Gezelle/IJslandvaarders
Uiterlijk
< Gezelle
← Lentegroen | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | De reuze → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 84 ]
IJSLANDVAARDERS
O Visscher, die uit visschen gaat,
naar IJsland, en wilt oversteken,
hoe 'n schrikken u de winden niet,
die schip en liên de lenden breken ?
naar IJsland, en wilt oversteken,
hoe 'n schrikken u de winden niet,
die schip en liên de lenden breken ?
De winden zal
ik binden aan
den mast, en mij
doen voorengaan!
ik binden aan
den mast, en mij
doen voorengaan!
o Visscher, die het land uit loopt;
uw huis, uw' vrouwe, uw kind, uwe erve,
hoe 'n vreest gij niet dat dit, aleer,
gij wederkeert, of dat, u sterve?
uw huis, uw' vrouwe, uw kind, uwe erve,
hoe 'n vreest gij niet dat dit, aleer,
gij wederkeert, of dat, u sterve?
Me' n roek's! In meê-
of tegenvaart::
dat God bewaart
is wel bewaard!
of tegenvaart::
dat God bewaart
is wel bewaard!
o Visscher, die uit visschen gaat,
naar IJslands koude en kale boorden,
hoe vindt gij daar den weg naartoe,
den verren weg, in 't hooge noorden?
[ 85 ]naar IJslands koude en kale boorden,
hoe vindt gij daar den weg naartoe,
den verren weg, in 't hooge noorden?
De stierman op
z'n sterren past,
en 't visschervolk
is naaldevast!
z'n sterren past,
en 't visschervolk
is naaldevast!
En hoort gij niet hoe, gram en grouw,
de wulven en de beren huilen;
en smakken, om uw schamele schuit,
hun' diepe en donkere watermuilen?
de wulven en de beren huilen;
en smakken, om uw schamele schuit,
hun' diepe en donkere watermuilen?
'k En vreeze, in dit
mijn akkerland,
noch berentee
noch wulventand!
mijn akkerland,
noch berentee
noch wulventand!
Den walvisch, hoe en vreest gij niet,
matroozen; en de haaientanden?
En 't ongruw zonder name, dat,
bij nachte, doet de schepen stranden?
matroozen; en de haaientanden?
En 't ongruw zonder name, dat,
bij nachte, doet de schepen stranden?
'k En vreeze voor
geen ongruw , dat
al 't diepste van
de zee bevat!
geen ongruw , dat
al 't diepste van
de zee bevat!
En 't vier, dat uit de bergen springt,
hoe 'n vreest gij niet, ontvreesde lieden,
die noordwaards uwe zeilen zet
en zoekt uw land vaarwel te bieden?
[ 86 ]hoe 'n vreest gij niet, ontvreesde lieden,
die noordwaards uwe zeilen zet
en zoekt uw land vaarwel te bieden?
Zoo God mij helpt,
ik ga, van hier,
en vare vast
deur 't helsche vier!
ik ga, van hier,
en vare vast
deur 't helsche vier!
o Schipper, die naar IJsland gaat,
hoe 'n zal u dit niet angstig maken,
dat, zeven masten hooge, aldaar
heet water heete bronnen braken?
hoe 'n zal u dit niet angstig maken,
dat, zeven masten hooge, aldaar
heet water heete bronnen braken?
Is 't water heet,
matroozen, haalt
den caffiemoor,
en caffie maalt!
matroozen, haalt
den caffiemoor,
en caffie maalt!
Heel IJsland is één' klippe, daar
te zien, één oordtje beuter hooge,
geen kruid en is: hoe staat daarop
zoo nagelvast uw herte, uwe ooge?
te zien, één oordtje beuter hooge,
geen kruid en is: hoe staat daarop
zoo nagelvast uw herte, uwe ooge?
'k Heb beuter tot
de bomme, hoort,
en bargenspek,
en bier aan boord!
de bomme, hoort,
en bargenspek,
en bier aan boord!
o Schipper, zijt ge uw leven moe,
en liet gij liefst, in zee gesmeten,
uw lijk, in 's waters ingewand,
de wormen en de visschen eten?
[ 87 ]en liet gij liefst, in zee gesmeten,
uw lijk, in 's waters ingewand,
de wormen en de visschen eten?
Sint Pieter heeft
de zee begaan:
dat hij bestond
durve ik bestaan
de zee begaan:
dat hij bestond
durve ik bestaan
Vaarwel dan, en goe dagen, op
uw' verre reize! Ik zie u zinken,
allengskens..... Ei! den mast nu, nu
niet anders meer als water — blinken...!
uw' verre reize! Ik zie u zinken,
allengskens..... Ei! den mast nu, nu
niet anders meer als water — blinken...!
Vaarwel! — Gerake
ik thuis weêrom,
zijt, — Vlanderland! —
mij..... willekom!
ik thuis weêrom,
zijt, — Vlanderland! —
mij..... willekom!
14/1/'97.