten einde de verplichte arbitrage uit te breiden tot alle gevallen, die zij zullen meenen daaraan te kunnen onderwerpen. [ 53 ]
HOOFDSTUK II.
Over het Permanente Hof van Arbitrage.
Artikel 41.
Ter bevordering van het onmiddellijk gebruik maken van arbitrage bij internationale geschillen, die niet langs diplomatieken weg konden worden beslecht, verbinden de verdragsluitende Mogendheden zich het Permanente Hof van Arbitrage, zooals dat is ingericht door de Eerste Vredesconferentie, in stand te houden zóó, dat het ten allen tijde toegankelijk is en dat het, behoudens beding van het tegendeel, tusschen de Partijen werkt overeenkomstig de procesregels in dit Verdrag vervat.
Artikel 42.
Het Permanente Hof is bevoegd voor alle gevallen van arbitrage, tenzij de Partijen overeengekomen zijn eene bijzondere rechtsmacht in te stellen.
Artikel 43.
Het Permanente Hof van Arbitrage heeft zijnen zetel te 's Gravenhage.
Een Internationaal Bureau dient het Hof tot griffie; mededeelingen betreffende de vergaderingen van het Hof geschieden door tusschenkomst van dit Bureau; het bewaart het archief en beheert alle administratieve zaken.
De verdragsluitende Mogendheden verbinden zich aan het Bureau zoodra mogelijk een voor eensluidend verklaarden afdruk te doen toekomen van iedere tusschen haar tot stand gekomen arbitragebepaling en van iedere arbitrale uitspraak haar betreffende en door eene bijzondere rechtsmacht gewezen.
Zij verbinden zich aan het Bureau eveneens mededeeling te doen van de wetten, reglementen en bescheiden, waaruit bij voorkomende gelegenheden blijkt van de uitvoering der door het Hof gewezen uitspraken.
Artikel 44.
Iedere verdragsluitende Mogendheid wijst ten hoogste vier personen aan van erkend gezag in de vragen van internationaal recht, de hoogste achting als mensch genietende en bereid om de taak van arbiter te aanvaarden.
De aldus aangewezen personen worden, in hoedanigheid van [ 54 ]Leden van liet Hof, ingeschreven op eene lijst, die door de zorgen van het Bureau aan al de verdragsluitende Mogendheden wordt medegedeeld.
Iedere wijziging in de lijst der arbiters wordt, door de zorgen van het Bureau, ter kennis van de verdragsluitende Mogendheden gebracht.
Twee of meer Mogendheden kunnen zich verstaan over de gemeenschappelijke aanwijzing van een of meer Leden.
Dezelfde persoon kan door verschillende Mogendheden worden aangewezen.
De Leden van het Hof worden benoemd voor een tijdvak van zes jaren. Hun mandaat kan worden vernieuwd.
In geval van overlijden of aftreding van een Lid van het Hof wordt in zijne vervanging voorzien op de wijze, vastgesteld voor zijne benoeming en voor een nieuw tijdvak van zes jaren.
Artikel 45.
Wanneer de verdragsluitende Mogendheden zich tot het Permanente Hof willen wenden ter beslechting van een tusschen haar gerezen geschil, moet de keuze der arbiters, geroepen om de Rechtbank te vormen, bevoegd tot uitspraak over dat geschil, geschieden uit de algemeene lijst der Leden van het Hof.
Bij gebreke van samenstelling der arbitrale Rechtbank door overeenstemming van Partijen, wordt gehandeld op de volgende wijze:
Partij benoemt twee arbiters, waarvan slechts één Haar onderdaan kan zijn of kan worden gekozen uit hen, die door Haar als Leden van het Permanente Hof zijn aangewezen.
Deze arbiters kiezen te samen eenen opperarbiter.
Bii staking van stemmen wordt de keus van den opperarbiter toevertrouwd aan eene derde Mogendheid, door Partijen in gemeen overleg aangewezen.
Indien hieromtrent geene overeenstemming verkregen wordt, wijst iedere Partij eene verschillende Mogendheid aan en de keuze van den opperarbiter geschiedt in gemeen overleg door de aldus aangewezen Mogendheden.
Indien in den tijd van twee maanden, deze twee Mogendheden niet tot overeenstemming zijn kunnen geraken, stelt ieder van haar twee candidaten voor, die worden genomen uit de lijst der Leden van het Permanente Hof, buiten de Leden, welke door de Partijen zijn aangewezen en die niet onderdanen van een Harer zijn. Het lot bepaalt welke der beide aldus voorgestelde candidaten, de opperarbiter is. [ 55 ]
Artikel 46.
Zoodra de Rechtbank is samengesteld, geven de Partijen aan het Bureau kennis van Haar besluit om zich tot het Hof te wenden, van den tekst van haar compromis en van de namen der arbiters.
Het Bureau deelt onverwijld aan iederen arbiter het compromis en de namen der andere Leden der Rechtbank mede. De Rechtbank komt bijeen op den dag, door de Partijen vastgesteld. Het Bureau draagt zorg voor hare installatie.
De Leden der Rechtbank genieten, in de uitoefening hunner bediening en buiten hun vaderland, de diplomatieke voorrechten en vrijdommen.
Artikel 47.
Het Bureau is bevoegd zijne lokalen en zijne inrichting ter beschikking te stellen van de verdragsluitende Mogendheden, ten behoeve der uitoefening van iedere bijzondere arbitrale uitspraak.
De rechtsmacht van het Permanente Hof kan, onder de in de reglementen voorgeschreven voorwaarden, uitgebreid worden tot geschillen ontstaan tusschen niet verdragsluitende Mogendheden onderling of tusschen verdragsluitende Mogendheden en niet verdragsluitende Mogendheden, indien de Partijen zijn overeengekomen zich tot deze rechtsmacht te wenden.
Artikel 48.
De verdragsluitende Mogendheden beschouwen het als een plicht om, in geval een ernstig geschil tusschen twee of meer van haar zou dreigen uit te breken, deze er aan te herinneren dat het Permanente Hof voor haar openstaat.
Dientengevolge verklaren zij dat, niet anders dan als handelingen, vallende onder het begrip van goede diensten, kunnen worden beschouwd zoowel de herinnering aan de bepalingen van dit Verdrag aan de Partijen in geschil, als de Haar gegeven raad, verstrekt in het hooger belang van den vrede, om zich te wenden tot het Permanente Hof.
In geval van geschil tusschen twee Mogendheden, kan eene van haar steeds tot het Internationale Bureau eene nota richten houdende hare verklaring dat zij bereid zonde zijn het geschil aan eene arbitrage te onderwerpen.
Het Bureau moet deze verklaring onmiddellijk ter kennis van de andere Mogendheid brengen. [ 56 ]
Artikel 49.
De Permanente Raad van Beheer, samengesteld uit de te 's Gravenhage geaccrediteerde diplomatieke vertegenwoordigers der verdragsluitende Mogendheden en den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken, die het voorzitterschap bekleedt, heeft het beheer van en het toezicht op het Internationale Bureau.
Die Raad stelt zijn reglement van orde, alsmede alle andere noodige reglementen vast.
Hij beslist alle administratieve vragen, die zouden kunnen ontstaan aangaande de werking van het Hof.
Hij heeft de uitsluitende beslissing omtrent de benoeming, de schorsing of het ontslag der ambtenaren of beambten van het Bureau.
Hij stelt de traktementen en bezoldigingen vast en houdt toezicht op de algemeene uitgaven.
De tegenwoordigheid van negen leden in de behoorlijk opgeroepen vergaderingen is voldoende voor den Raad om geldige beslissingen te kunnen nemen. De beslissingen worden met meerderheid van stemmen genomen.
De Raad deelt de door hem vastgestelde reglementen onverwijld mede aan de verdragsluitende Mogendheden. Hij doet haur ieder jaar een verslag toekomen over de werkzaamheden van het Hof, over den gang van den administratieven dienst en over de uitgaven. Het verslag bevat eveneens een overzicht van den zakelijken inhoud der bescheiden, door de Mogendheden ingevolge artikel 43, lid 3 en 4, aan het Bureau medegedeeld.
Artikel 50.
De kosten van het Bureau worden gedragen door de verdragsluitende Mogendheden in de verhouding, vastgesteld voor het Internationale Bureau der Algemeene Postvereeniging.
De kosten komende ten laste der toetredende Mogendheden, worden gerekend van den dag, waarop hare toetreding gevolg heeft.
HOOFDSTUK III.
Van de arbitrale rechtspleging.
Artikel 51.
Ten einde de ontwikkeling der arbitrage te bevorderen, hebben de verdragsluitende Mogendheden de volgende regelen [ 57 ]vastgesteld, die toepasselijk zijn op de arbitrale rechtspleging, voor zoover de Partijen niet omtrent andere regelen zijn overeengekomen.
Artikel 52.
De Mogendheden, die gebruik maken van arbitrage teekenen een compromis, waarin zijn omschreven het voorwerp van het geding, de termijn binnen welken de arbiters moeten worden genoemd, de vorm, de opeenvolging en de termijnen, waarbinnen de mededeeling bedoeld door artikel 63 moet worden gedaan, en het bedrag der geldsom, die iedere Partij heeft te deponeeren als voorschot voor de kosten.
Het compromis bepaalt eveneens, zoo noodig, de wijze van benoeming der arbiters, de eventueele bijzondere bevoegdheden der Rechtbank, haren zetel, de taal, waarvan zij gebruik maakt, als die, waarvan het gebruik toegelaten is te haren overstaan en in het algemeen alle voorwaarden, waaromtrent de Partijen zijn overeengekomen.
Artikel 53.
Het Permanente Hof is bevoegd het compromis op te stellen, indien de Partijen het eens zijn zulks aan het Hof over te laten.
Het is daartoe eveneens bevoegd, zelfs indien het daartoe strekkend verzoek slechts door ééne der Partijen is gedaan, nadat vergeefs getracht is lungs diplomatieken weg tot overeenstemming te komen, wanneer het geldt:
1º. een geschil dat valt binnen een algemeen arbitrageverdrag dat is gesloten of hernieuwd, nadat dit verdrag in werking is getreden en dat voor elk geschil een compromis voorziet en voor het opstellen van dat compromis noch uitdrukkelijk, noch stilzwijgend de bevoegdheid van het Hof uitsluit. Evenwel kan niet van het Hof worden gebruik gemaakt, indien de andere Partij verklaart, dat naar Hare meening het geschil niet behoort tot die soort van geschillen, die aan verplichte arbitrage zijn te onderwerpen, tenzij het arbitrageverdrag aan de arbitrale Rechtbank de bevoegdheid toekent deze voorvraag te beslissen;
2º. een geschil, dat zijn oorsprong vindt in schulden uit overeenkomst die, als zijnde verschuldigd aan hare onderdanen, door eene Mogendheid van eene andere worden opgevorderd en voor welks oplossing het aanbod van arbitrage is aanvaard. Deze bepaling is niet toepasselijk, indien de aanvaarding is vastgeknoopt geworden aan de voorwaarde, dat het compromis op eene andere wijze zou worden vastgesteld. [ 58 ]
Artikel 54.
In de gevallen bij het voorgaande artikel voorzien, wordt het compromis vastgesteld door eene Commissie samengesteld uit vijf leden, aangewezen op de wijze voorzien in artikel 45, lid 3 tot 6.
Het vijfde lid is van rechtswege Voorzitter der Commissie.
Artikel 55.
De arbitrale werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan eenen enkelen arbiter of aan meerdere arbiters, door de Partijen naar goedvinden aangewezen of door Haar gekozen uit de Leden van het bij dit Verdrag ingestelde Permanente Hof van Arbitrage.
Bij gebreke van samenstelling der Rechtbank door overeenkomst van de Partijen, wordt gehandeld op de wijze aangegeven in artikel 45, lid 3 tot 6.
Artikel 56.
Wanneer een Souverein of het Hoofd van een Staat tot arbiter wordt gekozen, wordt de arbitrale rechtspleging door Hem geregeld.
Artikel 57.
De opperarbiter is van rechtswege Voorzitter van de Rechtbank.
Wanneer in de Rechtbank geen opperarbiter zitting heeft, benoemt Zij zelve haren Voorzitter.
Artikel 58.
In geval het compromis wordt vastgesteld door eene Commissie als bedoeld in artikel 54, en behoudens beding van het tegendeel vormt de Commissie zelf de arbitrale Rechtbank.
Artikel 59.
In geval van overlijden, ontslag of verhindering, om welke reden ook, van een der arbiters, wordt in zijne vervanging voorzien op de wijze, voor zijne benoeming vastgesteld.
Artikel 60.
Bij gebreke van aanwijzing door de Partijen, zetelt de Rechtbank te 's Gravenhage.
De Rechtbank kan slechts zetelen op het gebied eener derde Mogendheid met toestemming van deze.
De zetel, eenmaal vastgesteld, kan door de Rechtbank slechts worden verplaatst met toestemming van de Partijen. [ 59 ]
Artikel 61.
Indien het compromis de te gebruiken talen niet heeft bepaald, wordt dienomtrent beslist door de Rechtbank.
Artikel 62.
De Partijen hebben het recht bij de Rechtbank bijzondere agenten te benoemen, met de opdracht als tusschenpersoon te dienen tusschen Haar en de Rechtbank.
Bovendien zijn Zij gemachtigd door Haar te dien einde benoemde raadslieden of advokaten te belasten met de verdediging Harer rechten en belangen voor de Rechtbank.
De Leden van het Permanente Hof mogen de werkzaamheden van agent, raadsman of advokaat niet uitoefenen, dan ten behoeve van de Mogendheid, die hen tot Leden van het Hof heeft benoemd.
Artikel 63.
De arbitrale rechtspleging bestaat in den regel uit twee onderscheiden deelen: de schriftelijke instructie en de debatten.
De schriftelijke instructie bestaat in de mededeeling door de wederzijdsche agenten aan de leden van de Rechtbank en aan de Tegenpartij van de memories, de contra-memories en zoo noodig van de replieken; de Partijen voegen daarbij alle stukken en bescheiden, waarop in het geding een beroep is gedaan. Deze mededeeling heeft plaats rechtstreeks of door tusschenkomst van het Internationale Bureau, in de volgorde en binnen de termijnen door het compromis vastgesteld.
De termijnen door het compromis bepaald kunnen door de Partijen bij wederzijdsch goedvinden of door de Rechtbank, wanneer deze zulks noodig oordeelt om tot eene juiste uitspraak te komen, worden verlengd.
De debatten bestaan in de mondelinge uiteenzetting der middelen van de Partijen voor de Rechtbank.
Artikel 64.
Elk stuk door eene der Partijen in het geding gebracht, moet in voor eensluidend verklaard afschrift aan de andere Partij worden medegedeeld.
Artikel 65.
Behoudens bijzondere omstandigheden, komt de Rechtbank eerst bijeen na het sluiten der instructie. [ 60 ]
Artikel 66.
De debatten worden door den Voorzitter geleid. Zij zijn niet openbaar dan krachtens eene beslissing van de Rechtbank, met toestemming van de Partijen genomen.
Zij worden nedergelegd in processen-verbaal, opgesteld door Secretarissen, die de Voorzitter benoemt. Deze processen-verbaal worden onderteekend door den Voorzitter en door een der Secretarissen; zij alleen hebben authentiek karakter.
Artikel 67.
Na sluiting der instructie heeft de Rechtbank de bevoegdheid van het debat uit te sluiten alle nieuwe akten of bescheiden, die eene der Partijen haar zou willen voorleggen zonder toestemming der Tegenpartij.
Artikel 68.
De Rechtbank blijft vrij acht te slaan op de nieuwe akten of bescheiden, waarop de agenten of raadslieden der Partijen Hare aandacht mochten vestigen.
In dat geval heeft de Rechtbank de bevoegdheid de overlegging dier akten en bescheiden te vorderen, behoudens de verplichting daarvan aan de Tegenpartij kennis te geven.
Artikel 69.
De Rechtbank kan bovendien van de agenten der Partijen overlegging van alle akten vorderen, en alle noodige ophelderingen vragen. In geval van weigering neemt de Rechtbank daarvan akte.
Artikel 70.
De agenten en raadslieden van de Partijen zijn bevoegd mondeling aan de Rechtbank alle middelen voor te dragen, die zij nuttig oordeelen tot verdediging hunner zaak.
Artikel 71.
Zij hebben het recht excepties en incidenten op te werpen. De beslissingen van de Rechtbank op die punten zijn onherroepelijk en kunnen tot geene verdere geschilvoering aanleiding geven.
Artikel 72.
De Leden van de Rechtbank hebben de bevoegdheid aan de agenten en raadslieden van de Partijen vragen te stellen en hun over twijfelachtige punten ophelderingen te vragen. [ 61 ]
De door de Leden van de Rechtbank gedurende den loop der debatten gedane vragen of opmerkingen kunnen niet beschouwd worden als de uitdrukking der meeningen dier Rechtbank in het algemeen of van hare Leden in het bijzonder.
Artikel 73.
De Rechtbank is gemachtigd hare bevoegdheid te bepalen door uitlegging van het compromis, alsmede van de andere akten en documenten, die in de zaak kunnen worden ingeroepen, en door toepassing der beginselen van het recht.
Artikel 74.
De Rechtbank heeft het recht reglementaire bepalingen vast te stellen voor de leiding van het geding, de vormen, opeenvolging en termijnen te bepalen, waarin iedere Partij hare eindconclusien moet nemen en alle formaliteiten, door de bewijsvoering geëischt, in acht te doen nemen.
Artikel 75.
De Partijen verbinden zich, in zoo groote mate als Zij mogelijk achten, aan de Rechtbank alle middelen te verschaffen noodig om tot eene beslissing van het geschil te komen.
Artikel 76.
Voor alle kennisgevingen, die de Rechtbank zou kunnen te doen hebben op het gebied eener derde verdragsluitende Mogendheid wendt de Recatbank zich rechtstreeks tot de Regeering dezer Mogendheid. Hetzelfde geschiedt, indien het geldt ter plaatse te doen overgaan tot het verzamelen van alle bewijsmiddelen.
De daartoe gedane verzoeken worden uitgevoerd volgens de middelen, waarover de Mogendheid tot wie het verzoek gericht is krachtens hare binnenlandsche wetgeving beschikt. Zij kunnen slechts worden geweigerd, indien deze Mogendheid ze van dien aard oordeelt, dat zij op hare Souvereiniteit of hare veiligheid inbreuk zouden kunnen maken.
De Rechtbank heeft eveneens steeds de bevoegdheid de tusschenkomst in te roepen der Mogendheid, op wier gebied Zij Haren zetel heeft.
Artikel 77.
Wanneer de agenten en raadslieden van de Partijen tot staving hunner zaak, alle ophelderingen en bewijzen hebben te berde gebracht, sluit de Voorzitter de debatten. [ 62 ]
Artikel 78.
De beraadslagingen der Rechtbank hebben plaats met gesloten deuren en blijven geheim.
Iedere beslissing wordt genomen bij meerderheid van de stemmen van Hare leden.
Artikel 79.
De arbitrale uitspraak wordt met redenen omkleed. Zij vermeldt de namen der arbiters; zij wordt onderteekend door den Voorzitter en door den griffier of door den secretaris, die dienst doet als griffier.
Artikel 80.
De uitspraak wordt in openbare zitting voorgelezen, in tegenwoordigheid der agenten en raadslieden van de Partijen, of deze behoorlijk opgeroepen zijnde.
Artikel 81.
De uitspraak, behoorlijk uitgesproken en ter kennis gebracht van de agenten der Partijen, beslist het geschil voor goed en zonder beroep.
Artikel 82.
Het geschil, dat tusschen de Partijen zou kunnen rijzen, nopens de uitlegging en de uitvoering van het vonnis, wordt, behoudens beding van het tegendeel, aan de Rechtbank die het heeft uitgesproken ter beslissing onderworpen.
Artikel 83.
De Partijen kunnen zich in het compromis de bevoegdheid voorbehouden om van de arbitrale uitspraak revisie aan te vragen.
In dat geval, en behoudens beding van het tegendeel, moet de aanvraag gericht worden tot de Rechtbank, die de uitspraak heeft gewezen. Zij kan enkel gegrond zijn op de ontdekking van een nieuw feit, dat eenen beslissenden invloed op de uitspraak zou kunnen gehad hebben en dat, bij de sluiting der debatten, onbekend was aan de Rechtbank zelf en aan de Partij, die de revisie heeft aangevraagd.
De procedure van revisie kan slechts geopend worden door eene uitspraak der Rechtbank, waarbij uitdrukkelijk het bestaan van het nieuwe feit wordt vastgesteld, de eigenschappen, in [ 63 ]het vorige lid vermeld, daaraan worden toegekend en op dien grond de aanvraag ontvankelijk wordt verklaard.
Het compromis bepaalt den termijn, binnen welken de aanvraag tot revisie moet worden gedaan.
Artikel 84.
De arbitrale uitspraak is slechts verbindend voor de Partijen in geschil.
Wanneer het de uitlegging van een verdrag betreft, waaraan andere Mogendheden dan de Partijen in geschil deel hebben, genomen, waarschuwen deze tijdig alle Mogendheden die onderteekend hebben. Ieder dezer Mogendheden heeft het recht in het geding tusschen beide te komen. Zoo eene of meer van haar van die bevoegdheid hebben gebruik gemaakt, is de uitlegging in de uitspraak vervat, ook te haren aanzien verbindend.
Artikel 85.
Iedere Partij draagt hare eigen kosten en een gelijk aandeel in de kosten der Rechtbank.
HOOFDSTUK IV.
Van de summiere arbitrale rechtspleging.
Artikel 86.
Ten einde de werking der arbitrale rechtspraak te vergemakkelijken, wanneer het betreft geschillen, die naar hunnen aard eene summiere rechtspleging gedoogen, stellen de verdragsluitende Mogendheden de volgende regelen vast, die bij gebreke van afwijkende bedingen worden opgevolgd en onder voorbehoud c, q, van de toepassing der bepalingen van Hoofdstuk III, die er niet mede in strijd zouden zijn.
Artikel 87.
Ieder van de Partijen in geschil benoemt eenen arbiter. De beide aldus aangewezen arbiters kiezen eenen opperarbiter. Indien zij het hieromtrent niet eens kunnen worden, stelt ieder van hen twee candidaten voor, genomen uit de algemeene lijst der Leden van het Permanente Hof, buiten de Leden door ieder der Partijen zelve aangewezen en die niet onderdanen van een Harer zijn; het lot beslist welke der aldus voorgestelde candidaten opperarbiter is. [ 64 ]
De opperarbiter is Voorzitter der Rechtbank, die Hare beslissingen neemt met meerderheid van stemmen.
Artikel 88.
Bij gemis aan voorafgaande afspraak daaromtrent bepaalt de Rechtbank, zoodra Zij is samengesteld, den termijn, waarbinnen de beide Partijen Hare memoriën aan Haar moeten overleggen.
Artikel 89.
Iedere Partij wordt voor de Rechtbank vertegenwoordigd door eenen agent, die als tusschenpersoon dient tusschen de Rechtbank en de Regeering, die hem heeft benoemd.
Artikel 90.
De rechtspleging heeft uitsluitend schriftelijk plaats. Evenwel heeft iedere Partij het recht de verschijning van getuigen en deskundigen te vragen. De Rechtbank heeft van Hare zijde de bevoegdheid mondelinge uitleggingen te vragen aan de agenten der twee Partijen, alsmede aan de deskundigen en getuigen, waarvan zij de verschijning nuttig oordeelt.
TITEL V.
SLOTBEPALINGEN.
Artikel 91.
Dit Verdrag, behoorlijk bekrachtigd, vervangt in de betrekkingen tusschen de verdragsluitende Mogendheden het Verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen van 29 Juli 1899.
Artikel 92.
Dit Verdrag zal zoo spoedig mogelijk worden bekrachtigd.
De akten van bekrachtiging zullen te 's Gravenhage worden nedergelegd.
De eerste nederlegging van akten van bekrachtiging zal geconstateerd worden door een proces-verbaal, geteekend door de vertegenwoordigers der Mogendheden, die er aan deelnemen en door den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken.
De latere nederleggingen van akten van bekrachtiging zullen plaats hebben door middel van eene geschreven kennisgeving, [ 65 ]gericht aan de Nederlandsche Regeering en vergezeld van het instrument van bekrachtiging.
Een voor eensluidend verklaarde afdruk van het procesverbaal betrekkelijk de eerste nederlegging van akten van bekrachtiging, van de in het voorgaande lid vermelde kennisgevingen, alsmede van de instrumenten van bekrachtiging, zal door de zorgen der Nederlandsche Regeering en langs diplomatieken weg onmiddellijk worden overgemaakt aan de Mogendheden, uitgenoodigd tot de Tweede Vredesconferentie, alsmede aan de andere Mogendheden, die tot het Verdrag zullen zijn toegetreden. In de gevallen in het voorgaande lid bedoeld, zal genoemde Regeering haar tegelijkertijd doen weten den datum, waarop Zij de kennisgeving ontvangen heeft.
Artikel 93.
De Mogendheden, die niet onderteekend hebben en die zijn uitgenoodigd geworden tot de Tweede Vredesconferentie, kunnen tot dit Verdrag toetreden.
De Mogendheid, die wenscht toe te treden, geeft van hare bedoeling schriftelijk kennis aan de Nederlandsche Regeering, onder overmaking der akte van toetreding, die in de archieven van genoemde Regeering wordt nedergelegd.
Deze Regeering doet onmiddellijk aan alle andere tot de Tweede Vredesconferentie uitgenoodigde Mogendheden een voor eensluidend verklaarden afdruk toekomen van de kennisgeving, alsmede van de akte van toetreding, daarbij aangevende den datum, waarop Zij de kennisgeving heeft ontvangen.
Artikel 94.
De voorwaarden waaronder de Mogendheden, die niet tot de Tweede Vredesconferentie zijn uitgenoodigd geworden, tot dit Verdrag kunnen toetreden, maken het onderwerp uit van eene nadere schikking tusschen de verdragsluitende Mogendheden.
Artikel 95.
Dit Verdrag treedt voor de Mogendheden, die aan de eerste nederlegging van akten van bekrachtiging hebben deelgenomen, zestig dagen na de dagteekening van het proces-verbaal dezer nederlegging in werking en voor de Mogendheden, die later de akte van bekrachtiging nederleggen of toetreden, zestig dagen nadat de kennisgeving der nederlegging van hare akten van bekrachtiging of van hare toetreding door de Nederlandsche Regeering, is ontvangen. [ 66 ]
Artikel 96.
Indien het gebeurde, dat eene der verdragsluitende Mogendheden dit Verdrag mocht willen opzeggen, wordt deze opzegging schriftelijk ter kennis gebracht van de Nederlandsche Regeering, die onmiddellijk een voor eensluidend verklaarden afdruk der kennisgeving doet toekomen aan alle andere Mogendheden en haar daarbij doet weten den datum, waarop Zij haar ontvangen heeft.
De opzegging heeft slechts gevolg ten opzichte der Mogendheid die er van kennis heeft gegeven en één jaar nadat de kennisgeving er van de Nederlandsche Regeering heeft bereikt.
Artikel 97.
Een register, gehouden door het Nederlandsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken, wijst aan den datum der nederlegging van de akten van bekrachtiging, geschied ingevolge artikel 92, lid 3 en 4, alsmede den datum, waarop de kennisgevingen van toetreding (artikel 93, lid 2) of van opzegging (artikel 96, lid 1) zijn ontvangen.
ledere verdragsluitende Mogendheid is bevoegd kennis te nemen van dit register en er voor eensluidend verklaarde uittreksels uit te vragen.
Ten blijke waarvan de Gevolmachtigden dit Verdrag van hunne onderteekeningen hebben voorzien.
Gedaan te 's-Gravenhage, den achttienden October een duizend negen honderd en zeven, in enkelvoudig exemplaar, dat nedergelegd blijft in de archieven der Nederlandsche Regeering en waarvan voor eensluidend verklaarde afdrukken langs diplomatieken weg aan de verdragsluitende Mogendheden worden overgemaakt.
(Zie de onderteekeningen onder den tekst van het verdrag.)