Naar inhoud springen

Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland/I-3

Uit Wikisource
TWEEDE TITEL. VAN DE WERKZAAMHEDEN VAN HET HOOG GEREGTSHOF VAN HET KONINGRIJK. Wetboek op de regterlijke instellingen en regtspleging in het koningrijk Holland * EERSTE BOEK (1809) door Overheid

DERDE TITEL. VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEREGTSHOVEN VAN APPÈL.

VIERDE TITEL. VAN DE WERKZAAMHEDEN DER VIERSCHAREN.
Uitgegeven in 's Gravenhage door Koninklijke Staatsdrukkerij.
[ 44 ]

DERDE TITEL.
VAN DE WERKZAAMHEDEN DER GEREGTSHOVEN VAN APPÈL.

EERSTE HOOFDSTUK.
REGTSMAGT EN VERDERE REGTEN EN PLIGTEN DER HOVEN.

Art. 219.

De geregtshoven van appèl oordeelen, bij wege van hooger beroep, over alle gewijsden van de vierſcharen en civiele [ 45 ]regtbanken, in criminele en civiele zaken (die van de middelen te lande daaronder begrepen), waarvan bij de onderſcheidene manieren van procederen zoodanig beroep is toegelaten.

Art. 220.

Behalve de judicature in cas d'appèl, oordelen de hoven bij uitſluiting ter eerſter inſtantie:

a. Over alle misdrijven, begaan door leden, procureurs des Konings, griffiers, ſecretarisſen en bedienden van de hoven, en door practizijns voor dezelve postulerende;
b. Over alle misdrijven door asſesſoren en ſrecretarisſen-generaal van de landdrosten, door kwartierdrosten, door lands ambtenaren, voor zoo verre dezelve niet aan de jurisdictie van het hoog geregtshof of een ander bijzonder regter zijn onderworpen, procureurs des Konings, departementale ambtenaren, ſchouten, en andere officieren van juſtitie, mitsgaders leden van gemeentebeſturen, in officio begaan, zelfs na het eindigen dier qualiteiten;
c. Over alle andere misdrijven, begaan door asſesſoren, ſecretarisſen-generaal van de landdrosten, of door kwartierdrosten, zoo lang die in de voorſchrevene betrekkingen zijn;
d. Over alle actiën en calanges tegen de opzieners, ontvangers, gaarders, derzelver adſiſtenten en bedienden, de hoofd- en mindere bedienden ter recherche, en verdere ambtenaren tot de invordering der middelen geſteld, ter zake van eenig exces, nalatigheid, misdrijf of conniventie in hunne bedieningen begaan; en
e. Over alle beleedigingen aan officieren en bedienden der hoven, in officio, aangedaan.

Art. 221.

Zij zijn wijders regters in het civiele, ter eerſter inſtantie, met betrekking tot zoodanige collegiën, perſonen en zaken, als waaromtrent zulks bij de manier van procederen uitdrukkelijk is bepaald, of nader, bij bijzondere wetten, bepaald zal worden. [ 46 ]

Art. 222.

De hoven oefenen ook regtsmagt over alle misdadigen, door de openbare aanklagers, dienaars en ſuppoosten van de hoven in derzelver departementen op heeter daad gearresteerd; voor zoo verre dezelve niet aan de privative jurisdictie van het hoog geregtshof, of een ander bijzonder regter, zijn onderworpen.

Art. 223.

Zij zijn bevoegd, indien bij eenene lageren criminelene regter of openbaren aanklager onder hun regtsgebied geen of geen genoegzaam onderzoek wegens eene misdaad wordt gedaan, door den procureur des Konings deswegens informatiën te doen beleggen, en dezelve te ſtellen in handen van de openbaren aanklager, of van den criminelen regter in die zaak bevoegd, ten einde daarin naar behooren worde geprocedeerd.

Art. 224.

De hoven zijn bevoegd de openbare aanklagers bij de vierſcharen onder hun resſort voor zich te ontbieden, om bij den hove of commisſarisſen mondeling te worden onderhouden, over alles wat tot hun ambt in het algemeen, of tot eene zaak in het bijzonder, betrekkelijk is; zij doen tegen dezelve, ingeval van ſtrafbare nalatigheid of exces in hunnen post, procederen.

Art. 225.

De hoven zijn te dien einde bevoegd, van de criminele regters, en de openbare aanklagers bij dezelve, opteëiſchen alle ſtukken, tot deze of gene zaak betrekkelijk, en tevens te vorderen volledige opgave van alles, wat in die zaken is gedaan.

Art. 226.

Indien civiele regtbanken nalatig zijn, om informatiën intewinnen omtrent misdaden, in derzelver districten voorgevallen, en ter harer kennisſe gebragt, of daarin de pligten te buiten gaan, zullen de hoven daaromtrent naar bevind van zaken disponeren.

Art. 227.

De hoven zijn geregtigd curatelen of confinementen te ordonneren, buiten vorm van proces, op verzoek van nabeſtaanden of ambtshalve, omtrent de perſonen hunner onderhoorigen, wegens zinneloosheid, verregaande verkwisting, dronkenſchap of andere buitenſporigheden.

Art. 228.

Zij zijn ook bevoegd tot het aanſtellen van ſequesters en [ 47 ]curators over inſolvente, afgeſtane, verlatene of onbeheerde boedels van hunne voorſchrevene onderhoorigen.

Art. 229.

Zij verleenen, na vereischt onderzoek, brieven van voorſchrijving aan het hoog geregtshof, ten behoeve van zoodanigen hunner onderhoorigen, welek aldaar willen verzoeken ſurcheance van betaling, en ſtellen, op derzelver offerte, hunnen boedel onder het opzigt en directie van eenigen uit de crediteuren, of andere perſonen, om, met en benevens de ſupplianten de zaken, daartoe ſpecterende, te beheeren en administreren, gedurende den tijd der ſurcheance.

Art. 230.

De hoven moeten zich reguleren naar de voorſchriften van het crimineel wetboek, van het wetboek Napoleon voor holland ingerigt, van de beſluiten, waarbij worden vastgeſteld de punten, om bij de dadelijke invoering dier wetboeken te worden nagekomen, en naar de manier van procederen.

Art. 231.

Ten opzigte der judicature over fraudes en contraventiën van de middelen te lande, en de wijze van regtspleging daarin te houden, volgen zij de ordonnantiën, daarop gemaakt of nog te maken.

Alle actiën, daartoe betrekkelijk, zullen op eene afzonderlijke rolle gebragt worden.

Art. 232.

Zij zijn verpligt te dienen van berigt, of van onderrigting en conſideratiën, aan het hoog geregtshof, wanneer zulks wordt gevorderd; gelijk mede aan zoodanige andere collegiën of ambtenaren, welke tot het requireren van dit een of ander bevoegd zijn.

Art. 233.

Zij zorgen evenwel in die zaken, waarover zij nog als regters zouden kunnen moeten fungeren, zich te houden in hun geheel; en zoo min mogelijk, te openbaren zaken, welke de dienst der juſtitie vordert geheim te houden, mits daarvan tevens kennis gevende.

Art. 234.

Zij zijn verpligt, wanneer hun eenige misdaden voorkomen, waarvan de kennisneming zoude behooren aan eenen anderen criminelen regter in dit rijk, de beſcheiden daartoe betrekkelijk, of kopijen authentiek van dezelve, aan dien regter toetezenden, ten einde bij dezen nader onderzoek kan worden gedaan; en zullen de hoven, indien iemand gearresteerd is, denzelven aan hen regter aanbieden, en inmiddels in goede bewaring houden.