Wetboek van Strafregt (1867)/Koninklijk besluit van den 6 Augustus 1864 Staatsblad 89
← Wet van den 22 April 1864 Staatsblad 29 | Wetboek van Strafregt (1867) (Code Pénal -1810) (1867) door Overheid | Lijst van speciale wetten → |
Uitgegeven in Middelburg door J. C. & W. Altorffer. |
KONINKLIJK BESLUIT
van den 6 Augustus 1864,
TER UITVOERING VAN ART. 5. EERSTE LID, DER WET VAN DEN 22 APRIL 1864 (STAATSBLAD Nº. 29), HOUDENDE BEPALINGEN VOOR HET GEVAL VAN WANBETALING VAN BOETEN IN STRAFZAKEN,
UITGEGEVEN DEN 12 AUGUSTUS 1864,
Staatsbl. 89.
Artikel 1. Tot het doen van de aanmaningen, bevolen bij de wet van 22 April 1864 (Staatsblad nº. 29), zijn de deurwaarders en alle dienaren der openbare magt, ieder binnen den kring van het gebied waarvoor hij is aangesteld, gelijkelijk bevoegd. [ 187 ]
In de gevallen, waarin de opbrengst der geldboete komt ten voordeele van een waterschap, is de bode of bediende van dat waterschap tot het doen van de aanmaning mede bevoegd.
2. Bij voorkeur wordt het doen van de aanmaning opgedragen:
zoo de opbrengst der geldboete komt ten voordeele eener gemeente, aan een ambtenaar der gemeente-politie, of, in zake van belasting, aan een ambtenaar der plaatselijke belastingen;
zoo de opbrengst der geldboete komt ten voordeele van een waterschap, aan den bode of bediende van dat waterschap.
3. De aanwijzing van den deurwaarder of rijksveldwachter, die met het doen der aanmaning wordt belast, geschiedt, zoo het exploit moet worden gedaan binnen het kanton, waarin de regtbank is gevestigd, in overleg met den officier van justitie, of, zoo het exploit moet worden gedaan in een ander kanton, in overleg met den regter van dat kanton.
Moet de aanmaning worden gedaan door een ambtenaar der gemeentepolitie, de aanwijzing geschiedt in overleg met den burgemeester.
4. Dit besluit treedt in werking den 1sten September 1864.