Album der Natuur/1857/E pur si muove
E pur si muove (1857) door Wilhelmus Martinus Logeman |
'E pur si muove,' werd gepubliceerd in Album der Natuur (zesde jaargang (1857)), pp. 367-371. Dit werk is in het publieke domein. |
E PUR SI MUOVE.
"Een bestendig lezer" van dit Album wenscht van ons "nadere berigten" aangaande het draaijen der aarde. Dat iedereen, der zake waarlijk kundig, alle daarmede strijdige beweringen met regt volkomen onzinnig vindt, weet hij; maar hij vraagt of het niet mogelijk zij, dat hier en daar bij het groote publiek nog eenige nawerkingen zouden te bespeuren zijn van de ijverige pogingen, door schöpfer, den "anderen krankzinnige," aangewend om zijne dwaasheden op te disschen en te verspreiden,—of vooral de velen, die, zonder genoegzame voorkennis en gelegenheid om de zaak zelfstandig te onderzoeken en dus zich een waarlijk eigen oordeel te vormen, geroepen zijn om de beweging der aarde aan anderen te onderwijzen, die dit alles dus letterlijk maar naar "hooren zeggen" moeten doen, of zij allen gerekend kunnen worden vrij te zijn gebleven van de besmettende kracht, die schöpfer's dwaasheid, zoo als alle andere menschelijke dwaasheden, bezit. Hij vraagt dit vooral, omdat naar het hem voorkomt deze dwaasheid meer dan eenige andere uitwendig wordt gesteund. "Voor eene groote afdeeling der Christenheid," zegt hij, "bestaat nog de banvloek, eens geslingerd tegen galilei en zijne leer! Of is deze herroepen?"
Ons antwoord op deze vragen kan, wat de eerste aangaat, niet geheel beslissend zijn. Om stellig te weten dat niet hier of daar iemand, zelfs een onderwijzer, die zich in het eerst met vele anderen geheel of ten halve had laten meeslepen door het klatergoud van schöpfer's zoogenaamde redeneringen, nog daardoor eenigzins hinkende is gebleven in wat bij hem niet veel meer dan geloof aan de eens aangenomen waarheid kan zijn; om zeker te zijn dat nergens zoo iemand, als hij over de beweging der aarde spreekt, zijne hoorders onthaalt op iets als: "men heeft in den laatsten tijd evenwel bedenkingen van vrij wat gewigt tegen dit stelsel geopperd, die nog niet [ 368 ]geheel opgelost zijn,"—hetwelk, als het met de noodige deftigheid en een gefronst voorhoofd wordt voorgedragen, zeker wel geschikt is om den onkundige een groot denkbeeld van des sprekers geleerdheid te geven,—om dit te kunnen verzekeren, zouden wij van rondsom daarover berigten moeten ingewonnen hebben en wel vrij omstandige en talrijke berigten, hetgeen wij niet hebben gedaan. Maar wij zijn desniettegenstaande zeer gerust over dit alles. De stalen wal, die de verbreiding der waarheid zoo krachtdadig kan beletten, die deze verbreiding althans steeds belemmert en vertraagt, kan ook somwijlen de verspreiding van dwalingen weêrhouden; dat, wat der waarheid de grootste inspanning van krachten kost om het te overwinnen of ter zijde te zetten, moet haar ook dikwijls ten magtigen bondgenoot worden: dezelfde ingenomenheid namelijk met en gehechtheid aan het oude, vroeger voor waar gehoudene, altijd gehoorde, die den mensch in zoovele omstandigheden belet van eene of andere dwaling zich los te maken, is hem ook veelal een gelukkige hinderpaal, die hem het aannemen van nieuwe of na langen tijd weder opgerakelde dwalingen belet. De vlugschriftjes van den waanzinnigen Duitscher, met hoeveel talent ook voor het groote publiek geschreven, met hoeveel zorg ook in onze taal door boekhandelaarsspeculatie overgebragt en met hoeveel graagte overal ontvangen, hebben, wij durven dit als zeker stellen, nergens een blijvenden indruk achtergelaten. Indien zij, in plaats van uitsluitend het uitvloeisel van des schrijvers blinden eigenwaan te behelzen, bestemd en geschikt waren geweest, om eene belangrijke en tegen algemeen aangenomene begrippen indruischende waarheid te verspreiden, dan zou hoogst waarschijnlijk hun eerste opgang veel minder zijn geweest; zij zouden misschien langen tijd bijna onbekend hebben kunnen blijven; maar langzamerhand zou een en ander natuuronderzoeker tot des schrijvers meening zijn toegetreden en die getracht hebben te verspreiden, zoolang, tot dat het autoriteitsgeloof,—dat eigenlijk niet moest kunnen opgemerkt worden in de geschiedenis der natuurwetenschappen, maar dat toch nog altijd daarin zulk een groote rol speelt,—te hulp was gekomen om iedereen moed te geven tot de luide verzekering "dat hij in de overtuiging van.... ten volle deelde." Maar met produkten [ 369 ]als het onderhavige gaat het gelukkig anders. Zij verschillen van vuurpijlen alleen daarin, dat de belangstellenden het niet in hunne magt hebben om ze, als gene, altijd in het donker te doen opgaan. Toch worden zij door velen, wien het schemert, voor een poos nagestaard, bewonderd zelfs door sommigen; maar de balletjes die zij uitwerpen, worden zeer spoedig onzigtbaar en vallen onbemerkt neder in het slijk der vergetelheid. Zij, die het luidst hebben gejuicht bij het stijgen van die vuurverschijnselen, verwonderen zich eerst, dat zoo velen in hunne omgeving een bedachtzaam stilzwijgen bewaren; dan trekken zij zich terug, bewerende dat zij maar even den mond hadden geopend; en zoodra zij bemerken dat men in het algemeen al dien glans toch maar blijft houden voor een bedriegelijk schijntje, hebben zij "dadelijk wel gezien, dat het niets te beteekenen had." Ziedaar de geschiedenis van alle dolzinnige pogingen om de kennis van behoedzaam nagevorschte en veelzijdig toegelichte feiten uit de natuurkunde te verduisteren, van den strijd van göthe tegen newton, van von drieberg en budel tegen torricelli, van schöpfer tegen galilei.
Aangaande het tweede onderwerp, in deze vragen vermeld, kunnen wij meer bepaalde berigten mededeelen. De banvloek der katholieke kerk tegen galilei en zijne leer is, zoo niet plegtig herroepen, dan toch krachteloos gemaakt. De uitvoerigste en naar het ons toeschijnt naauwkeurigste berigten daaromtrent, van een ooggetuige afkomstig, hebben wij gevonden in een aanhangsel tot eene redevoering van den voorzitter van de koninklijke akademie der wetenschappen in Beijeren, von thiersch, door hem op 28 November 1855 gehouden en later door die akademie uitgegeven. De zaak schijnt ons belangrijk genoeg om deze berigten hier, bijna onverkort, over te nemen.
Zooals men weet werd het werk van galilei: Dialogo sopra i due sistemi del mondo Tolemaico e Copernicano, hoewel het voor zijne verschijning te Florence in 1632 door de censuur niet afgekeurd was, reeds in het volgende jaar veroordeeld, en hij gedwongen, om de voornaamste der daarin bevatte leerstellingen, die van het wentelen der aarde om de zon, plegtiglijk te herroepen. Niet vele jaren daarna werd het evenwel veroorloofd of althans geduld, dat [ 370 ]dit leerstelsel tot zelfs in de Sapienza (de pauselijke universiteit) te Rome werd verkondigd, altijd evenwel niet als eene waarheid, maar uitdrukkelijk als eene hypothese, die geschikt was om van alle verschijnselen rekenschap te geven, maar die men, uit eerbied voor de kerk, niet voor waar houden mogt. Nadat dit misschien eene eeuw had geduurd, en alle wetenschappelijke mannen in Italië reeds lang vruchteloos hadden verlangd, dat in dezen vreemden toestand der sterrekunde aldaar eenige verandering mogt komen, besloot professor zettele, een Italiaan van Duitsche afkomst, eene poging te wagen om er een eind aan te maken. Hij schreef dus een leerboek der astronomie als handboek bij zijne lessen, dat met de nadrukkelijke verklaring begon: de aarde beweegt zich om de zon, (movendosi la terra intorno del sole.) Zoo als te verwachten was, werd aan dit manuscript door den kardinaal anfossi, die te dier tijde maestro del sacro palazzo en dus censor was, het imprimatur geweigerd. Volgens den voor zulke gevallen voorgeschrevenen gang der zaken, appelleerde professor zettele van deze uitspraak aan de congregatie van den Index, en deze verklaarde, "dat aan het drukken van deze zinsnede niets meer in den weg stond, aangezien door den grooten vooruitgang der Wiskunde, Natuur- en Sterrekunde de zwarigheden en bedenkingen geheel opgeheven waren, die ten tijde van galilei het aannemen van deze leer verhinderd en hare verwerping geregtvaardigd hadden. Wat echter de bijbelplaatsen betreft, welke met deze leer schijnen te strijden, deze en voornamelijk het sta sol van josua moesten, gelijk in een dergelijk geval de kerkleeraar en martelaar cyprianus reeds had aangeraden, in figuurlijken zin (sensu figurato) worden verklaard."
Met dit berigt werd het manuscript aan den censor teruggezonden, om nu het imprimatur te ontvangen, als daaraan niets anders in den weg stond. Maar ook nu nog werd het verlof tot drukken geweigerd, en de kardinaal ging zoover van zijne bezwaren tegen de beslissing der congregatie in druk te geven, zonder dit geschriftje door zijnen adjunct van een imprimatur te doen voorzien. Hij beschouwt de zaak daarin uit een zuiver dogmatisch en kerkregtelijk standpunt. "Zoogenaamde ontdekkingen der mathesis kunnen tegen [ 371 ]de autoriteit der schrift en hare klare uitspraak niets beteekenen. Aan den Heiligen Geest, die de schrift ingegeven heeft, moeten de wetten der natuur toch wel bekend zijn geweest, en daar hij desniettegenstaande het "sta sol" heeft uitgesproken, zoo moet men daarin berusten. Wat zou er daarenboven worden van het kerkelijk gezag, als zulke belangrijke, na naauwkeurig onderzoek uitgevaardigde besluiten als die tegen galilei, opgeheven, of ook slechts ter zijde geschoven konden worden?"
Professor zettele besloot de zaak daarbij niet te laten berusten en appelleerde nogmaals, nu aan de congregatie der Inquisitie (congregatio sacri officii). Deze censureerde den maestro del sacro palazzo, wegens het uitgeven van zijn vlugschrift zonder imprimatur, en bevestigde, wat zettele's werk aanging, de uitspraak der congregatie van den Index. Nu bragt de kardinaal den strijd voor het hoogste geregtshof, door de beslissing van den paus, pius VII, zelven daarover in te roepen. Deze overwoog de zaak in haren geheelen omvang en in al hare gevolgen. Vooral waren, naar men meende, de kloosterorden (i frati) tegen de toelating der leer van galilei als thesis gestemd. Desniettegenstaande erkende de paus de billijkheid en waarheid der gronden, die hiervoor pleitten, en bevestigde de beslissing der beide congregatiën, evenwel niet zonder den zorgvollen uitroep: "cosa ne diranno i frati." De kloosterorden evenwel berustten volkomen in de pauselijke uitspraak, en de kardinaal, die het nog niet van zich verkrijgen kon om zelf op zettele's werk het imprimatur te stellen, liet dit door zijnen plaatsvervanger verrigten.
Zoo triomfeerde, in 1823, dus 190 jaren na zijne veroordeeling, het systeem van galilei over de hinderpalen, daaraan door te groote gehechtheid aan de letter der Heilige Schrift in den weg gelegd. In één opzigt is die triomf nog niet volkomen: de orthodox grieksche kerk staat nog geheel op het standpunt der katholieke voor twee eeuwen. Voor weinige jaren toch is een om zijne deugden algemeen geacht grieksch geestelijke, kairis, in de gevangenis geworpen en kerkelijk gestraft, omdat hij de leer van het draaijen der aarde om de zon had verkondigd en gezegd, dat de overige planeten bewoonbare hemelbollen waren.