Naar inhoud springen

Wetboek van Strafrecht Suriname (valsheid in muntspecien en munt- en bankbiljetten)

Uit Wikisource
[ 57 ]
 

TITEL X[1]

[ 58 ]

VALSHEID IN MUNTSPECIËN EN MUNT- EN BANKBILJETTEN

Artikel 260 [2]

Hij die muntspeciën of munt- of bankbiljetten namaakt of vervalst, met het oogmerk om die muntspeciën of munt- of bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel 261 [3]

Hij die opzettelijk als echte en onvervalste muntspeciën of munt- of bankbiljetten uitgeeft muntspeciën of munt- of bankbiljetten, die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren.

Artikel 262 [4]

Hij die muntspeciën in waarde vermindert met het oogmerk om ze aldus in waarde verminderd uit te geven of te doen uitgeven, wordt, als schuldig aan muntschennis, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel 263 [5]

Hij die opzettelijk als ongeschonden muntspeciën uitgeeft muntspeciën die hij zelf in waarde heeft verminderd of waarvan de schennis hem, toen hij ze ontving, bekend was, of deze, met het oogmerk om ze als ongeschonden uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren.

Artikel 264 [6]

Hij die opzettelijk valse, vervalste of geschonden muntspeciën of valse of vervalste muntof bankbiljetten uitgeeft, wordt, behoudens het bepaalde in de artikelen 261 en 263, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 265 [7]

Hij die stoffen of voorwerpen vervaardigt of voorhanden heeft waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het namaken, vervalsen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalsen van munt- of bankbiljetten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 266 [8]

[ 59 ]
 

Bij veroordeling wegens een der in deze Titel omschreven misdrijven worden:

de valse, vervalste of geschonden muntspeciën,
de valse of vervalste munt- of bankbiljetten,
de stoffen of voorwerpen, uit hun aard bestemd tot het namaken, vervalsen of in waarde verminderen van muntspeciën of het namaken of vervalsen van munt- of bankbiljetten,
voorzover daarmede het misdrijf is gepleegd of zij het voorwerp daarvan hebben uitgemaakt,
verbeurdverklaard, ook indien zij niet aan de veroordeelde toebehoren.

Artikel 267

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 260-263 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 1-4 vermelde rechten worden uitgesproken.

  1. Gew. bij G.B. 1971 no. 56.
  2. Gew. bij G.B. 1926 no. 56.
  3. Gew. bij G.B. 1916 no. 10, G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 39.
  4. Gew. bij G.B. 1917 no. 67.
  5. Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 39.
  6. Gew. bij G.B. 1926 no. 56.
  7. Gew. bij G.B. 1926 no. 56, G.B. 1938 no. 38, G.B. 1939 no. 67.
  8. Ingev. bij G.B. 1938 no. 38.