Naar inhoud springen

Keulemans Onze vogels 1 (1869)/13

Uit Wikisource


[ Pl13 ]

[ 46 ]
 

DE KUIFMEES.

PARUS CRISTATUS.


De Kuifmees is hier te lande veel minder algemeen, dan de meeste andere Meezensoorten; slechts in enkele provinciën treft men haar, meestal in gezelschap van andere vogels, in de dennenbosschen aan; in de kustprovinciën ziet men haar zelden anders, dan op den trek, terwijl zij daarentegen in de meeste streken van Gelderland en Noord-Braband het geheele jaar door wordt opgemerkt. In Frankrijk komt zij menigvuldiger dan bij ons voor; in Duitschland daarentegen weder minder algemeen dan in Frankrijk, terwijl zij in Engeland eene algemeene Meezensoort is.

Ofschoon de Kuifmees door hare verlengde kopveêren een zeer eigenaardig uiterlijk heeft, wijkt zij toch in andere opzigten weinig van de Zwartkop-Mees (P. palustris) af, met welke zij althans in kleuren, grootte en stemgeluid bijna geheel overeenkomt. Vooral het gewone geroep dezer beide Meezensoorten biedt zoo weinig verschil aan, dat men, alleen op het geluid afgaande, ze niet van elkaêr zou kunnen onderscheiden.

Het mannetje verschilt slechts weinig van het wijfje; bij haar zijn alleen de kleuren aan den kop minder duidelijk afgescheiden. De jongen hebben reeds de eerste weken na het uitvliegen kuifveêren, welke echter niet zoo lang als die der ouden zijn.

De broeitijd der Kuifmees begint in Mei of in 't laatst van April. Ieder paar broeit gewoonlijk tweemaal; het eerste broeisel bevat vijf à acht, het tweede zelden meer dan vijf eijeren, die in kleur en grootte nagenoeg aan die der Pimpel- of Zwartkop-Mees gelijk zijn, doch meestal iets meer naar het roode trekken, hetzij door de roseachtige tint der schaal over het geheel, hetzij door de meerdere of grootere roestroode vlekken aan den stompen kant. Het nest ligt in eene [ 47 ]boomholte, welke meestal zeer diep, en waarvan de opening of ingang zeer naauw is. Het mannetje lost het wijfje dikwijls in 't broeijen af, en brengt haar voedsel aan terwijl zij broeit.

De jongen worden door beide ouden met insecten gevoerd. Binnen vijf weken zijn zij volwassen, doch vliegen dan nog eenige dagen in 't gezelschap der ouden rond.

Behalve in den paartijd, vindt men de Kuifmees zelden alleen; gewoonlijk vliegt zij in gezelschap van andere Meezen, trekt of zwerft met dezen rond, en dan meestal in streken waar masthout groeit. In de dennenbosschen zal men de Meezen steeds het menigvuldigst, zoowel in aantal als in soort, aantreffen. Op die plaatsen, waar de Kuifmees woont, ontmoet men zeker ook de Zwarte- of Dennenmees (P. ater), en waar beide laatstgenoemde soorten aanwezig zijn, daar krioelt het ook van Gewone-, Zwartkop- en Pimpelmeezen.

In het najaar, op den trek, of zwervende, komen er wel eens Kuifmeezen in onze kustprovinciën voor; soms ook in het voorjaar. Zelden echter worden er bij ons gevangen, ofschoon men ze in Engeland dikwijls gekooid aantreft. Op eene buitenplaats nabij Arnhem werden eenige jaren geleden twee nesten gevonden, hetgeen toen als eene groote zeldzaamheid werd aangemerkt; intusschen zou men zeker jaarlijks vele nesten kunnen vinden, indien men de kleine bosschen van Noord-Braband doorzocht; althans heb ik in de omstreken van Breda eens een viertal jongen, en nabij Bergen-op-Zoom tweemaal ouden aangetroffen.

Men kan ze zeer goed in de kooi houden bij gelijke behandeling als voor de Pimpelmees is voorgeschreven.