De Génestet/Drie paren en een
Uiterlijk
← Benjamin – af | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Liedje in de maneschijn → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
DRIE PAREN EN EEN
Gij hebt twee ooren – maar één mond,
Dat vriend! zij u een teeken,
Om veel te hooren en niet veel
Te spreken.
Dat vriend! zij u een teeken,
Om veel te hooren en niet veel
Te spreken.
Gij hebt twee oogen – maar één mond,
Bedenk dat, u ten zegen:
Veel moet gij zien en zeer veel dient
Gezwegen!
Bedenk dat, u ten zegen:
Veel moet gij zien en zeer veel dient
Gezwegen!
Gij hebt twee handen – maar één mond,
Den zin hoort gij te weten
Twee zijn er voor het werk, maar één
Om te eten!
Den zin hoort gij te weten
Twee zijn er voor het werk, maar één
Om te eten!
(RÜCKERT.)