Gezelle/Vuistrecht
Uiterlijk
< Gezelle
← Groeningeveld | Rijmsnoer om en om het jaar (1897) door Guido Gezelle | Non sia ver → |
Uitgegeven in Rousselaere door Jules de Meester. |
[ 169 ]
VUISTRECHT
ELLENDIG, al me' leven,
zonder oost
of troost:
van iedereen verlaten
en verraân,
voortaan,
waar wil ik me gaan loopen,
om de liên
te ontvliên,
die, zegezingend, zoeken
mij dien hals
onvalsch
te kerven, die de leugen
hun, te leed.
verweet?
zonder oost
of troost:
van iedereen verlaten
en verraân,
voortaan,
waar wil ik me gaan loopen,
om de liên
te ontvliên,
die, zegezingend, zoeken
mij dien hals
onvalsch
te kerven, die de leugen
hun, te leed.
verweet?
Ik vare en heb noch vreeze
voor de dood,
hoe snood:
maar 'k vreeze, zonder moed en
zonder hert,
de smert
te vluchten, en te vallen,
daar de waan
blijft staan;
[ 170 ]te vallen en te sterven,voor de dood,
hoe snood:
maar 'k vreeze, zonder moed en
zonder hert,
de smert
te vluchten, en te vallen,
daar de waan
blijft staan;
daar hij, loos
en boos,
zal roepen : « Dat de vuist kan,
en 't gevecht,
is recht ! »
De waarheid zal bedijgen:
zij is, als
gevals,
de « waarheid, » schoon al 't beste
dat er leeft
begeeft:
viel alles om haar henen,
hof en huis
in gruis,
nog staande zou ze blijven;
en, blijft een
alleen,
haar houw en trouw zijn, ik zal,
God, en Gij
met mij!
zij is, als
gevals,
de « waarheid, » schoon al 't beste
dat er leeft
begeeft:
viel alles om haar henen,
hof en huis
in gruis,
nog staande zou ze blijven;
en, blijft een
alleen,
haar houw en trouw zijn, ik zal,
God, en Gij
met mij!
4/1/'97.