Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 38

Uit Wikisource
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Max Havelaar of de Koffiveilingen der Nederlandsche Handelsmaatschappy
Proloog - 1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38


Daarop vertrok Havelaar met vrouw en kind van Rangkas-Betoeng. Hij weigerde alle geleide. Duclari en Verbrugge waren diep geroerd bij 't afscheid. Ook Max was aangedaan, vooral toen hij op de eerste wisselplaats eene talrijke menigte vond, die weggeslopen was uit Rangkas-Betoeng om hem daar te begroeten voor het laatst.

Te Serang stapte de familie bij den heer Slijmering af, die haar met de gewone indische gastvrijheid ontving. [1]

's Avonds kwam er veel bezoek bij den resident. Men zeide zoo beteekenisvol mogelijk, gekomen te zijn om Havelaar te begroeten, en Max ontving menig welsprekenden handdruk...

Maar hij moest naar Batavia om den Gouverneur-generaal te spreken...

Dáár aangekomen, liet hij om gehoor verzoeken. Dit werd hem geweigerd omdat er een fijtzweer was aan den voet van zijn Excellentie.

Havelaar wachtte tot die fijtzweer genezen was. Toen liet hij andermaal verzoeken gehoord te worden.

Zijn Excellentie "had het zoo druk dat zij zelfs aan den Direkteur-generaal van financien een audientie had moeten weigeren" en kon dus ook Havelaar niet ontvangen.

Havelaar wachtte tot zijn Excellentie zou heengeworsteld zijn door die drukte. Intusschen voelde hij iets als naijver op de personen die aan zijn Excellentie waren toegevoegd in den arbeid. Want hij werkte gaarne snel en veel, en gewoonlijk smolten zulke "drukten" weg onder zijn hand. Hiervan echter was nu natuurlijk geen spraak. Havelaars arbeid was zwaarder dan arbeid: hij wachtte!

Hij wachtte. Eindelijk liet hij op-nieuw verzoeken om gehoord te worden. Men gaf hem ten-antwoord "dat zijn Excellentie hem niet kon ontvangen, wijl ze hierin verhinderd werd door de drukte van haar aanstaand vertrek."

Max beval zich aan in de gunst van zijn Excellentie om één half uur gehoor, zoodra er een kleine ruimte wezen zou tusschen twee "drukten."

Eindelijk vernam hij dat zijn Excellentie den volgenden dag vertrekken zou! Dit was hem een donderslag. Nog altijd hield hij zich krampachtig vast aan 't geloof dat de aftredende Landvoogd eerlijk man, en... bedrogen was. [2] Een vierendeel uurs ware voldoende geweest om derechtvaardigheid zijner zaak te bewijzen, en dit vierendeel uurs scheen men hem niet te willen geven.

Ik vind onder Havelaars papieren de minuut van een brief dien hij aan den aftredenden Gouverneur-generaal schijnt geschreven te hebben op den laatsten avond voor diens vertrek naar 't moederland. Op den rand staat met potlood aangeteekend: "niet juist" waaruit ik opmaak dat sommige zinsneden bij 't afschrijven veranderd zijn. Ik doe dit opmerken, om niet uit het gemis aan letterlijke overeenstemming van dit stuk, twijfel te doen geboren worden aan de echtheid der andere officieele stukken die ik meedeelde, en die allen door een vreemde hand voor eensluidend afschrift zijn geteekend. Misschien heeft de man aan wien deze brief gericht was, lust den volkomen-juisten tekst daarvan publiek te maken. [3] Men zou door vergelijking kunnen zien hoever Havelaar is afgeweken van zijn minuut. Zakelijk korrekt was de inhoud aldus:

"Batavia, 23 Mei 1856.
Excellentie! Mijn ambtshalve bij missive van 28 Februari gedaan verzoek om aangaande de Lebaksche zaken te worden gehoord, is zonder gevolg gebleven.
Evenzoo heeft Uwe Excellentie niet gelieven te voldoen aan mijn herhaalde verzoeken om audientie.
Uwe Exellentie heeft dus een ambtenaar die gunstig bij het Gouvernement bekend stond – dit zijn uwer Excellentie's eigen woorden! – iemand die zeventien jaren het Land in deze gewesten diende, iemand die niet alleen niets misdeed, maar zelfs met ongekende zelfverloochening het goede beoogde en voor eer en plicht alles veil had... zóó iemand heeft Uwe Excellentie gesteld beneden den misdadiger. Want dien hoort men ten-minste.
Dat men Uwe Excellentie omtrent mij misleid heeft, begrijp ik. Maar dat Uwe Excellentie niet de gelegenheid heeft aangegrepen om die misleiding te ontgaan, begrijp ik niet.
Morgen gaat uwe Excellentie van hier, en ik mag haar niet laten vertrekken zonder nog eenmaal gezegd te hebben dat ik mijn PLICHT heb gedaan, GEHEEL-EN-AL MIJN PLICHT, met beleid, met bezadigdheid, met menschlievendheid, met zachtheid en met moed.
De gronden waarop gebazeerd is de afkeuring in Uwer Excellentie's kabinetsmissive van 23 Maart, zijn geheel-en-al verdicht en logenachtig.
Ik kan dit bewijzen, en dit ware reeds geschied, als Uwe Excellentie mij één half uur gehoor had willen schenken. Als Uwe Excellentie één half uur tijd had kunnen vinden om recht te doen!
Dit is zoo niet geweest! Een deftig gezin is daardoor tot den bedelstaf gebracht...
Hierover evenwel klaag ik niet.
Maar Uwe Excellentie heeft gesanktioneerd: HET STELSEL VAN MISBRUIK VAN GEZAG, VAN ROOF EN MOORD, WAARONDER DE ARME JAVAAN GEBUKT GAAT, en dáárover klaag ik.
Dàt schreit ten hemel!
Er kleeft bloed aan de overgegaarde penningen van uw dùs ontvangen indisch traktement, Excellentie! [4]
Nog éénmaal vraag ik om een oogenblik gehoor, zij het dezen nacht, zij het morgen vroeg! En alweder vraag ik dit niet voor mij, maar voor de zaak die ik voorsta, de zaak van rechtvaardigheid en menschelijkheid, die tevens de zaak is van welbegrepen politiek.
Als uwe Excellentie het met haar geweten kan overeenbrengen, van hier te vertrekken zonder mij te hooren, het mijne zal gerust zijn bij de overtuiging al het mogelijke te hebben aangewend om de treurige, bloedige gebeurtenissen te voorkomen, die weldra 't gevolg zullen wezen van de eigenwillige onkunde waarin de Regeering wordt gelaten tenopzichte van hetgeen er omgaat onder de bevolking. [5]
MAX HAVELAAR."

Havelaar wachtte dien avond. Hij wachtte den gansche nacht.

Hij had gehoopt dat misschien verstoordheid over den toon van zijn brief bewerken zou, wat hij vergeefs getracht had te bereiken door zachtheid en geduld. Zijn hoop was ijdel! De Gouverneur-generaal vertrok zonder Havelaar te hebben gehoord. Er was weder een Excellentie ter-ruste gegaan in 't moederland!


Havelaar doolde arm en verlaten rond. Hij zocht...

Genoeg, mijn goede Stern! Ik, Multatuli, neem de pen op. Ge zijt niet geroepen Havelaars levensgeschiedenis te schrijven. Ik heb u in 't leven geroepen... ik liet u komen van Hamburg... ik leerde u redelijk goed hollandsch schrijven, in zeer korten tijd... ik liet u Louise Rosemeijer kussen, die in suiker doet... het is genoeg, Stern, ge kunt gaan!


Die Sjaalman en zijn vrouw...

Halt, ellendig produkt van vuile geldzucht en godslasterlijke femelarij! Ik heb u geschapen... ge zijt opgegroeid tot een monster onder mijn pen... ik walg van mijn eigen maaksel: stik in koffij en verdwijn!


Ja, ik, Multatuli "die veel gedragen heb" neem de pen op. Ik vraag geen verschooning voor den vorm van mijn boek. Die vorm kwam mij geschikt voor ter bereiking van mijn doel.

Dit doel is tweeledig:

Ik wilde in de eerste plaats het aanzijn geven aan iets dat als heilige poesaka zal kunnen bewaard worden door kleinen Max en zijn zusje, als hun ouders zullen zijn omgekomen van ellende.

Ik wilde aan die kinderen een adelbrief geven van mijne hand.

En in de tweede plaats:ik wil gelezen worden.

Ja, ik wil gelezen worden! Ik wil gelezen worden door staatslieden, die verplicht zijn te letten op de teekenen des tijds.. door letterkundigen, die toch ook eens 't boek moeten inzien waarvan men zooveel kwaads spreekt... door handelaren, die belang hebben bij de koffijveilingen... door kameniers, die me huren voor weinige centen... door Gouverneurs-generaal in-ruste... door Ministers in bezigheid[6]... door de lakeien van die Excellentien... door bidpredikers, die more majorum zullen zeggen dat ik den Almachtigen God aantast, waar ik slechts opsta tegen 't godje dat zij maakten naar hun beeld[7]... door duizenden en tienduizenden van exemplaren uit het droogstoppelras, die – voortgaande hun zaakjes op de bekende wijs te behartigen – 't hardst zullen meeschreeuwen over de mooijigheid van m'n geschrijf[8]... door de leden der Volksvertegenwoordiging, die weten moeten wat er omgaat in 't groote Rijk over zee, dat behoort tot het Rijk van Nederland...

Ja, ik zal gelezen worden!

Als dit doel bereikt wordt, zal ik tevreden zijn. Want het was me niet te doen om goed te schrijven... ik wilde zóó schrijven dat het gehoord werd. En, even als iemand die roept: "houdt den dief!" zich weinig bekommert over den stijl zijner geïmprovizeerde toespraak aan 't publiek, is 't ook mij geheel om 't even hoe men de wijze zal beoordeelen waarop ik mijn "houdt den dief" heb uitgeschreeuwd.

"Het boek is bont... er is geen geleidelijkheid in... jacht op effekt... de stijl is slecht... de schrijver is onbedreven... geen talent... geen methode...

Goed, goed, alles goed! Maar... DE JAVAAN WORDT MISHANDELD!

Want: wederlegging der HOOFDSTREKKING van mijn werk is onmogelijk! [9]

Hoe luider overigens de afkeuring van mijn boek, hoe liever 't mij wezen zal, want des te grooter wordt de kans gehoord te worden. En dit wil ik!

Doch gij, die ik stoor in uw "drukten" of in uw "rust" gij Ministers en Gouverneurs-generaal, rekent niet te zeer op de onbedrevenheid mijner pen. Ze zou zich kunnen oefenen, en met eenige inspanning misschien geraken tot een bekwaamheid die ten-laatste zelfs de waarheid zou doen gelooven door 't Volk! Dan zou ik aan dat Volk een plaats vragen in de Vertegenwoordiging[10] al ware 't alleen om te protesteeren tegen certifikaten van rechtschapenheid, die door Indische specialiteiten vice versa worden uitgereikt[11] misschien om op 't vreemd denkbeeld te brengen dat men zelf waarde hecht aan die hoedanigheid...

Om te protesteeren tegen de eindelooze expeditien en heldendaden tegen arme ellendige schepsels, die men vooraf door mishandeling dwong tot opstand.

Om te protesteeren tegen de schandelijke lafhartigheid van cirkulaires die de eer der Natie schandvlekken door 't inroepen van publieke liefdadigheid voor de slachtoffers van kronischen zeeroof. [12]

't Is waar, die opstandelingen waren uitgehongerde geraamten, en die zeeroovers zijn weerbare mannen!

En als men mij die plaats weigerde... als men mij bij voortduring niet geloofde...

Dan zou ik mijn boek vertalen in de weinige talen die ik ken, en in de vele talen die ik leeren kan, om te vragen aan Europa, wat ik vruchteloos zou hebben gezocht in Nederland.

En er zouden in alle hoofdsteden liederen worden gezongen met refreinen als dit: er ligt een roofstaat aan de zee, tusschen Oostfriesland en de Schelde!

En wanneer ook dit niet baatte?

Dan zou ik mijn boek vertalen in 't maleisch, javaansch, soendasch, al-foersch, boegineesch, battaksch...

En ik zou klewang-wettende krijgszangen slingeren in de gemoederen van de arme martelaren wien ik hulp heb toegezegd, ik, Multatuli.

Redding en hulp, op wettelijken weg, waar het kan... op wettigen weg van geweld, waar het moet.

En dit zou zeer nadeelig werken op de Koffijveilingen van de Nederlandsche Handelmaatschappij! [13]

Want ik ben geen vliegenreddende dichter, geen zachtmoedige droomer, zooals de getrapte Havelaar die zijn plicht deed met den moed van een leeuw, en honger lijdt met het geduld van een marmot in den winter.

Dit boek is een inleiding...

Ik zal toenemen in kracht en scherpte van wapenen, naarmate het noodig zal wezen...

God geve dat het niet noodig zij!

Neen, 't zal niet noodig zijn! Want aan U draag ik mijn boek op, Willem den derden, Koning, Groothertog, Prins... meer dan Prins, Groothertog en Koning... KEIZER van 't prachtig rijk van INSULINDE dat zich daar slingert om den evenaar, als een gordel van smaragd...

Aan U durf ik met vertrouwen vragen of 't uw keizerlijke wil is:

Dat Havelaar wordt bespat met den modder van Slijmeringen en Droogstoppels?

En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM? [14]

Voetnoten[bewerken]

  1. In 'n bataviasche courant werd me verweten dat ik bij den heer Brest van Kempen afstapte. Wel, ik deed dit op zijn uitdrukkelijk verzoek, en 't was van mijn kant 'n edelmoedigheid. De man vreesde voor oproer, waartoe inderdaad reden was. Reeds te Lebak had ik al m'n invloed noodig om de bevolking in rust te houden, waarop dan ook in m'n laatsten brief aan den kontroleur gedoeld wordt. Het zou 'n verkeerden indruk hebben gemaakt, indien ik bij 't verlaten van Bantam blijk had gegeven in onmin met den Resident te zijn, wat dan ook werkelijk het geval niet was. Maar zeker zou dit wèl 't geval geweest zijn, indien ik toen al de motieven had gekend die hem bewogen moordenaars en dieven de hand boven 't hoofd te houden. Gelijk uit den Havelaar blijkt, dacht ik slechts aan een door gewoonte verwrongen plichtbesef van de soort als ik sedert jaren overal ontmoet had. Later evenwel ontdekte ik dat het ontzien van den "geest des gouvernements" in dit bijzonder geval samenhing met 'n indruk van nog lager soort, van... de allerlaagste soort! Het lust me niet, mij daarover op dit oogenblik uittelaten. Misschien is de gewezen minister van kolonien Hasselman genegen den belangstellenden onderzoeker nauwkeuriger intelichten. Ook kan deze staatsdienaar--een mijner voorgangers te Lebak--getuigen of ik de beschuldiging van "overdrijving" in 't schetsen van den toestand dier provincie verdien? Hij zal erkennen dat ik beneden de waarheid bleef. EDD
  2. Dit zeg ik Van Twist zelf in den "Brief aan den Gouverneur-generaal in-ruste." Dat men hem bedrogen had, blijft waar. Maar niet gegrond bleek m'n goedige meening dat-i eerlijk man wezen zou. Een eerlijk man tracht te herstellen wat door zijn schuld bedorven werd, en nooit gaf V.T. het geringste blijk dat-i hieraan wilde meewerken. Integendeel! Juist van hèm ging de helsche wenk uit, dat men onder voorwendsel mijner mooischrijverij--bah!--m'n aanklacht smoren kon. EDD
  3. Dit heeft hij niet gedaan. Mij dunkt dat we, na vijftien jaar wachtens, mijn tekst voor den juisten mogen houden. EDD
  4. Toch Specialiteit voor indische zaken! Toch Liberaal! Toch Lid van de Eerste-Kamer! Toch eere-voorzitter van Mettray! Toch "bijzonder geacht" in 't hoogzedelijk en godvruchtig Nederland! Telkens vraagt men mij 'n "program" van Regeeringsvorm, en sommigen meenen zekeren grond tot ontevredenheid te hebben, omdat ik, bittere opmerkingen makende, zoodanig program tot-nog-toe niet meedeelde. Eilieve, welk ander program is in toestanden als de onze mogelijk dan de wenk dien ik gaf in de laatste bladzijden van "Pruisen en Nederland?" Wetten en bepalingen baten niets, zoo lang men de uitvoering daarvan en het toezicht daarover, opdraagt aan schelmen. Ook hier is de leer toepasselijk die er te halen valt uit het voorval op 'n audientie bij den Keizer van Rusland, dat ik aanhaalde in m'n eerste brochure over Vrijen-arbeid, uitgaaf 1873, blz. 137. EDD
  5. Vgl. blzz. 345 en 346. (Zie de alinea die begint met: "Toch zal de katastroof" tot en met de alinea die eindigt met: "een bedorven Nederlandsch Bestuur", M.D.) Ook de Noot op 't woord amokh op blz. 388. (Noot 141, M.D.) Moeten dan volstrekt de gruwelen van Cawnpore in ons lief Insulinde herhaald worden? En wat anders dan woest uitbersten zal ten-laatste den lang getrapten--en daardoor gedemoralizeerden--Javaan overblijven? Op welke Buitenplaats zullen dan de Van Twisten zitten, zij die de schuld dragen aan 'n woede zooals voorspeld wordt in Sentots vloekzang? EDD
  6. Ministers in bezigheid. Daaronder waren er die hun verheffing te danken hadden aan de door den Havelaar teweeggebrachte "rilling". Kort na de verschijning van dat werk benoemde men een indischen rijkworder tot Minister van Kolonien. Hij zou zorgen dat "geschiedenissen als van Saïdjah voortaan tot de onmogelijkheden behooren zouden!" Wat hij gedaan heeft om dien vromen wensch te bereiken weet ik niet. En dat weet niemand. In-plaats daarvan heeft hij de Natie met den liefelijken oorlog op den Sumatraschen noordhoek begiftigd. EDD
  7. Zie de preek van Wawelaar in hoofdstuk 16. HH
  8. Deze laatste beide volzinnen zijn later bijgevoegd. Ik erken, in 1859 niet voorzien te hebben dat het hier bedoelde volkje mij zou toejuichen. Toch had ik 't kunnen weten. 't Ligt in den aard der zaak dat schelmen 't luidst meeschreeuwen als er "houdt den dief" wordt geroepen. EDD
  9. Dat weerleggen is dan ook niet beproefd. Op één uitzondering na die welke ik behandelde in Noot 151--heeft men nooit openlijk eenig in den Havelaar vermeld feit in twijfel durven trekken. EDD
  10. Nu niet meer, kiezers! Ik zou me waarlijk zeer misplaatst voelen in uwe Kamer, tegenover uw ministers! Ook daaromtrent beroep ik mij op m'n werkjen over Specialiteiten. EDD
  11. Van Twist gaat bij z'n medegrondbezitters--onverschillig van welke z.g.n. staatkundige kleur--nog altijd voor bijzonder achtenswaardig door. Hij spreekt mee over indische zaken, niet alleen alsof er niets op hem viel aantemerken, maar zelfs op den toon van 'n deskundige en bevoegde bij uitnemendheid. En de Natie neemt er genoegen mee! EDD
  12. Nederlanders, dit is geschied! Tot schande van Uw Regeering in Indie, werd die vuistslag in 't aangezicht uwer Marine gegeven, en de eer der uitvinding van deze laagheid komt weer den verheven Landvoogd toe, die geen tijd had om Havelaar te hooren. EDD
  13. Ziehier eindelijk den regel die den titel van 't boek stempelt tot epigram. 't Is verdrietig schrijven voor lezers die men alles moet uitleggen. EDD
  14. Op de beide vragen die 't boek besluiten, ontving ik nog altijd geen antwoord. Waarschijnlijk houdt de koning zich bezig met belangrijker zaken dan rechtdoen en 't behouden van Insulinde voor Nederland. Ik zal Z.M. 'n exemplaar van deze nieuwe uitgaaf aanbieden, en in afwachting van beter succes--evenals m'n vriend Chresos uit de Minnebrieven, doch altijd onder protest--vertellinkjes dichten voor 'n Publiek dat niet lezen kan. Immers, indien dit niet het geval was, zou de Natie hebben aangedrongen op recht in de Havelaarszaak! EDD


PD-icoontje   Publiek Domein
Deze bron (Max Havelaar of de Koffij-veilingen der nederlandsche Handelmaatschappij - Deel 38) is (gedeeltelijk) afkomstig van Project Gutenberg.

Bronnen afkomstig van Project Gutenberg zijn in het publiek domein.