Wetboek van Strafrecht Suriname (misdrijven tegen de waardigheid van het staatshoofd)
← Misdrijven tegen de veiligheid van de staat | Wetboek van Strafrecht Suriname (2005) door Overheid | Misdrijven tegen hoofden en vertegenwoordigers van bevriende staten → |
TITEL II[1]
MISDRIJVEN TEGEN DE WAARDIGHEID VAN HET STAATSHOOFD
Artikel 146[2]
Vervallen.
Artikel 147[3]
Vervallen.
Artikel 148[4]
Vervallen.
Artikel 149[5]
Elke feitelijke aanranding van de persoon van het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd, die niet valt in een zwaardere strafbepaling wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.
Artikel 150[6]
Vervallen.
Artikel 151[7]
Vervallen.
Artikel 152[8]
BELEDIGING STAATSHOOFD/WAARNEMEND STAATSHOOFD
Opzettelijke belediging het Staatshoofd of het waarnemend Staatshoofd aangedaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijf jaren of een geldboete van ten hoogste duizend gulden.
Artikel 153[9]
Hij die een geschrift of afbeelding, waarin een belediging voorkomt voor het Staatshoofd [ 37 ]of het waarnemend Staatshoofd, verspreidt, openlijk ten toon stelt of aanslaat of, om verspreid, openlijk tentoongesteld of aangeslagen te worden, in voorraad heeft, wordt, indien hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat in het geschrift of de afbeelding zodanige belediging voorkomt, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.
Met dezelfde straf wordt gestraft hij die, met gelijke wetenschap of een gelijke reden tot vermoeden, de inhoud van een zodanig geschrift openlijk ten gehore brengt.
Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel, in zijn beroep begaat en er, tijdens het plegen van het misdrijf, nog geen twee jaren zijn verlopen, sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens een van deze misdrijven onherroepelijk is geworden, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
Artikel 154[10]
Bij veroordeling wegens het in artikel 149 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.
Bij veroordeling wegens het in artikel 152 omschreven misdrijf, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-3 vermelde rechten worden uitgesproken.
- ↑ Gew. bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Vervallen bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Vervallen bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Vervallen bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Gew. bij S.B. 1984 no. 17. Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25.
- ↑ Vervallen bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Vervallen bij S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Gew. bij S.B. 1984 no. 17; Zie Verbeterblad S.B. 1984 no. 25.
- ↑ Gew. bij G.B. 1939 no. 50, S.B. 1984 no. 17.
- ↑ Gew. bij S.B. 1984 no. 17.