Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Autorita o Potesta

Uit Wikisource
In­vo­ca­tione. Aen­roe­pin­ge Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1644) door Cesare Ripa et al., vertaald door Dirck Pietersz Pers

Auto­ri­ta o Po­tes­ta. Aen­sien of Ont­sagh, p. 19-20

Ter­ræ mo­to. Aerd­be­vin­ge
Uitgegeven in Amstelredam door Dirck Pietersz Pers.
[ 19 ]

Autorita o Potesta. Aenſien of Ontſagh.

EEn ſtatige vrouwe, die op een Koninglijcke zetel ſittende, met koſtlijcke geſtickte, geborduyrde kleederen, vol edelſteenen, geciert is, mette rechter hand twee [ 20 ]ſleutels oplichtende, heeftſe in de ſlincker een ſcepter, van d’eene ſyde een deel boecken, en van d’ander ſyde verſcheyden wapenen.

 Zy word een bedaegde vrouwe afgebeelt, om dat een rijp ouder, eygentlijck Aenſien by ſich heeft. Waer over Cicero in ſijn boeck van d’ouderdom ſeyt, Het hoogſte van d’ouderdom is aenſienlijckheyd, en voegter by, het eerwaerdige ouderdom heeft inſonderheyd ſulck aenſien, dat dit meer is als alle welluſten: en dat voornaemlijck door de wijsheyd en ervaerentheyd, die daer in word gevonden. Iob ſeyt in ſijn xii cap. by den Voor-vaderen is de wijsheyd en kloeckheyd van veele jaeren. Waer uyt het geſchied, dat de Iongelingen om te gehoorſamen, en de Oude om te gebieden, geſtelt zijn, gelijck Plutarchus verhaelt.
 Zy word ſittende afgemaelt, want het ſitten is den Princen en Magiſtraeten eygen: En hier door wort het Ontſagh en Aenſien, en te gelijck de ruſte en geruſtheyd des gemoeds vertoont, want die dingen, diewelcke ontſagh en ſtatigheyt vereyſſchen, behooren niet gehandelt te worden, ten zy met rijpe ſittinge en beraet, gelijck de Rechters, en diewelcke macht hebben om te beſluyten, vry te ſpreken, of veroordeelen, haere uytſpraeck niet wettlijck kan werden uytgevoert, ten zy datſe ſitten; gelijck de wetten getuygen 2 § in bonorum ff. quis ordo &c.
 Zy word met een koſtel en blinckend kleed geciert, want ſoodaenigh zijnſe, die daer macht hebben boven andere, in ’t aenſien der menſchen: En ſoo betoonen, boven dat, de kleederen en koſtle ſteenen, eere en aenſien, in die geene, dieſe dragen.
 De ſleutels betoonen het Aenſien en de geeſtlijcke macht, gelijck Chriſtus ſeer wel betoont, wanneer hy, daer door aen Petrus het opperſte aenſien gaf, ſeggende Math. 16, Ick ſal u de ſleutelen des hemelrijx geven &c.
 Zy houd de sleutels in de rechter hand, want de geeſtlijcke macht is de voornaemſte en edelſte boven alle andere, gelijck de ziele edelder is als het lichaem.
 Zy houd de rechter hand met de ſleutels ten hemel gekeert, om te vertoonen dat alle macht van God is, gelijck S. Paulus ſeyt, daerom vermaent hy, dat alle ziele der voornaemſter macht ſal onderdaenigh zijn. Rom. xiii.
 De ſcepter in de ſlincker hand, betoont de wereltlijcke macht en aenſien, gelijck een yder bekent is. En de boecken en wapenen die ter ſyden leggen, om deſe beeldeniſſe noch al gemeender te maecken, betoonen in ’t eerſte het aenſien der ſchrifture en der geleerden, en het ander de wapenen, diewelcke aen de ſlincker ſyde geſtelt werden nae de ſpreucke van Cicero: Cedant arma togæ, dat is: Laet de wapenen voor de geleertheyd wijcken.