Auteurswet Suriname - Hoofdstuk II

Uit Wikisource
   Wet van 22 maart 1913, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht   
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Hoofdstuk II. De handhaving van het auteursrecht en bepalingen van strafrecht
Hoofdstuk III. De duur van het auteursrecht
Hoofdstuk IV. Overgangs- en slotbepalingen

Hoofdstuk II. De handhaving van het auteursrecht en bepalingen van strafrecht[bewerken]

Artikel 26[1][bewerken]

Indien aan twee of meer personen een gemeenschappelijk auteursrecht op een zelfde werk toekomt, kan, tenzij anders is overeengekomen, de handhaving van dit recht door ieder hunner geschieden.

Artikel 27[2][bewerken]

Niettegenstaande de gehele of gedeeltelijke overdracht van zijn auteursrecht blijft de maker bevoegd een rechtsvordering ter verkrijging van schadevergoeding in te stellen tegen degene, die inbreuk op het auteursrecht heeft gemaakt.

De in het eerste lid bedoelde rechtsvordering ter verkrijging van schadevergoeding wegens inbreuk op het auteursrecht komt na het overlijden van de maker toe aan zijn erfgenamen of legatarissen tot aan het vervallen van het auteursrecht.

Artikel 28[bewerken]

Het auteursrecht geeft de bevoegdheid voorwerpen, in strijd met dat recht openbaar gemaakt, zomede niet geoorloofde verveelvoudigingen, in beslag te nemen op de wijze en met inachtneming van de bepalingen, voorgeschreven voor het beslag tot revindicatie van roerende goederen, en hetzij dezelfde als zijn eigendom op te vorderen, hetzij de vernietiging of onbruikbaarmaking daarvan te eisen. Gelijke bevoegdheid tot inbeslagneming en opvordering bestaat ten aanzien van het bedrag der toegangsgelden, betaald voor het bijwonen van een voordracht, een op- of uitvoering of een tentoonstelling of voorstelling, waardoor inbreuk op het auteursrecht wordt gemaakt.

Indien afgifte wordt gevorderd van de zaken, in het eerste lid bedoeld, zal de rechter kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde, door de eiser te betalen vergoeding.

De beide voorgaande leden van dit artikel zijn uitsluitend van toepassing ten aanzien van roerende zaken en van de zaken die door bestemming onder onroerende zaken begrepen worden.

Ten aanzien van andere onroerende zaken dan de in het voorgaand lid bedoelde, waardoor inbreuk op auteursrecht wordt gemaakt, kan de rechter op de vordering van de gerechtigde gelasten, dat de gedaagde daaraan zodanige wijzigingen zal aanbrengen, dat de inbreuk op het auteursrecht wordt opgeheven, met veroordeling van de gedaagde tot een bepaalde som geld als schadevergoeding in geval binnen een bepaalde tijd niet aan 's rechters bevel is voldaan.

Alles onverminderd de strafvervolging wegens inbreuk op het auteursrecht en de burgerlijke rechtsvordering ter bekoming van schadevergoeding.

Artikel 29[bewerken]

Het recht, bij het eerste lid van het voorgaand artikel vermeld, kan niet worden uitgeoefend ten aanzien van voorwerpen, onder personen berustende, die niet in soortgelijke voorwerpen handel drijven en die voorwerpen uitsluitend tot eigen gebruik hebben verkregen tenzij door hen zelf inbreuk op het desbetreffend auteursrecht is gepleegd.

De vordering, bedoeld bij het vierde lid van het voorgaand artikel, kan slechts worden ingesteld tegen de eigenaar of bezitter van het onroerend goed, die schuld heeft aan de inbreuk op het desbetreffend auteursrecht.

Artikel 30[bewerken]

Indien iemand zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt gelden ten aanzien van het recht van de geportretteerde dezelfde bepalingen als in artikelen 28 en 29 met betrekking tot het auteursrecht zijn gesteld.

Artikel 30a[3][bewerken]

  1. Voor het verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht van makers en gebruikers is toestemming vereist van de Minister. De Minister verleent de toestemrning indien is voldaan aan alle voorwaarden gesteld bij of krachtens deze wet, na advies van de Raad.
  2. Onder het verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht wordt verstaan het al dan niet op eigen naam, ten behoeve van de makers van muziekwerken of hun rechtverkrijgenden, sluiten of ten uitvoer leggen van overeenkomsten betreffende de uitvoering in het openbaar of de uitzending in een radio- of televisieprogramma, door tekens, geluid of beelden van die muziekwerken, of hun verveelvoudigingen, in hun geheel of gedeeltelijk.
  3. Met de uitvoering en/of uitzending in een radio- of televisieprogramma van muziekwerken wordt gelijkgesteld de uitvoering en/of uitzending in een radio- of televisieprogramma van dramatisch-muzikale werken, choreografische werken en pantomimes en hun verveelvoudigingen, indien deze ten gehore worden gebracht zonder te worden vertoond.
  4. Overeenkomsten als bedoeld in het derde lid, die worden aangegaan zonder dat de in gevolge het eerste lid vereiste toestemming is verkregen, zijn nietig.

Artikel 30b[4][bewerken]

Werken waarop een auteursrecht rust, kunnen worden gedeponeerd bij het Bureau Intellectuele Eigendom, tegen een door dit Bureau vastgesteld tarief. Van het depot wordt door dit bureau een schriftelijk bewijs verstrekt, waaruit de identiteit van de deposant(en) blijkt en waarop verder zijn opgenomen, de titel van het werk en de datum en het uur van het depot.

Artikel 30c[5][bewerken]

  1. Alleen gerechtigd tot bemiddeling inzake muziekauteursrecht is bevoegd de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging, opgericht naar Surinaams recht, zonder het oogmerk om winst te maken die kantoor houdt in Suriname en waarvan de leden zijn geregistreerd bij het Bureau Intellectuele Eigendom als te zijn de makers van muziekwerken.
  2. De toestemming, zoals genoemd in artikel 30a, mag slechts verleend worden aan maximaal 5 (vijf) verenigingen.

Artikel 30d[6][bewerken]

  1. De bemiddeling, zoals genoemd in artikel 30a, mag voor zowel in Suriname als in het buitenland gevestigde auteurs slechts worden aangegaan door de vereniging aan wie de toestemming is verleend, zoals bedoeld in artikel 30a eerste lid, indien zij de muziekwerken en de naam van de makers van deze muziekwerken voor wie zij bemiddelt, publiceert op een lijst die vrij van kosten ten kantore van de vereniging te krijgen is en die via een website van de vereniging voor het publiek toegankelijk is.
  2. De lijst als genoemd in het eerste lid wordt bij elke onderhandeling met gebruikers van muziek aan de gebruikers ter beschikking gesteld door de vereniging.
  3. De makers van muziekwerken zijn vrij om te kiezen voor één der verenigingen, zoals genoemd in artikel 30c, voor het verlenen van bemiddeling inzake muziekauteursrecht. Door het verkrijgen van het lidmaatschap machtigen de in Suriname gevestigde auteurs van muziek de vereniging om voor hen te bemiddelen inzake hun muziekauteursrecht. Zij gaan daartoe bij het toetreden tot een vereniging voor bemiddeling inzake hun muziekauteursrechten een overeenkomst aan met deze vereniging ten aanzien van de wijze waarop hun zakelijke belangen zullen worden behartigd.
  4. De makers van muziekwerken en hun werken mogen slechts voorkomen op de lijst van 1 (één) vereniging die het recht tot bemiddeling heeft conform artikel 30a.

Artikel 30e[7][bewerken]

  1. De vereniging is verplicht, alvorens te kunnen bemiddelen voor een persoon of groep personen gevestigd in of buiten Suriname inzake muziekauteursrecht, een rechtsgeldige machtiging en overeenkomst te tonen, waaruit duidelijk blijkt dat de vereniging bemiddelt namens die maker(s) van de muziekwerken.
  2. De makers van muziekwerken die in Suriname gevestigd zijn, moeten voorkomen op de ledenlijst van de vereniging en geregistreerd zijn bij het Bureau Intellectuele Eigendom.
  3. Bij staatsbesluit kunnen er richtlijnen worden vastgesteld met betrekking tot de statuten van de vereniging ter waarborging van behoorlijk bestuur en transparantie.
  4. Bij staatsbesluit kunnen nadere voorwaarden vastgesteld worden waaraan de verenigingen verder moeten voldoen om toestemming, zoals bedoeld in artikel 30a, te verkrijgen.

Artikel 30f[8][bewerken]

Geschillen
  1. Geschillen tussen de vereniging en makers en gebruikers van het auteursrecht betreffende de uitoefening van bevoegdheden op grond van deze wet worden ter bemiddeling voorgelegd aan een door de President in te stellen geschillencommissie van minimaal 5 en maximaal 7 leden die beschikken over ruime deskundigheid en ervaring in het muziekauteursrecht, die worden benoemd voor een periode van 3 jaar en die daarna terstond herbenoembaar zijn. De leden van deze commissie worden voor niet meer dan drie termijnen benoemd.
  1. Bij staatsbesluit worden nadere regels vastgesteld ten aanzien van de oprichting en werkwijze van de geschillencommissie.

Artikel 30g[9][bewerken]

  1. De in het eerste lid van artikel 30a bedoelde toestemming kan worden verleend voor een maximale duur van 3 (drie) jaren:
a. De verlenging moet tenminste 6 maanden vóór het verlopen van de duur van de verleende toestemming worden aangevraagd.
b. Indien de vereniging naar het oordeel van de Raad nog aan de vereiste voorwaarden voldoet, wordt de verlenging automatisch voor 3 (drie) jaren gegeven.
  1. Deze verleende toestemming verliest haar kracht van rechtswege:
a. Na afloop van de bepaalde tijd.
b. De vereniging niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze wet gestelde eisen zoals vastgesteld door de Raad, na ingebrekestelling.
  1. De Minister kan, nadat zij de Raad heeft gehoord, de verleende toestemming als bedoeld in artikel 30a opschorten of intrekken vóór het verlopen van de gestelde tijd, indien:
a) de vereniging, zoals aan de Minister gerapporteerd door de Raad, haar taken niet op transparante wijze uitvoert en niet voldoende waarborgen biedt voor de continuïteit en behoorlijk beheer van de rechten;
b) de vereniging de aanwijzingen van de Raad met betrekking tot de uitoefening van haar taken of het verlenen van bemiddeling als bedoeld in artikel 30a niet opvolgt;
c) andere redenen van zwaarwichtige algemeen maatschappelijke aard daartoe aanleiding geven;
d) de vereniging niet uiterlijk op 1 juni van het jaar volgend op het jaar waarover verslag wordt uitgebracht, een gecertificeerde jaarrekening indient bij de Raad.

Artikel 30h[10][bewerken]

Bezwaar en beroep
  1. Bezwaar tegen weigering, wijziging dan wel intrekking van de toestemming, bedoeld in artikel 30a, kan binnen dertig dagen na kennisname hiervan, bij de Minister worden ingediend, die binnen dertig dagen hierop beslist. De President treedt in voorkomende gevallen op als beroepsinstantie. Laatstgenoemde beslist binnen dertig dagen na ontvangst van het beroepschrift.
  2. Bij opschorting en intrekking van de toestemming wordt het tijdstip bepaald, waarop deze ingaat. Met het oog op het bestaan van lopende overeenkomsten, kan de Minister bepalen gedurende welke termijn nadat de toestemming is ingetrokken of opgeschort of van rechtswege is vervallen de financiële en andere zaken de verenigingsadministratie betreffende, moeten worden afgewikkeld.

Artikel 30i[11][bewerken]

Raad van toezicht
  1. Bij staatsbesluit wordt een Raad ingesteld die controle uitoefent over de toegelaten verenigingen. Deze Raad geeft in geval van overtreding van de regels gesteld bij of krachtens deze wet, aanwijzingen ter correctie aan de vereniging die de regels overtreedt. De aanwijzingen dienen onverwijld te worden opgevolgd.
  2. De Raad rapporteert tenminste halfjaarlijks aan de Minister.
  3. Na overleg met de makers en de gebruikers wordt door de Raad een tarievenstructuur vastgesteld.
  4. In verband met het overleg om te komen tot een tarievenstructuur stellen de mediabedrijven en gebruikers hun jaarrekeningen dan wel financiële verslagen ter beschikking van de Raad.
  5. De vereniging geeft de Raad informatie over hun administratie, werkwijze, bemiddeling, overeenkomsten en ontvangsten ten behoeve van en uitbetaling aan auteurs.
  6. De Raad behandelt alle ingeleverde informatie confidentieel, met uitzondering van informatie die uit andere hoofde openbaar is.
  7. Bij staatsbesluit worden nadere regels betreffende de Raad vastgesteld, evenals een Reglement van Orde.

Artikel 31[12][bewerken]

Hij die opzettelijk inbreuk maakt op eens anders auteursrecht, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf en twintig duizend gulden.

Artikel 32[13][bewerken]

Hij die een werk, waardoor hij weet dat inbreuk gemaakt wordt op eens anders auteursrecht, verspreidt of openlijk te koop stelt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste tien duizend gulden.

Artikel 33[14][bewerken]

De feiten strafbaar gesteld in de artikelen 31 en 32 worden beschouwd als misdrijven.

Artikel 34[15][bewerken]

Hij die opzettelijk in enig werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarop auteursrecht bestaat, in de benaming daarvan of in de aanduiding van de maker wederrechtelijk enige wijziging aanbrengt of wel met betrekking tot een zodanig werk op enige andere wijze, welke nadeel zou kunnen toebrengen aan de eer of de naam van de maker of aan zijn waarde in deze hoedanigheid, het werk aantast, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijfentwintig duizend gulden.

Het feit wordt beschouwd als een misdrijf.

Artikel 35[16][bewerken]

Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden wordt gestraft:

  1. hij die op of in een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid valselijk enige naam of enig teken plaatst, of de echte naam of het echte teken vervalst, met het oogmerk om daardoor aannemelijk te maken, dat dat werk zou zijn van de hand van degene, wiens naam of teken hij daarop of daarin aanbracht;
  2. hij die opzettelijk een werk van letterkunde, wetenschap, kunst of nijverheid, waarop of waarin valselijk enige naam of enig teken is geplaatst, of de echte naam of het echte teken is vervalst, verkoopt, te koop aan biedt, aflevert, ten verkoop in voorraad heeft of binnen Suriname invoert, als ware dat werk van de hand van degene, wiens naam of teken daarop of daarin valselijk is aangebracht.

Artikel 36[17][bewerken]

Hij die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stelt of op andere wijze openbaar maakt, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste duizend gulden.

Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 36bis[18][bewerken]

Hij die, zonder dat de vereiste toestemming van de Minister van Justitie en Politie is verkregen, handelingen verricht, die behoren tot een bedrijf als bedoeld bij artikel 30bis, wordt gestraft met geldboete van ten hoogste vijf duizend gulden.

Het feit wordt beschouwd als een overtreding.

Artikel 37[bewerken]

De door de strafrechter verbeurd verklaarde verveelvoudigingen worden vernietigd; echter kan de rechter bij het vonnis bepalen, dat zij aan degene, wien het auteursrecht toekomt, zullen worden afgegeven, indien deze zich daartoe ter griffie aanmeldt binnen een maand nadat de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.

Door de afgifte gaat de eigendom van de verveelvoudigingen op de rechthebbende over. De rechter zal kunnen gelasten, dat die afgifte niet zal geschieden dan tegen een bepaalde, door de rechthebbende te betalen vergoeding, welke ten bate komt van de Staat.

Noten[bewerken]

  1. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  2. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  3. Ingev. bij G.B. 1946 no. 2 als artikel 30bis; Gew. bij G.B. 1959 no. 76; Vervangen bij S.B. 2015 no. 83 door artikelen 30a-30i.
  4. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  5. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  6. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  7. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  8. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  9. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  10. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  11. Ingev. bij S.B. 2015 no. 83.
  12. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  13. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  14. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  15. Gew. bij G.B. 1959 no. 76, S.B. 1980 no. 116.
  16. Gew. bij G.B. 1946 no. 77, G.B. 1959 no. 76, S.B. 1980 no. 116.
  17. Gew. bij G.B. 1959 no. 76.
  18. Ingev. bij G.B. 1946 no. 2; Gew. bij G.B. 1959 no. 76.