Eerste Oogst/De vlag
Uiterlijk
← Onder de lampekap | Eerste Oogst (1912) door Carel Steven Adama van Scheltema | Maart → |
Uitgegeven in Rotterdam door W. L. en J. Brusse. |
[ 81 ]
LIX.
DE VLAG.
Onder die verschrikkelijke lucht
Vaart, als 'n aaklig makabere klucht,
De groote zwarte bruid
Van dit sombere geslacht —
Een donker-begruisde schuit
Met een zwarte kolenvracht, —
Die komt tegen den dompigen dag botsen
En schuift iets doods onder de plonzige schotsen, —
Het water plooit —
't Dooit !
Vaart, als 'n aaklig makabere klucht,
De groote zwarte bruid
Van dit sombere geslacht —
Een donker-begruisde schuit
Met een zwarte kolenvracht, —
Die komt tegen den dompigen dag botsen
En schuift iets doods onder de plonzige schotsen, —
Het water plooit —
't Dooit !
Jongen! sta nou als een toren pal
Aan dien natten drassigen grachtwal, —
Laat, diep uit je hart vandaan,
In den roereloozen mist,
Langzaam 't vaandel opengaan
Op die donkere doodkist, —
Daar hangt het hoopvol over 't treurige water!
Daar heeft het heel zijn kleuren-lachenden schater
Opengestrooid —
't Dooit!
[ 82 ]Aan dien natten drassigen grachtwal, —
Laat, diep uit je hart vandaan,
In den roereloozen mist,
Langzaam 't vaandel opengaan
Op die donkere doodkist, —
Daar hangt het hoopvol over 't treurige water!
Daar heeft het heel zijn kleuren-lachenden schater
Opengestrooid —
't Dooit!
Gebogen gaan ze over de brug, —
Waarom zijn die gestalten zoo stug
In hun triestig verdriet —
Maar zien ze dan door het rag
Van den rege' uit mijn hart niet
Die prachtige stille vlag —?
Ach nee! hun blinde leed maakt ze nog lammer,
En hun eindlijke vreugd — o! wat innig jammer —
Zien ze die ooit? —
't Dooit!
Waarom zijn die gestalten zoo stug
In hun triestig verdriet —
Maar zien ze dan door het rag
Van den rege' uit mijn hart niet
Die prachtige stille vlag —?
Ach nee! hun blinde leed maakt ze nog lammer,
En hun eindlijke vreugd — o! wat innig jammer —
Zien ze die ooit? —
't Dooit!