Gezelle/Tusschen de twee

Uit Wikisource
Nihil Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle

Tusschen de twee

Oudheidkunde
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester.

[ 36 ]

TUSSCHEN DE TWEE

DIE binnen
de bergen
te wonen
verkiest,
des morgens,
zijn deel in
de zonne
verliest.

Des avonds,
nog eer hij
zijn bedde
bezoekt,
te vroeg is
de zonne 'm
bedekt en
bedoekt.

Die boven
de bergen
wilt huizen,
en kan
den wind niet
verdragen,
en 't ruischen
dervan.

[ 37 ]
Het zomert
er late en
het koelt er
te vroeg;
zacht weêre is
er zelden,
en zoelte,
genoeg.

't Is nat in
de leegten,
het zuipt er
en 't zijpt;
't is drooge op
de hoogten,
het stuift er
en 't nijpt.

Noch stijgen,
noch dalen
en es er
mij lief:
geen beemden,
geen bergen,
is 't beste
gerief.

[ 38 ]
Ik schuwe
de hillen,
ik vluchte
de wee:
daar, best van
al, jeune ik
mij, tusschen
de twee.

29/1/'97.