Gezelle/Betula alba L.

Uit Wikisource
Laat worden Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Betula alba

't Groeit
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 200 ]

BETULA ALBA, L.


  'k GROETE u, wit als molkenroom,
in den bossche en achter strate,
's zomers, 's winters, vroeg of late,
  bleekgebolden berkenboom!

  Edeldrachtig houtgewas,
's zomers laat ge uw' teere takken,
hangend haarwijs, ommezwakken,
  of 't een spruitend water was.

  Lijzig, dóór uw hoofdgewaai,
ruischt het dan, of, in uwe armen,
honge een' bende bie'n te zwarmen,
  rustloos, in den zonnelaai.

  's Winterdaags, alhier aldaar,
om uw blanken hals en rugge,
zwart gelijk een meuzievlugge,
  zwiert uw schudderachtig haar.

  Reuzen zijn de boomen dan,
die malkander, bloot van armen,
slingervuisten, dat men 't karmen
  heinde en verre hooren kan.

[ 201 ]
  Daar noch eek noch essche en wast,
hooge in 't noorden, hoore ik melden,
't land der skandinaafsche helden,
  staat gij, rotse- en wortelvast.

  's Scheemans roede en 's boden staf,
't heidensch recht- en vredeteeken,
esschen hout en was 't, noch eeken:
't was uw' berken borst, die 't gaf.

  « Berk, » zoo hiet de noordsche B,
een der zestien ruinenstaven,
die, onroomsch, te weten gaven
  wat ons voorvolk dacht en dee.

  Schald, die wijsheid wist, hij nam,
eer hem pergamenten blåren,
of papier, berijmbaar waren,
  uwen bast, o berkenstam.

  't Schamel daaglijksch-broodgenot
spaart de berk u, bezembinders.
« Spaart den berk, gij haat uw' kinders, »
  leert u, ouderen, 't Woord van God.

  Weg en woonstede opgefrischt,
maakt den berkmei torreveerdig:
morgen draagt men 't Hoogeerweerdig
  om den dorpe en... kermesse is 't!

[ 202 ]
  Daarom heffe ik, overwaar,
komende in den bossche u tegen,
of omtrent des Konings wegen,
  u den hoed, o berkelaar!

27/1/'94