Naar inhoud springen

Heinrich Witte-Wandelgids Bennekom (1902)/13

Uit Wikisource
[ 68 ]
 

XIII. RENKUM, ORANJE-NASSAU'S-OORD,
WAGENINGSCHE BERG, KEIJENBERG.

 

Aan de wandeling naar Nol in 't Bosch kan men, als men er wat meer tijd aan wil besteden, een zeer loonende uitbreiding geven, wat hun, die eenige dagen te Bennekom verblijven, niet te warm kan aanbevolen worden.

Wanneer men uit het hotel Nol in 't Bosch komt, slaat men rechtsaf een mooie laan in (niet rechtsom den Molenweg). Spoedig komt men dan aan een zeer fraaie, lichte laan die deze rechthoekig snijdt. Hier slaat men rechtsom naar het vroegere Koninklijke paleis, thans herstellingsinrichting Oranje-Nassau's-Oord, welk zeer uitgestrekte landgoed, waarop men zich trouwens reeds bevindt, vóór dat het door Z.M. Koning Willem III werd gekocht, als Grunsfoort bekend was.

Aan het einde van die rechte laan gekomen gaat men rechts-, en een weinig verder linksom, altijd den breeden rijweg volgende, om den groententuin heen, tot men op niet zeer verren afstand ook om het nieuwe gebouw en het voormalige paleis wandelt, en eindelijk rechtsom in de groote zeer lange oprijlaan terecht komt.

Ofschoon dit schoone landgoed eigenlijk, zoolang het in 't bezit was van H.M. de Koningin-weduwe, geen z.g. publieke wandelplaats kon genoemd worden, was het dit toch inderdaad wel, met uitzondering alleen van de onmiddelijke omgeving van het paleis, en een bescheiden [ 69 ]gebruik zal vermoedelijk ook onder het nieuwe regime den rustigen wandelaar wel niet ontzegd worden[1].

De oprijlaan ten einde gekomen, staat men op den Arnhem-Utrechtschen straatweg, en wel aan den van Wageningen afgekeerden voet van den Wageningschen berg.

Hier kan men, zoo men daaraan de voorkeur geeft, ook komen over Renkum. Men gaat dan van Nol in 't Bosch af dezelfde donkere laan in en houdt die rechtuit. Bij de vroegere oliemolen Kortenburg gaat men over een paar brugjes heen, rechtsom langs de papierfabriek en daarna linksom in de richting naar Renkum.

Men komt dan boven op de vlakte, en kan het zoo aanleggen, dat men in het midden of tennaasten bij aan het einde van dit vriendelijke dorp uitkomt. Wil men het wat nader leeren kennen, dan houdt men links; om daarna, in het dorp gekomen, rechts af te gaan. Men is is dan ook op den Utrechtschen straatweg en komt dus, dien volgende, op hetzelfde punt terecht.

Van Oranje-Nassau's-Oord kan men, den langzaam oploopenden straatweg houdende, naar 't bekende hôtel de Wageningsche Berg wandelen, maar men kan ook anders en beter doen.

Niet ver van de plaats waar men zich nu bevindt in schuine richting aan de andere zijde van den weg, gaat men een boschpaadje in, 't welk langs den bovenrand van den berg naar het hôtel loopt. Dit is een wandelpad [ 70 ]op en af, maar toch voornamelijk klimmende, dat zeker menigeen in verrukking zal brengen, en reeds een voorsmaak geeft van wat den wandelaar boven wacht.

Boven aan het hôtel gekomen, zal men moeheid en warmte vergeten, bij het gezicht van het bekende, prachtige panorama van dit hooge punt, over de met koeien bevolkte smaragdgroene uiterwaarden, den Rijn en de Betuwe[2].

Het hôtel verlatende kan men, het groote gebouw rechts omgaande, langs een der breede oprijlanen op den straatweg komen, wat dan ook zij, die hier vaak komen, geregeld doen; maar de vreemde bezoeker doet beter met eerst, rechts van het hoofdgebouw, een gemakkelijk te vinden uitzichtspunt op te zoeken, vanwaar het vergezicht over den kronkelenden Rijn zeker wel het fraaiste is.

Van dit punt loopt een uitgeregend voetpad naar beneden. Dit volge men; 't is een zeer geaccidenteerd pad, dat weer naar boven gaat, waar men natuurlijk op nieuw de Betuwe overziet. Daarna gaat het onder langs het landgoed Belmonte, waarvan het huis boven op den berg staat, steeds naar beneden. Er is voor hem, die in de Duitsche bergstreken dwaalde, niet veel ver[ 71 ]beelding toe noodig, om zich weer daar heen verplaatst te denken.

Wanneer men, op een steilen afgang na, beneden gekomen is, ziet men een pad vóór zich dat weer naar boven gaat. Dit kan men volgen; men gaat dan om een hoek van Belmonte heen, en komt weer op een heel ander uitzichtspunt, maar het gezicht is daar niet volkomen vrij meer. Vroeger zal het veel fraaier geweest zijn. Afdalende komt men dan boven aan den Hollen weg uit.

Deze holle weg is echter te schilderachtig om hem niet geheel te willen zien; daarom gaat men liever dit pad niet op maar blijft men naar beneden gaan, waar men dan op een onderlangschen rijweg uitkomt, vlak bij het dijkje naar het Lexkensveer.

Gaat men dit dijkje een eind op, dan heeft men rugwaarts een zeer mooi gezicht op den berg met den huize Belmonte.

Deze weg onder langs den berg is voor voertuigen veel gemakkelijker, omdat hij niet naar boven loopt, en aan de andere zijde van den berg weer op den straatweg uitkomt.

In den winter of in 't voorjaar is hij echter van het Lexkensveer af in de richting naar Renkum gedeeltelijk overstroomd en dus onbruikbaar. Tot het Lexkensveer blijft hij echter droog.

Op weinige schreden van het veerdijkje ziet men een breeden weg naar boven gaan. Het is de bekende Holle weg, die aan beide zijden door hooge begroeide bergwanden begrensd, rechts op den straatweg uitkomt. Hij is bekend als een der schilderachtigste wegen in ons land.

Komt men hem uit, juist daar, waar vroeger het tolhek stond (het huis staat er nog) dan gaat men den straatweg dwars over en het pad op, dat recht tegenover [ 72 ]den Hollen weg in rechte richting tusschen de bouwlanden door op Bennekom aan loopt, zoodat men van hier het dorp in drie kwartier bereikt[3].

Aanvankelijk is die weg vlak en ter linkerzijde is het uitzicht door akkermaalshout belet. Maar aan het einde daarvan begint de flauwe Noordelijke berghelling, en men blijft daar onwillekeurig even stilstaan, want het panorama dat men hier recht vóór zich heeft is inderdaad een groote verrassing.

Men houdt dit den berg afwandelende, gestadig vóór zich, tot men eindelijk op den tramweg, dicht bij de nieuwe Wageningsche begraafplaats, uitkomt. Rechtuit bereikt men nu na een poos den grintweg en daarna het dorp.

Als men zich niet noodeloos ophoudt, kan men deze wandeling in drie uren doen. Maar wil men er den dag aan geven—en het is genoeg voor een dag—dan wandelt men in den voormiddag op zijn gemak naar Nol in 't Bosch, en neemt daar dan een halfuur meer voor, om over den Keijenberg te gaan. In dit geval gaat men den Arnhemschen grintweg niet alleen op maar bij Ooster-Eng ook weer af, rechtuit tusschen de steenen palen ter weerszijden van den weg, die aanduiden dat dit landgoed hier begint, door, tot men, na over een tweetal bruggen over beken gegaan te zijn, ter rechterzijde aan den dicht beschaduwden weg komt, die naar en langs het heerenhuis loopt. Dezen weg vol[ 73 ]gende is men voorbij het heerenhuis spoedig op den berg in een mooie laan. Links ligt Renkum. Deze laan ten einde gaat men rechtsom naar de papierfabriek; daar weer rechts- en vervolgens linksom over de beken en volgt deze laan recht op Nol in 't Bosch af.

Men blijft daar dan koffie drinken of lunchen, waar spoedig een uur mee heengaat. Uitgerust, wandelt men daarna over Oranje-Nassau's-Oord naar den Wageningschen berg, waar men in de veranda of op het frisch beschaduwde plein zóólang van het fraaie vergezicht geniet, dat men berekent op zijn gemak vóór het diner te Bennekom terug te zijn.

Legt men het zoo aan, dan is deze aan afwisseling zoo rijke wandeling niet te vermoeiend, en zal men er allicht toe komen om na tafel nog een kleine wandeling, b.v. naar Hoekelum of den Hullenberg, te maken.

Voor afmatting moet men zich echter wachten, daar men anders ophoudt te genieten.

 

 
  1. Wij vernemen daar juist dat voor het bezoek in 't vervolg persoonlijke kaarten zullen worden afgegeven voor ƒ 1.—, ten bate van het Emma-fonds. Dat die gevorderd zullen worden voor vreemdelingen, die slechts éénmaal deze wandeling willen maken, schijnt echter niet de bedoeling te zijn.
  2. Wanneer men den straatweg volgt gaat men langs den watertoren, welks plateau, boven het reservoir, uitmuntend als Belvedère is ingericht. Daar die toren reeds op de kruin van den berg staat, is dit Belvedère niet zóó hoog dat men er tegen behoeft op te zien den gemakkelijken trap te beklimmen. Vooral het gezicht over de Betuwe, waarvan de verschillende dorpen aangeduid zijn, is daar schoon, niet minder ook dat over de boschrijke Veluwe. Wanneer men, in 't hôtel zijnde, er een half uur voor beschikbaar heeft, zal men het zich niet beklagen van deze gelegenheid om à vol d'oiseau de landstreek te overzien gebruik te hebben gemaakt.
  3. Een zeer mooie wandeling kan men maken langs den rand van den Hollen weg in de richting naar Wageningen. Boven nabij den straatweg gaat men dan linksaf, of liever linksom, en komt men wat verder op den straatweg uit. Het gezicht van den hoogen bergrand blijft boeiend vanzelf.