Gorter/Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken
Uiterlijk
< Gorter
← Hè ik wou jij was de lucht | Verzen van Gorter (1890) door Herman Gorter | Ik was toen een arme jongen → |
Uitgegeven in Amsterdam door W. Versluys. |
[ 50 ]
Dit zijn de bleeke, bleeklichte weken,
'k zie de menschen gaan, ze steken
hun schamele hoofden in 't stil daglicht,
elk heeft een ander gezicht.
'k zie de menschen gaan, ze steken
hun schamele hoofden in 't stil daglicht,
elk heeft een ander gezicht.
'k Hoor hoe ze tegen elkander spreken
woorden die bleken en vèr weken,
dan zijn ze weer alle wèg,
en 't is eenzaam als een weg.
woorden die bleken en vèr weken,
dan zijn ze weer alle wèg,
en 't is eenzaam als een weg.
Mijn hoofd is leeg en mijn mond is droog,
mijn oogen branden omhoog,
't is koud en stoffig en wit
al dat licht, waarin ik zit.
mijn oogen branden omhoog,
't is koud en stoffig en wit
al dat licht, waarin ik zit.
Mijn hoofd heb ik in mijn handen,
elkaar voelen warm de wanden
van 't vleesch, mijn beenen zijn moe
van 't leven dat ik toch doe.
elkaar voelen warm de wanden
van 't vleesch, mijn beenen zijn moe
van 't leven dat ik toch doe.