Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants/Fraude (3)

Uit Wikisource
Frau­de. Be­drogh Iconologia of Uytbeeldinghen des Verstants (1644) door Cesare Ripa et al., vertaald door Dirck Pietersz Pers

Frau­de. Be­drogh, p. 29-30

In­gan­no. Loo­se Be­drie­ge­rye
Uitgegeven in Amstelredam door Dirck Pietersz Pers.
[ 29 ]

Fraude. Bedrogh.

Dante maelt haer in ſijne helle af, datſe een aenſicht van een vroom menſch [ 30 ]gelijckt, en de reſt van ’t lichaem is als een ſlange, met veele vlacken en verwen, zijnde haere ſteert gekrult als een ſcorpioen die zy uyt de vloet Cocito, de helle of het vuyle waeter gekregen heeft, alſoo afgeſchildert zijnde, wortſe Gerion geheeten. Door ’t deftigh aenſicht wordt verſtaen dat de bedriegers meerendeels met een uytwendigh aengenaem weſen, lieflijcke woorden, zedige kleedinge, ſtatige gangh en andere behaeghlijcke dingen, den menſchen verleyden, gaende altijt ſwanger van loosheyt en andere ſmette van ſchelmerye, bedeckt met doodlijcke en venijnige ſteken. En worden daerom geſeyt Gerion te gelijcken, om dat hy regeerende ontrent het eyland Baleari, met een lieflijck geſicht, met vriendlijcke woorden en alle vriendſchap, voor een gebruyck hadde de vrienden en voorbygangers, onder ſchijn van deſe beleeftheyt, wanneer zy ſliepen, om hals te brengen, gelijck ſulx de oude en nieuwe ſchrijvers verhaelen, inſonderheyt Bocatius. Arioſto ſchildertſe aldus af:

Bedrogh die ſchijnt een ſoete maeght,
Die deftigh braeve cierſels draeght.
Van oogen ſchoon, van zeden fier,
Van tael beleeft en goedertier:
Iae ſchijnt een Engel Gabriël,
Maer onder ſchuylt een morſigh vel,
Dat zy deckt met haer lange kleet,
En heeft een vinnigh mes gereet.