Naar inhoud springen

In en om Valkenburg (1890)/17

Uit Wikisource
Het St. Jansbosch, de Sibber Grub en de Dalemerweg In en om Valkenburg (1890) door Heinrich Witte

Gulpen

Besluit
Uitgegeven in Leiden door E.J. Brill.
[ 113 ]
 

GULPEN.

 

 

Hij, die eenige dagen achtereen te Valkenburg verblijft, verzuime vooral niet een bezoek te brengen aan Gulpen, en, door een flinke wandeling aldaar, eenigszins met de omstreken van dit dorp, een der bloeiendsten van Limburg, bekend te worden.

Als men niet te lang tafelt, kan men dit, met gebruikmaking van den spoortrein tot Wijlre, in 't midden van den zomer zeer goed na den middag doen. Maar verkieslijker is het te Valkenburg een rijtuig te nemen, hetwelk, als men met drie of vier personen is, daar dit goed met één paard kan gedaan worden, niet veel kostbaarder uitkomt. Dan toch is men volkomen meester van zijn tijd en komt men frisch te Gulpen aan.

Men rijdt dan bij voorkeur over Wijlre en Wittem naar Gulpen, en kan dan en passant een bezoek brengen aan het in 1732 gebouwde klooster, aanvankelijk een Capucijnerklooster, en dat sedert 1885 door paters Redemptoristen betrokken werd. Dit kolossale gebouw moge niet op een hoogen ouderdom kunnen bogen, het is zeker een bezoek overwaard, al ware het alleen maar om een vluchtigen blik te werpen in de in verschillende afdeelingen gesplitste, [ 114 ]rijke, keurige en goed geordende bibliotheek. Van Gulpen terugkeerende, rijdt men dan direct op Wijlre aan.

Wil men er een geheelen dag aan geven, en ziet men niet tegen een flinke wandeling op, dan kan men het zeer goed ook te voet doen, en behoeft daarvoor niet eens vroeg te vertrekken.

Men wandelt dan, onverschillig langs den grooten weg over Oud-Valkenburg, of kiest veeleer het wandelpad onder langs den Schaesberg, het kasteel Oost en de Geul tot Schin op Geul, waar men vervolgens den weg naar den Keutenberg inslaat, dezen berg voorbijgaat, en daarna het door de weilanden loopend Kerkpad volgt, zoodat men te Wijlre tusschen de brug en het kasteel Kerens uitkomt[1].

Vlak over het kasteel ziet men dan den grooten weg, waar langs men rechtuit, in p.m. 20 minuten Gulpen bereikt.

Rekent men voor deze wandeling twee uren, dan komt men zeker niet te kort, Men kan dan te Gulpen in het hôtel "de Kroon", op de markt, op zijn gemak middagmalen en daarna een wandeling doen, waartoe wij de hiervolgende aanbevelen, terwijl men gelegenheid heeft om van Wijlre per spoortrein terug te keeren.

Aldus ingericht, kan het voor een goed wandelaar volstrekt niet bijzonder vermoeiend wezen, en hij zal erkennen zijn dag goed besteed te hebben.—

Had Gulpen, even als Valkenburg, het voordeel onmiddellijk aan den spoorweg te liggen, het zou zeker niet veel minder bezoekers trekken dan het [ 115 ]oude stadje, ofschoon dit in zijn berggroeven een eigenaardige aantrekkelijkheid bezit. Nu zal het voor de meeste bezoekers dezer streek wel steeds het doel van een uitstapje blijven[2], en verhoogt het als zoodanig de waarde van het Geuldal.

Toch ligt dit lieve, nette en ruim uiteengebouwde plaatsje met zijn p.m. 1200 inwoners[3] niet aan de Geul, maar aan de Gulp, die zich een weinig ten Noorden van Gulpen in de Geul stort, zoodat dit dorp, hoe dicht er ook bij liggende, tot het eigenlijke Geuldal niet meer behoort. Het is er daardoor niet minder om.

De markt dwars overgaande komt men op den grooten rijksweg van Maastricht naar Aken. We slaan hier rechts om, wandelen dezen weg op in de richting naar Maastricht, en niet lang duurt het of men ziet het oud-adelijke kasteel Neuborg ter linker zijde in het dal liggen. Een donkere kastanjelaan, die in schuine richting op het kasteel aanloopt, lokt ons door de frissche schaduw, en we slaan die dan ook in, al kunnen we door een lindelaan, die een minuut of vijf verder ligt en recht op den hoofdingang van 't kasteel uitkomt, dus veel korter is, dit ook bereiken. Nu komen we uit bij een gesloten [ 116 ]zijhek, en hebben alvast gelegenheid om het fraaie en goed onderhouden opene gedeelte van het park te bewonderen.

We gaan dit hek een eindweegs langs en komen zoo weldra aan den hoofdingang, toegang gevende tot het binnenplein, dat aan de ééne zijde door stallen, aan de andere (linker-) zijde door woonhuizen van het dienstpersoneel begrensd wordt. Rechtuit ligt het monumentale gebouw, door Craandijk niet geheel ten onrechte een vorstelijk slot genoemd[4]. Hoewel Neuborg "oud en edel" is, ziet het er thans toch heel anders uit dan oudstijds; immers het werd in de tweede helft der vorige eeuw (1775) aanmerkelijk vergroot en verbouwd, en wel door den graaf van Plettenberg, Heer van Wittem, terwijl het thans eigendom is van den graaf de Marchandt d'Ansembourg.

Het schijnt tegenwoordig door den eigenaar evenmin bewoond te worden als toen Craandijk het in 1883 bezocht, terwijl een rentmeester er den scepter zwaait. Tot dezen heeft men zich dus te wenden, zoo men het park wenscht te bezoeken. Om hem te spreken ga men op zijn bureau, hetwelk men vindt ter linkerzijde van den hoofdingang, waar dit door het woord "Rentmeesterij" is aangeduid.

Wij durven niet te zeggen dat dit verzoek altijd met dezelfde bereidwilligheid zal of liever kan worden toegestaan, maar we raden een poging ertoe ten zeerste aan.

[ 117 ]Gelukt deze, waartoe wij reden hebben te gelooven dat veel kans is, dan ga men van het voorplein linksom, de brug over, en sta men even stil om den aanleg te overzien in de richting van den weg dien men straks afkwam; vervolgens sla men rechtsom op het bosch af, en dan komt men spoedig op een tweede brug over de Gulp, van welke men een zeer fraai gezicht heeft op een breeden, hoewel niet hoogen waterval.

Wij bepalen ons hier tot een eenvoudige mededeeling, maar kunnen toch niet nalaten er bij te voegen, dat de verschillende gezichtspunten in dit uitgestrekte, uitmuntend onderhouden park overheerlijk zijn.

Vlak over de brug, in het niet breede bosch, dat hier het park begrenst, staat, op een dicht beschaduwde, lieve plek, een bank, die dus gelegenheid biedt om even uit te rusten.

Vervolgens zet men zijn wandeling rechtsafgaande voort, tot men eindelijk dicht bij een open prieel een uitgang vindt.

Wil men het park niet doorwandelen of wordt dit onverhoopt niet toegestaan, dan wandele men het om, teneinde den weg te bereiken, die er aan de Zuid-Oostzijde langs loopt.

Dezen gevonden hebbende, en men vindt hem, het park langs gaande, vanzelf, gaat men rechtsaf langs den voet van den allerwege beteelden berg, en men bereikt na een kort poosje het gehucht Pesaeken, dat men langs gaat, zonder zich er mee te bemoeien, doorwandelende tot men op een punt komt, waar onze weg door een breederen rechthoekig gesneden wordt.

We gaan nu rechtsaf en passeeren spoedig een [ 118 ]brug over de Gulp, die hier vrij woelig is. Wat verder weer rechtsom slaande, kiest men vervolgens den tweeden weg links.

Weldra komt men nu in een uitgestrekt en geheel beteeld dal, en heeft men op eenigen afstand een naar den grooten rijksweg schijnbaar zeer steil oploopenden rijweg voor zich.

Het landschap verdient hier met volle recht schoon genoemd te worden.

De steilte van dezen weg valt echter, gelijk later blijkt, mee; 't is zelfs een gemakkelijke weg, die ons weldra op de groote Akensche Chaussee voert, natuurlijk een heel eind voorbij de lanen van het kasteel, en op een veel hooger punt, dan waarvan we hem straks, toen we de kastanjelaan insloegen, verlieten.

Het gezicht van dezen hoogen weg op de lager liggende landen is zóó schilderachtig, dat we dien wel wat langer zouden wenschen. In dit opzicht heeft hij, hoe verschillend de panorama's ook zijn, veel overeenkomst met het eerste gedeelte van den grooten weg van Valkenburg naar Heerlen, dat we op onze wandeling naar Heihof leerden kennen.

Van den weg af heeft men nu ter rechterzijde steeds het gezicht op den hoogen Gulperberg en op een naar den top daarvan loopend voetpad. Het vergezicht op den top van dezen berg wordt zeer geroemd.

De hier opgegeven wandeling legt men gemakkelijk binnen een paar uren af, terwijl de afstand van Gulpen naar het station Wijlre op p.m. ¾ uur kan geschat worden.
 

 

  1. Zie de hierop betrekking hebbende wandelingen.
  2. Het verblijf aldaar gedurende een dag of wat, kan, voor hem, die er prijs op stelt met de lieve omstreken goed bekend te worden, niet anders dan aanbevelenswaardig zijn. Bestaat er ook te Gulpen nog geen hôtel, in den zin waarin wij dit woord gewoon zijn op te vatten, het is bekend dat de Wed. Leclerq, eigenaresse van "de Kroon", niets verzuimt, wat kan strekken om het haren gasten, die er een passend verblijf vinden, aangenaam te maken.
    Nog een ander logement, tevens café, van A. Meertens, wordt aanbevolen.
  3. Volgens Witkamp bedroeg in 1870 dit getal 1176.
  4. Die belang stellen in de historische bijzonderheden, betrekking hebbende op de in Limburg voorkomende kasteelen, verwijzen wij naar Craandijk's Wandelingen door Nederland, het deeltje aan deze provincie gewijd.