Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Clemenza (2)
← Clemenza (2)|Clemenza. Goedertierentheyt | ‘Clemenza. Goedertierentheyt, Goedaerdigheyt’ door Cesare Ripa | Clemenza & moderatione. Goedertierentheyt en Tucht → |
Afkomstig uit Cesare Ripa et al. (1644) Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants, Amstelredam: Dirck Pietersz Pers, p. 179. Publiek domein. |
Clemenza. Goedertierentheyt, Goedaerdigheyt.
EEn Vrouwe, die met haere voeten een bergh van Krijghswapenen vertreet, en die mette rechter hand een Olijftack uytreyckt, leunende met den ſlincker arm op den tronck van dienſelven boom, alwaer de Faſci Conſulares of Burgemeeſters roeden aenhangen.
Goedertierentheyt is niet anders als een ophoudinge van ſtraffe aen de miſdaedige, weſende deſe een verſoetinge van de ſtrengigheyt, maeckende een volmaeckte maniere van Iuſtitie, of Recht, weſende, voor die in Regieringe geſtelt zijn, ſeer nootwendigh.
Zy leunt aen een tronck van een Olijfboom, om te vertoonen, dat de Goedertierentheyt niet anders is, als een neyginge van ’t gemoed, totte barmhertigheyt.
Zy reyckt een tack uyt van dieſelve plante, om een teycken van Vreede te vertoonen: en de Wapenen ter aerden geworpen, mette Borgemeeſters roeden die opgehangen zijn, bedieden, datmen tegen de miſdadige geen ſtrengigheyt van Recht wil gebruycken, als men wel konde; Daerom ſeytmen dat de Goedertierentheyt eygentlijck een aflaet van God is, over onſe ſonden. Waerover de geeſtlijcke Poeet Vida verſiert, dat in plaets van Mercurius, Jupiter de Goedertierentheyt ſent, die een Dienaereſſche ſal weſen van ’t Ambaſſaetſchap. En Seneca druckt in ſijn ſpel Octavia, ſeer wel uyt, ’t geene boven geſeyt is, seggende:
’t Is braef te munten uyt by treffelijcke Helden,
Voor ’t land te zijn beſorght, te ſpaeren den geknelden,
Sich ſpeenen van den moord, en doen de gramschap af,
En gunnen ’t land de rust, ſijn Eeuw den Vreede-ſtaf:
Door dees verheven Deugd, ſo klimtmen nae de Wolcken,
En hier door is de Held Auguſtus van de Volcken,
Als Vaeder van het Rijck, voor eenen God gekroont,
Wiens Sterre, t’zijnder eer, de Kerck en Hemel toont.