Gorter/De zon. De wereld is goud en geel
Uiterlijk
< Gorter
← O koele zwarte ademen van den nacht | Verzen van Gorter (1890) door Herman Gorter | De stille weg → |
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys. |
[ 12 ]
De zon. De wereld is goud en geel
en alle zonnestralen komen heel
de stille lucht door als engelen.
Haar voetjes hangen te bengelen,
meisjesmondjes blazen gouden fluitjes,
gelipte mondjes lachen goudgeluidjes,
lachmuntjes kletterend op dit marmer,
ik zit en warm m' er.
en alle zonnestralen komen heel
de stille lucht door als engelen.
Haar voetjes hangen te bengelen,
meisjesmondjes blazen gouden fluitjes,
gelipte mondjes lachen goudgeluidjes,
lachmuntjes kletterend op dit marmer,
ik zit en warm m' er.
Kijk ze nu loopen wendend om me heen,
't lijkt wel een herfst op den witten steen,
een herfst van dorre en gele kraakbladen,
engelen in wevegoudwaden,
zwevende guldvliezen,
neigende zonbiezen,
fluitende gouden zonnegeluiden,
ze leiden elkaar van uit het zuiden,
ze loopen over mijn marmersteen
in goudmuiltjes heen.
En 't lijkt of ze nu wel overal zijn,
de wereld is vol met een geelen goudwijn.
't lijkt wel een herfst op den witten steen,
een herfst van dorre en gele kraakbladen,
engelen in wevegoudwaden,
zwevende guldvliezen,
neigende zonbiezen,
fluitende gouden zonnegeluiden,
ze leiden elkaar van uit het zuiden,
ze loopen over mijn marmersteen
in goudmuiltjes heen.
En 't lijkt of ze nu wel overal zijn,
de wereld is vol met een geelen goudwijn.