Gezelle/Arm huisgezin
Uiterlijk
< Gezelle
← Winterstilte | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Elisabeth → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 30 ]
ARM HUISGEZIN
ONDER 't duister dak gedoken,
strooi en vodden altegaar,
heel onttodderd, half gebroken,
staat des werkmans woonsteê daar.
strooi en vodden altegaar,
heel onttodderd, half gebroken,
staat des werkmans woonsteê daar.
't Kaafgat, omme- en scheefgetrokken,
vallen gaat; en daar, deureen,
liggen afgerolde brokken
bruingebrand al, gruis en steen.
vallen gaat; en daar, deureen,
liggen afgerolde brokken
bruingebrand al, gruis en steen.
't Dak beneden, deur de wanden,
glazenloos , van latte en leem,
zie 'k getelde turven branden,
doodsch, in 't deerlijk huisgeheem.
glazenloos , van latte en leem,
zie 'k getelde turven branden,
doodsch, in 't deerlijk huisgeheem.
Open ligt het, aller oogen;
't waait erdeure en 't sneeuwt erin;
's zomers zal me' er hitte in doogen,
's winters koude. — Arm huisgezin!
't waait erdeure en 't sneeuwt erin;
's zomers zal me' er hitte in doogen,
's winters koude. — Arm huisgezin!
31/8/'96.