Wetboek van Strafrecht Suriname (misdrijven waardoor de algemene veiligheid van personen of goederen wordt in gevaar gebracht)

Uit Wikisource
[ 48 ]

TITEL VII
MISDRIJVEN WAARDOOR DE ALGEMENE VEILIGHEID VAN PERSONEN OF GOEDEREN WORDT IN GEVAAR GEBRACHT

Artikel 207

Hij die opzettelijk brand sticht, een ontploffing teweegbrengt of een overstroming veroorzaakt, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3o. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 208

Hij aan wiens schuld brand, ontploffing of overstroming te wijten is, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 209

Hij die opzettelijk, bij of in het vooruitzicht van brand, blusgereedschappen of blusmiddelen wederrechtelijk verbergt of onbruikbaar maakt, of op enige wijze de blussing van brand verhindert of belemmert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 210

Hij die opzettelijk, bij of in het vooruitzicht van watersnood, dijkmaterialen of gereedschappen wederrechtelijk verbergt of andere waterstaatswerken verijdelt, of de aangewende middelen tot het voorkomen of stuiten van overstroming tegenwerkt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 211

Hij die opzettelijk enig werk dienende tot waterkering of waterlozing vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt, indien daarvan gevaar voor overstroming te duchten is, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren.

Artikel 212 [1]

[ 49 ]

Hij die opzettelijk enig electriciteitswerk vernielt, beschadigt of onbruikbaar maakt, stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk veroorzaakt, of een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte ontstaat;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
3o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
4o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 213 [2]

Hij aan wiens schuld te wijten is, dat enig electriciteitswerk wordt vernield, beschadigd, of onbruikbaar gemaakt, dat stoornis in de gang of in de werking van zodanig werk ontstaat, of dat een ten opzichte van zodanig werk genomen veiligheidsmaatregel wordt verijdeld, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor verhindering of bemoeilijking van stroomlevering ten algemene nutte of gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 214 [3]

Hij die opzettelijk enig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, enige openbare land- of waterweg verspert of een ten aanzien van zodanig werk of van zodanige weg genomen veiligheidsmaatregel verijdelt, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het verkeer te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 215 [4]

Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig werk dienende voor het openbaar verkeer of het luchtverkeer wordt vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd, enige openbare land- of waterweg versperd of een ten aanzien van zodanig werk of zodanige weg genomen veiligheidsmaatregel verijdeld wordt, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogtste drie honderd gulden, indien daardoor het verkeer onveilig wordt;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 216 [5]

[ 50 ]

Hij die opzettelijk gevaar veroorzaakt voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 217 [6]

Hij aan wiens schuld te wijten is dat gevaar ontstaat voor het verkeer door mechanische kracht over een spoorweg, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

Artikel 218 [7]

Hij die opzettelijk een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel vernielt, beschadigt, wegneemt of verplaatst, zijn werking verijdelt of een verkeerd teken stelt, wordt gestraft:

1º. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken of stranden van een vaartuig ten gevolge heeft;
2º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
3º. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan gevaar voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 219 [8]

Hij aan wiens schuld vernieling, beschadiging, wegneming of verplaatsing van een voor de veiligheid der scheepvaart of luchtvaart gesteld teken of hulpmiddel dan wel verijdeling zijner werking of het stellen van een verkeerd teken te wijten is, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor de scheepvaart of de luchtvaart onveilig wordt;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien het feit het zinken, stranden of verongelukken van een vaartuig of een luchtvaartuig ten gevolge heeft;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 220 [9]

Hij die enig vaartuig of luchtvaartuig dan wel enige installatie als bedoeld in artikel 3 opzettelijk en wederrechtelijk doet zinken, stranden of verongelukken, vernielt, onbruikbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft:

1º. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is; [ 51 ]
2º, met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 221 [10]

Hij aan wiens schuld te wijten is dat enig vaartuig of luchtvaartuig dan wel enige installatie als bedoeld in artikel 3 zinkt of strandt of verongelukt, vernield, onbruikbaar gemaakt of beschadigd wordt, wordt gestraft:

1º. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
2º. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 222

Hij die enig gebouw of getimmerte opzettelijk vernielt of beschadigt, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
2o. met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is;
3o. met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren, indien daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 223

Hij aan wiens schuld de vernieling of beschadiging van enig gebouw of getimmerte te wijten is, wordt gestraft:

1o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor gemeen gevaar voor goederen ontstaat;
2o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden, indien daardoor levensgevaar voor een ander ontstaat;
3o. met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar, indien het feit iemands dood ten gevolge heeft.

Artikel 224

Hij die in een put, pomp, bron, trens, kreek of in een ten algemene nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting enige stof aanbrengt, wetende dat daardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 225

Hij aan wiens schuld te wijten is dat in een put, pomp, bron, trens, kreek of in een ten algemene nutte of tot gezamenlijk gebruik van of met anderen bestemde drinkwaterinrichting enige stof wordt aangebracht, waardoor het water voor het leven of de gezondheid schadelijk wordt, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar. [ 52 ]

 

Artikel 226

Hij die waren verkoopt, te koop aanbiedt, aflevert of uitdeelt, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgende, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren.

Artikel 227

Hij aan wiens schuld te wijten is dat waren, schadelijk voor het leven of de gezondheid, verkocht, afgeleverd of uitgedeeld worden, zonder dat de koper of verkrijger met dat schadelijk karakter bekend is, wordt gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Indien het feit iemands dood ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf of hechtenis van ten hoogste een jaar.

De waren kunnen worden verbeurd verklaard.

Artikel 228

Bij veroordeling wegens enig in deze Titel omschreven misdrijf, kan de schuldige worden ontzet van de uitoefening van het beroep waarin hij het misdrijf begaan heeft.

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 226 en 227 omschreven misdrijven, kan de rechter de openbaarmaking zijner uitspraak gelasten.

  1. Ingev, bij G.B. 1923 no. 79.
  2. Ingev. bij G.B. 1923 no. 79.
  3. Gew. bij G.B. 1971 no. 56.
  4. Gew. bij G.B. 1971 no. 56.
  5. Gew. bij G.B. 1923 no. 79.
  6. Gew. bij G.B. 1923 no. 79.
  7. Gew. bij G.B. 1964 no. 86. G.B. 1973 no. 74.
  8. Gew. bij G.B. 1964 no. 86. G.B. 1973 no. 74.
  9. Gew. bij G.B. 1964 no. 86. G.B. 1973 no. 74.
  10. Gew. bij G.B. 1964 no. 86. G.B. 1971 no. 56.