Naar inhoud springen

Voorwaarts/Jaargang 3/Nummer 781/Dadaïstische spijkers

Uit Wikisource
Dadaïstische spijkers
Auteur(s) Anoniem, Theo van Doesburg, Charivarius, Ant. Bon.
Datum Donderdag 8 februari 1923
Titel Spijkers op laag water. Dadaïstische spijkers
Krant Voorwaarts
Jg, nr 3, 781
Editie, pg [Dag], tweede blad, [2]
Brontaal Nederlands
Bron delpher.nl
Auteursrecht Publiek domein

Spijkers op laag water.

DADAISTISCHE SPIJKERS.

Ersatz van Charivarius.

      Charivarius heeft in de groene „Amsterdammer” ’t volgende „Nieuw-dadaïstische Rijm” opgedragen aan den schranderen schilder Theo van Doesburg.

      „Dada is een ladder zonder sporten.”

            Th. van Doesburg.

      (De 17-jarige burchtvrouw Kunigond, groengelokt en met prachtige geribde oogen is ingesluimerd op een telefoondraad. Ridder Deodaad staat, met zijn kunstgebit in de eene en een driesnijdend zwaard in de andere hand, op het linker voorwiel van den electrischen trein, die dwars er onder door achteruit snelt. Pikzwarte stoom verdwijnt in de veiligheidsklep, en Deodaat fluit, tokkelend op een mondharmonica, terwijl hem het klamme angstzweet tegen de wangen opkronkelt, Kunigond tweestemmig toe:)

      O, Kunigond! O Kunigond!
      Heel mijn genezen minnewond!
      Ontwaak, zoodat uw boezem ziet
      Den drieklank van mijn liefdelied!
      De smartgeur van mijn grooten teen
      Juicht door den nacht der eeuwen heen.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      Slaap door, en kijk terwijl in ’t rond:
      Ziet, hoe de heete regen schijnt,
      Hoe druipend kil de zon verdwijnt
      De krijtrots ruischt, de beek verwelkt,
      Terwijl de boer zijn kiekens melkt.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      De plek, waar eens ons graf op stond,
      Snelt henen in onbluschbren vaart,
      De wurmen fladdren hoog bij d’aard,
      De leeuw beklimt den torenklok,
      Onwrikbaar, in gestaag geschok.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      Mijn oogen puilen uit mijn mond,
      ’k Druk in mijn schedel haar op haar,
      En ’k pers mijn ooren op elkaar;
      Hoort hoe ’k, den brauw bedekt van ’t schuim,
      Mijn tranen wegpink met mijn duim.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      De sneeuwlaag dondert, kakelbont,
      Als, lonkend naar uw Deodaat,
      Uw rechter neusgat opengaat,
      Hier sta ik, in partait amour!
      (Ik zelf niet, maar mijn oudste broer.)

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      Hoog boven den beganen grond!
      Wen straks de telefoondraad breekt,
      Dan slaapt gij rustig door, dat spreekt.
      Maar ik klim, staande op mijn kop,
      Een sportenloozen ladder op.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      Wee! Godin Amor schiet zijn lont,
      Ruik hoe, terwijl gij wordt geschaakt,
      Uw kleinzoon in vervoering raakt,
      Onz’ ouders, die in ’t water staan,
      Zien ons, twee arme wezen, gaan.

      O, Kunigond! O, Kunigond!
      Nu blaft de kat, en fluit de hond.
      Wij rennen toomeloos, maar vlug,
      Op liefdevleuglen, rug-aan-rug,
      Om met uw bruid, gelijk de vlieg,
      Den dood t’ hervinden in den wieg.

      (Dit Rijm mag op dadaïstische avonden gratis voorgedragen worden.)

Sport-Dada.

      Om met onzen tijd mee te gaan, heeft Het Sportblad een Dadaïst uitgenoodigd om een verslag te maken van den voetbalwedstrijd „Voorwaarts”–„Trap Dood”. Hij zou een beschrijving geven van den wedstrijd, zooals hij dien zag. Op verzoek beloofde hij echter zijn best te zullen doen om het verslag, zóó te maken, dat ook de weinige niet-Dadaïsten onder de lezers er althans iets van zouden kunnen snappen. Hieronder volgt het bewuste verslag:

            „Voorwaarts” had den toss gewonnen,
            En de keeper trapte af,
            Gaf den bal doof aan den referee,
            Die ’m een reuze-kanjer gaf.
            „Strafschop!” brulde Voorwaarts’ captain,
            Maar „Trap-Dood” nam kalm free-kick.
            Voorwaarts’ keeper zat te grienen
            En de referee bromde: „Stik!”

            Na een klein kwartiertje spelen
            Was de stand al twintig-tien.
            Alle spelers waren dronken:
            Niemand kon een bal meer zien.
            Toen het 31–0 stond,
            Werd een poosje gepauzeerd,
            Want het heele „Voorwaarts”-elftal
            Was ’m al een uur gesmeerd!

            Toen ze eindlijk weer begonnen,
            Was het omstreeks middernacht
            Bloedgeel rees de zon ter kimme
            En een kikker loeide zacht.
            „Hou je kop dicht!” riep de referee
            „Of ik zet den wedstrijd stop!”
            Maar een groote bladluis sloeg hem
            Met een goalpaal op z’n kop.

            Op de deklat zat een schelvisch
            Met een lintje aan z’n poot.
            „Voorwaarts” had de match gewonnen,
            Heel „Trap-Dood” lag in de sloot.
            Zie de maan schijnt door de boomen,
            Voetbalschoen, huzarensla.
            Driemaal dertien, rijst met krenten!
            Ha! Boeboe! Miauw! Dada!

                  p. c. c.

                  ANT. BON.

Echte Dada uit den Raad.

      Bovenstaande rijmen komen evenwel slechts in één opzicht met echte Dada overeen; ze zijn n.l. onzinnig.
      Alles wat onzinnig is, is nochtans geen dada. Immers de C. P. is geen dada. Brieven van Wilton ook niet.
      Wie kerngezonde dada’s maken wil, bezoeke de raadsvergaderingen. Wat denkt men b.v. van het volgende vaers, gedeclameerd door voorzitter van Aalten:

Dames hee Door loopen
ren de lijst
Aan de orde 58
is de 57
ver orde 56
ning 11 September
op de kuilen 1897
de kuilen Wenscht ie
in den Goud mand het
schen woord
rij weg voor de al
 
gemeene 7
be 8
schouwingen 9
Geen discus 10
sie? 11
Boem De
1 geheele
2 ver
3 orde
4 ning?
5 (éénmaal
6 twéémaal
U me andermaal)
neer Mol? Boem!!!
Boem!

Overige vindplaatsen

[bewerken]
  • Charivarius (27 januari 1923) ‘Serenade’, De Amsterdammer, nr. 2379, p. 2 (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (30 januari 1923) ‘Dada’, Het Vaderland, Ochtendblad, p. 3 (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (30 januari 1923) ‘Een dadaïstische „Serenade”’, De Zeeuw, [p. 3] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (31 januari 1923) ‘Een Dadaïstische „serenade”’, De Tijd, tweede blad, [p. 3] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charicarius [sic] (1 februari 1923) ‘Dada’, Dagblad van Noord-Brabant, eerste blad [p. 2] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (1 februari 1923) ‘Een Dadaïstische „serenade”’, De Amstelbode, Tweede Blad, [p. 2] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (2 februari 1923) ‘Een Dadaistische „serenade”’, Limburgsch Dagblad, [p. 2] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (3 februari 1923) ‘Een Dadaistische „serenade”’, Eindhovensch Dagblad, tweede blad, [p. 1] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (5 februari 1923) ‘Dada’, De Grondwet, [p. 3] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (6 februari 1923) ‘Een Dadaïstische „serenade”’, Nieuwe Tilburgsche Courant, Tweede Blad, [p. 2] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (8 februari 1923) ‘Een Dadaistische „serenade”’, Overijsselsch Dagblad, [eerste blad, p. 1] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (17 februari 1923) ‘Een dadaistische „Serenade!”’, Maas- en Scheldebode, Eerste Blad, [p. 2] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (27 februari 1923) ‘Serenade’, Bataviaasch Nieuwsblad, tweede blad, [p. 4] (gedeeltelijk).
  • Anoniem en Charivarius (27 februari 1923) ‘Serenade’, De Sumatra Post, tweede blad, [p. 1].
  • Anoniem en Charivarius (3 maart 1923) ‘Serenade’, De Preangerbode, Avond-editie, derde blad, [p. 1] (gedeeltelijk).