De Génestet/Levenslust
Uiterlijk
← Uit mijn dagboek | De dichtwerken van P.A. de Génestet (1877) door P.A. de Génestet | Aan een heereboer → |
Uitgegeven in Amsterdam door Gebroeders Kraay. |
LEVENSLUST
Levenslust is ’t ware leven,
Is het liefelijkste goed,
Dat de lachende aard kan geven
Van haar weelde en overvloed.
’t Is geen trek der dwaze zinnen
’t Jonge leven te beminnen:
Levenslust is levenskracht;
[ 90 ]Levenslust is vroolijk strijden,
Hopend en geduldig lijden –
Is een kinderlijk verblijden,
Dat den Hemel tegenlacht.
Is het liefelijkste goed,
Dat de lachende aard kan geven
Van haar weelde en overvloed.
’t Is geen trek der dwaze zinnen
’t Jonge leven te beminnen:
Levenslust is levenskracht;
[ 90 ]Levenslust is vroolijk strijden,
Hopend en geduldig lijden –
Is een kinderlijk verblijden,
Dat den Hemel tegenlacht.
Maar om ’t leven wel te smaken,
Dient daar nog een hooger gloed
In de vrome borst te blaken:
Vaste, kalme stervensmoed!
Wie geen moed heeft om te sterven:
Zal den moed tot leven derven:
Steeds gaapt de afgrond aan zijn voet.
Om langs rozen mij te leiden,
Om mijn leger zacht te spreiden,
Als dit minnend hart moet scheiden,
Geef o God! geef mij die beiden:
Levenslust en stervensmoed.
Dient daar nog een hooger gloed
In de vrome borst te blaken:
Vaste, kalme stervensmoed!
Wie geen moed heeft om te sterven:
Zal den moed tot leven derven:
Steeds gaapt de afgrond aan zijn voet.
Om langs rozen mij te leiden,
Om mijn leger zacht te spreiden,
Als dit minnend hart moet scheiden,
Geef o God! geef mij die beiden:
Levenslust en stervensmoed.
Juli 1849.