Wetboek van Strafrecht Suriname (verlating van hulpbehoevenden)

Uit Wikisource
[ 68 ]

TITEL XV
VERLATING VAN HULPBEHOEVENDEN

Artikel 314

Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens een wet of een overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste drie honderd gulden.

Artikel 314a [1]

Hij die, onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand onderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor het onderhoud en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede opzettelijk geheel of gedeeltelijk gedurende een tijdsverloop van tenminste twee maanden in gebreke is gebleven, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Artikel 314b [2]

Hij, aan wiens schuld te wijten is, dat hij, bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak veroordeeld zijnde om aan iemand onderhoud te verschaffen of om een bepaald bedrag te betalen voor het onderhoud en de opvoeding van een minderjarig kind, hiermede geheel of gedeeltelijk gedurende een tijdsverloop van tenminste twee maanden in gebreke is gebleven, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste vijfhonderd gulden.

Artikel 315

Hij die een kind beneden de leeftijd van zeven jaren te vondeling legt, of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden.

Artikel 316

Indien een der in de artikelen 314 en 315 omschreven feiten zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft, wordt de schuldige gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zeven jaren en zes maanden.

Indien een dezer feiten de dood ten gevolge heeft, wordt hij gestraft met gevangenisstraf [ 69 ]van ten hoogste negen jaren.

Artikel 317

Indien de schuldige aan het in artikel 315 omschreven misdrijf de vader of de moeder is, kunnen te zijnen aanzien de in de artikelen 315 en 316 bepaalde straffen met een derde worden verhoogd.

Artikel 318

Indien de moeder, onder de werking van vrees voor de ontdekking van haar bevalling, haar kind kort na de geboorte te vondeling legt of, met het oogmerk om er zich van te ontdoen, verlaat, wordt het maximum der in de artikelen 315 en 316 vermelde straffen tot de helft verminderd.

Artikel 319

Bij veroordeling wegens een der in de artikelen 315-318 omschreven misdrijven, kan ontzetting van de in artikel 46 No. 4 vermelde rechten worden uitgesproken.

  1. Ingev. bij G.B. 1957 no. 42.
  2. Ingev. bij G.B. 1957 no. 42.