Merian - Metamorphosis (1705)/Gehele tekst
Metamorphosis insectorum Surinamensium. Ofte Verandering der Surinaamsche insecten. (1705) door Maria Sibylla Merian |
Uitgegeven in Amsterdam door Gerard Valk. |
METAMORPHOSIS
INSECTORUM SURINAMENSIUM.
OFTE
VERANDERING
DER
SURINAAMSCHE
INSECTEN.
Waar in de Surinaamsche Rupsen en Wormen met alle des zelfs Veranderingen na het leven afgebeeld en beschreeven worden, zynde elk geplaatst op die Gewassen, Bloemen en Vruchten, daar sy op gevonden zyn; waar in ook de generatie der Kikvorschen, wonderbaare Padden, Hagedissen, Slangen, Spinnen en Mieren werden vertoond en beschreeven, alles in America na het leven en levensgroote geschildert en beschreeven.
DOOR
MARIA SIBYLLA MERIAN.
TotAMSTERDAM,
Voor den Auteur, woonende in de Kerk-straat, tussen de Leydse en Spiegel-straat,over de Vergulde Arent, alwaar de zelve ook gedrukt en afgezet te bekoomen zyn; Als ook by Gerard Valck, op den Dam in de waakende Hond.
AAN ALLE
LIEFHEBBERS en ONDERZOEKERS
DER NATUUR
W E R D D E Z E
METAMORPHOSIS
INSECTORUM SURINAMENSIUM.
OPGEDRAAGEN
DOOR
M A R I A S I B Y L L A M E R I A N.
MARIA SIBYLLA MERIAN
AAN DEN
LEEZER,
K heb my van myne jeugt af aan met de onderzoeking der Insecten bezig gehouden, in 't eerst begon ik met de Zyde-Wormen in myne Geboorte-stad Frankfort aan de Main, daar na bemerkte ik dat uit andere Rupsen veel schoonder Cappellen en Uilen voortquamen, als uit de Zyde-Wormen, dit bewoog my om alle Rupsen te vergaaderen, die ik vinden konde, om haar verandering waar te neemen, waarom ik ook alle gezelschap der menschen verliet, en my tot deze onderzoeking verleedigde, opdat my in de Schilderkonst zoude konnen oeffenen, en die na het leeven teikenen en schilderen, gelyk dan ook alle Insecten, die te Frankfoort voor eerst, en daar na tot Neuremberg heb konnen vinden, voor my zelve zeer curieus op pargement geschildert heb, het welk daar na by gevalle in 't gezigt van eenige Liefhebbers gekoomen is, die my toen ter tyd zeer kragtig hebben aangezet om myne ondervindinge der Insecten in 't licht te geeven tot speculatie en genoegen der curieuse Onderzoekers der Natuur, hier toe heb ik my eindelyk laaten overreeden, en heb dezelve met myn eige hand in het kooper gebracht, wiens eerste Deel in Quarto 1679. en het tweede 1683. heb uitgegeeven, naderhand ben ik in Vriesland en Holland gekoomen, en aldaar myne ondervindinge der Insecten vervolgt, bezonder in Vriesland, want in Holland heeft het my meer aan geleegentheid ontbrooken als elders, voornamentlyk om op te zoeken het geen op Hyen en Veenen te vinden is, dog dit myn gebrek is veel door andere Liefhebbers herstelt geworden, die my dan de Rupsen gebracht hebben, om haar veranderinge verder waar te neemen, gelyk ik noch veel ondervindinge by een heb, om noch meer by de twee voorgaande Deelen te konnen voegen; maar in Holland quam ik met verwondering te zien, wat al schoone Gedierte men uit Oost-en West-Indiën deed koomen, voornamentlyk wanneer my de eere geschiede van te mogen zien het kostelyk Cabinet van den Edele Groot Achtbaare Heer Mr. Nicolaas Witsen, Burgermeester der Stad Amsterdam, en Bewinthebber der Oost-Indische Maatschappy, &c. als ook dat van den Edele Heer Jonas Witsen, Secretaris der zelve Stad; vorders zag ik ook het Cabinet van den Heer Frederic Ruisch, M: D: Anatomes & Botanices Professor, dat van Sr: Livinus Vincent en van veele andere, in welke Cabinetten deze en ontelbaare andere Insecten gevonden heb, doch zo, dat daar aan ontbrak der zelver oorspronk en generatie, te weeten, hoe sy uit Rupsen in Poppetjens en zo verder veranderen; dit heeft my aangeport een groote en kostelyke reise te onderneemen, en na Surinaame in America te vaaren, (een Land heet en nat, en van waar de voorschreeve Heeren deze Insecten ontfangen hebben) om aldaar myne ondervindinge te vervolgen, gelyk ik dan ook in Juny des Jaars 1699. daar na toe gevaaren en gebleeven ben, om dieswege naauwkeuriger onderzoekinge te doen, tot dat in Juny des Jaars 1701. my weeder na Holland begaf, alwaar ik den 23. September daar aan volgende aanlandde, daar heb ik deze sestig stukken met haar ondervinding curieus na het leeven op pargement geschildert, die nevens de gedroogde Beesjes by my te zien zyn, ik vond in dat Land niet die bequame geleegentheid om de ondervinding der Insecten te doen, die ik my verbeeld hadde, alzo het climaat van dat Land [ Voorw 2 ]zeer heet is, en deze hitte tegen myn natuur strydig was, weshalve ik my genoodzaakt vond vroeger weder na huis te keeren, als ik gedacht hadde.
Als ik nu weder in Holland gekoomen was, en myne geschilderde Stukken van eenige Liefhebbers gezien wierden, zo hebben sy my zeer aangezocht, om die met den Druk gemeen te maaken, oordeelende dat dit het eerste en curieuste Werk was, dat ooit in America geschildert is, maar de onkosten die aan dit Werk uit te voeren moesten gedaan worden, hebben my in 't eerste afgeschrikt, maar heb eindelyk hier toe ook geresolveert.
Dit Werk dan bestaat uit sestig koopere Plaaten, waar op in de negentig ondervindingen van Rupsen, Wormen en Maeden vertoond werden, hoe de zelve vervellende in coleur en form veranderen, en eindelyk tot Cappellen, Uilen, Torren, Beijen en Vliegen veranderen, alle deze Gediertens zyn op de zelve Gewassen, Bloemen en Vruchten geplaast, die sy tot haar onderhoud aten, hier is noch bygevoegt de generatie van de West-Indische Spinnen, Mieren, Slangen, Hagedissen, wonderbaare Padden en Kikvorssen, alle in America na het leeven door my zelfs geschildert en ondervonden, uitgenoomen eenige weinige, die ik op de getuigenisse der Indianen daar by gevoegt hebbe.
In het maaken van dit Werk heb ik niet eigenbaatzugtig geweest, zullende vergenoegt zyn, wanneer maar myne gedaane onkosten wederom kryg; ik heb geen onkosten in het uitvoeren van dit Werk gespaart, maar heb de Plaaten door de beroemste Meesters doen snyden, en het beste Papier daar toe genoomen, op dat zowel aan de Kenders der Kunst, als aan de Liefhebbers der Insecten en Planten plaisier en genoegen zoude geeven, gelyk ik my dan verblyden zal, wanneer ik hoore, dat ik myn oogmerk berykt, en te gelyk genoegen zal gegeeven hebben.
Het Schrift van dit Werk heb ik gelyk de Anatomie van de Heer Professor Bidloo tussen twee Printen op een blad gevoegt, ik had het Schrift wel langer konnen uitbreiden, maar door dien de tegenwoordige Wereld zeer delicaat en de gevoelens der Geleerde verschillig zyn, zo heb ik maar eenvoudig by myn ondervindingen willen blyven, en daar door stoffe aan de hand leevere, waar uit een ieder na sijn eige zin en meening reflexien kan maaken, en de zelve appliceeren na sijn welbehaagen, behalven dat zulks alreede door andere overvloedig gedaan is, als door Moufet, Godart, Swammerdam, Blanckaart en andere: Ik heb de eerste verandering van alle Insecten Poppetjens, de tweede der Rupsen Cappellen, die by dag vliegen, en die by nacht vliegen Uilen: de tweede verandering der Maeden en Wormen Vliegen en Beijen genaamt.
De naamen der Planten heb ik behouden, zo als die in America van de Inwoonders en Indiaanen gegeeven werden; de Latynsche en andere naamen zyn onder aan door de Heer Casparus Commelin M: D: Horti Medici botanicus, en Acad. Caesareo-Leopoldinae Collega daar by gevoegt.
Indien my God gezondheid en leeven geeft, zo ben ik van mening myne ondervinding, die ik in Duitsland gedaan heb, te vermeerderen met die van Vriesland en Holland, en die in de Latynsche en Nederduitsche Taalen te geeven.
?[ Pl01 ] [ 1 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.1
DE I. AFBEELDING.
DE Ananas zynde de voornaamste aller eetbaare vruchten, is ook billyk de eerste van dit werk en van myne ondervinge; in 't eerste blad word sy bloeiende vertoond, gelyk in het volgende een rype zal te zien zyn. De kleine gecoleurde bladeren dicht onder de vrucht zyn als een rood satyn met geele vlakken vercierd, de kleine uitspruitzels aan de kanten groeijen voort, als de rype vrucht afgeplukt is, de lange blaaden zyn van buiten ligt zee groen, van binnen gras groen, aan de kanten wat roodachtig met scharpe doornen voorzien. In 't overige is de cierlykheid en fraeiheid dezer vrucht van verscheidene geleerden, als van de Heeren Piso en Markgrave in haar Historien van Brasiel, Reede in zyn elfde Deel van de Hortus Malebaricus, en Commelin in het eerste gedeelte van den Amsterdamsche Hof, als ook van anderen wytloopig beschreeven, zal my dierhalven daar mede niet ophouden, maar tot myn ondervindingen der Insecten voortgaan.
Kakkerlakken zyn de bekendste aller Insecten in America, wegens de groote schade en ongemakken, die sy allen Inwoonderen aandoen, bedervende alle haaren wollen, linnen, spys en drank, zoetigheid is haar ordinaar voedzel, daarom sy deze vrucht zeer genegen zyn, sy leggen haar zaad dicht by malkander, met een rond gespinst omgeeven, als zommige spinnen hier te lande doen, als de eyers ryp zyn, en de jonge volmaakt, byten sy zich door haar eyernest en loopen de jonge Kakkerlakjes met groote rassigheit daaruit, en zynde zo klein, als mieren, zo weeten sy in kisten en kasten te komen door de voegzels en sleutelgaatjes, daar sy dan alles bederven, sy worden dan eindelyk zoo groot, gelyk een op het voorste blad te zien is, van coleur bruin en wit. Als sy nu haare volkoomene grootheid hebben, dan barst haare huit op den rug op, en komt een gevleugelde Kakkerlak daaruit, week en wit, de huit blyft in haare forme leggen, als of het een Kakkerlak was, maar leedig van binnen.
Op de andere zyde van deze vrucht is een andere soort van Kakkerlakken, deze draagen haar zaad onder haar lyf in een bruin zakjen, als men die aanraakt, laaten se het sakje vallen, om beter te konnen ontvluchten, uit dit zakje komen de jongetjes, en veranderen als de voorgaande groote, zonder onderscheit.
De besondere bemamingen, waar meede dit gewas van verscheide Autheuren werd genaamt, zyn by den andere te vinden, in myn flora Malabarica, over de twaalf deelen van 't Malabarsche kruid gemaakt.
[ 2 ]2VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE II. AFBEELDING.
IS een rype Ananas, als men die eeten wil, werd sy geschilt, de schille is een duim dik, als die te dun werd afgeschilt, zo blyven daar aan zitten scharpe haartjes, die in het eeten zich in de tonge zetten, en veel pyne veroorzaken. Den smaak dezer vrucht is, als of men druiven, appricosen, aalbesien, appel en peeren onder een gemengt hadden, die men alle te gelyk daar in proeft. Haar reuk is lieflyk en sterk, als men die opsnyd, zo ruikt de heele kamer daar na. De kroon en de spruiten, die ter zyde uitschieten, legt men in de grond, die weder nieuwe planten werden, sy groeijen zo gemaklyk als onkruit, zes maanden hebben de jonge spruiten noodig, tot haare volkome rypheit. Men eet se rauw en gekookt, ook kan men wyn en brandewyn daar uit perssen en branden, die beide heerlyk van smaak zyn en alle andere te boven gaan.
De Rups die op deese Ananas sit, vond ik in het gras by de Ananassen Anno 1700. in 't begin van May, sy is ligt groen met een roode en witte streep langs het geheele lighaam. Den 10. May veranderde zy in een Poppetjen, daar den 18. May een zeer schoone Capel uit voort kwam, geel met schoone blinkende en groene vlakken vercierd, gelyk een zodanige zittend en vliegend vertoond word.
Op de kroon van de Ananas zit een klein roodachtig Wormken, dat een dun gespinst maakt, daar een klein Poppetje in legt, het welke is het Wormke, dat de Couchenille verteert, ik heb diergelyke veel gehad, en is genoeg in de Couchenille te vinden, hier te Lande; daar een iegelyk, die curieus is, zulks nazoeken kan. Boven het gespinst van dat Wormke, legt een Poppetje, wiens velletje ik geopent, en de Couchenille daar in gevonden heb, welke Couchenille wat hooger op de kroon vertoond werd, en niet anders is als het lichaam van de twee Torretjes, die hier staande en vliegende vertoond werden, wiens roode vleugels met swarte randen omvat zyn. Dit heb ik maar tot vercieringe van 't blad bygezet, zynde uit drooge Couchenille opgezocht en geen Americaansche veranderingen, hetwelk ook andere curieuse Onderzoekers alzo gevonden hebben. Onder de zelve de Heer Leeuwenhoek, missive 60. en 28. November 1687. Pag. 141. tot 144. Doctor Blankart de Infectis fol. 215.
De Capelle door het vergroot glas gezien,daar van vertoont zig het meel op de vleugels als visschobben, met 3 takjes is elke schob, met lange hairen op de zelve, de schobben leggen zo regulier, dat men die zonder groote moeite zou konnen tellen, het lighaam is vol vederen met hairen doorvlogten.
[ Pl02 ] [ Pl03 ] [ 3 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.3
DE III. AFBEELDING.
DEze Vrucht word in Surinaam de kleine Zuurzak genaamt, zullende op Fig.14 de groote volgen, sy wasschen booms wyze, draagen slechte vruchten van weinig dienst, de vrucht is van buiten geel, van binnen vol swarte zaaden,en met witte merg.
Op deze Boom vond ik Anno 1700. in Augustus deeze schoone groene Rups, sy nuttigde de bladen tot spyze tot den 18. Augusti, wanneer sy het vel afgetrokken zynde tot zoodanig een bruin Poppetje geworden is, uit het welke den 12. September deeze schoone swart en witte Uil voortquam, sy heeft een dubbelde snuit, als zy honing uit de bloemen willen zuigen, leggen sy deeze dubbelde snuit te zamen, dat het een pypjen werd, en zo trekken se haar voedzel na zig, dit gedaan hebbende rollen sy haare snuit dicht by een, en leggen hem in het hair onder haar hooft, dat men die qualyk vinden kan, sy vliegen niet als by nacht, en hebben een stark leven. Door het vergroot glas gezien, vertoont zig het meel op de vleugels, als bruine witte en swarte vederen van bonte hoenderen, het lighaam is zo hairig als een Beer, op de oogen zelfs zyn hairen, den snuit toont zich als de strot van eene gans of endvogel, de voeten en hoorntjes vertoonen zig wonder schoon.
Verscheidene zoorten van Zuurzakken werden in de Prodromus paradisi Batavi onder de naam van Anona voorgestelt: als ook in het derde deel van de Hortus Malebaricus onder de naam van Anona marans en Attamarans beschreeven, jaarljks worden zaaden van verscheidene zoorten van Zuurzakken uit America in Holland overgezonden, drie bezondere zoorten werden in den Amsterdamschen hof gequeekt, verscheelende van den andere meest in groote.
[ 4 ]4VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE IV. AFBEELDING.
DIt kruid werd in America Manibot en Manyot, en het brood, dat uit de wortel van dit kruid werd gemaakt, Cassave genaamt, het wast 8 à 9 voet hoog heeft een roode stam ofte steel, om dit kruid te vermenigvuldigen, zo snyd men de steel aan stukken, elk een hand lang en plant die in de aarde: even gelyk men met het zuiker-riet doet, een jaar daar na gebruikt men de wortel om brood daar af te maken, gelyk in het volgende blad Fig. 5 te zien is.
Deze bruine hairige Rupse heb ik Anno 1700. in Juny op dit kruid gevonden, eetende des zelfs bladen, waar meede ik hem tot den 12. Juny gespyst heb, wanneer hy in een Poppetje veranderde, gelyk een op het blad hangt, den 1. July kwam zodanig een wit en bruin gevlakt Cappelletjen daar uit te voorschyn, waar van ik een menigte in de Cassava akkers van den Heer van Vreedenburg hebbe zien vliegen, alwaar ik ook deze verandering waargenoomen heb.
Tot vercieringe van het blad heb ik nog een jonge Sauvegard op de Cassava steel gezet, sy worden zo groot als een Crocodil 10 à 14 voet lang, sy leven van doode beesten, dog vallen geen leevendige menschen aan, gelyk de Crocodillen, de wyfjens leggen eijeren, waar toe se een gat in het zand maaken aan den oever der rivieren, daar de zon deselve uitbroeit, de Indiaanen eeten de eyers, welke zo groot zyn als Kalkoenen eyers, maar wat langwerpiger. De Sauvegarden leeven op het land en in 't water, als zy geen dood beest of visch vinden, zo eeten se mieren en vliegen. Van diergelyke Gediertens zoude nog een geheel werk konnen volgen, wanneer ik zie, dat dit werk van de Liefhebbers bemind en wel getrokken word.
Verscheide zyn de gevallen, uit welkers wortel in America de Inwoonderen brood bakken: uit de jucca foliis Aloes, gelyk Aldinus in horto samesiano getuigt; uit een meede soorte van Arum, gelijk ik in mijn proludia botanica hebbe, welke Arum my had meede gedeelt d'Heer Nassi, daar by voegende, dat uit desselfs wortel meede een brood voor de Indianen gemaakt word, welke Arum als noch in de Amsterdamsche Medicyn-hof wast; de Manihot schynt wel die geen te wezen, die het meeste brood in West-indien uitlevert, verscheide benaamingen heeft dit gewas, als Manihot Theveti, juca & Cassavi J.B.Hiucca five Mandioca ex qua Cassavi Perkinsoni. Manihot indorum sive juca foliis cannabinis B. Pin. Ricinus minor, viticis obtuso folio, caule verrucoso, flore pentapetalo, albido, ex cujus radice tuberosa fucco venenato turgida Americani panem conficiunt. Sloan, Catal. plant, jamaic.
[ Pl04 ] [ Pl05 ] [ 5 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.5
DE V. AFBEELDING.
DEze wortel word Cassava genaamt, hier uit word het gemeene brood gebakken,dat de Indianen en Europianen in America eeten. De wortel word geraspt,dan perst men al het zap daar uit, dewyl het zap zeer venynig is, de uitgeperste wortel legt men op een yzere plaat, gelyk de hoedemaakers in deeze landen gebruiken,onder deze plaate legt men een klein vuur, om alzo alle overige vogtigheid uit tedoen wazemen, zo bakt het te zamen als Beschuit, heeft ook den zelven smaak, als Hollandsche fyne beschuit. Als een mensch of beest van het uitgeperste water kout drinkt, moet het met de allergrootste smerte sterven, maar als men het gemelde water kookt, zo is het een zeer goeden drank.
Deze groote swarte Rups, welkers hooft en agterste deel bloet rood en het geheele lichaam swart en geel gestreept is, deet in myn tyt zeer groote schaaden aan dit gewasch in Surinaamen, eetende heele velden af, die tot onderhoud der menschen beplant waren. In December 1700, heeft sy zig zelfs vervelt, en is tot een bruin Poppetjen geworden, vier weeken daar na quam sodanig een schoone swart en witte gestippelde Uil daar uit met orange geele vlakke op het lyf.
Deze Slange heb ik tot vercieringe dezes blads bygevoegt, sy is van natuure zoo gekrunkelt en curieus gevlakt, haare dikken buik toont, dat sy eyeren by zig hadde, gelyk men ziet aan de eyeren, die op de Cassava wortel leggen, zy hebben geen schelle als de vogel eyeren, maar zyn met een blaauw gespikkelde huid omgeeven, gelyk de eyeren der Crocodillen en Sauvegarden, of Schildpadden, en zyn langwerpig rond.
[ 6 ]6VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE VI. AFBEELDING.
DEze Distel in America Maccai genaamt, wast vier ellen hoog, heeft een witte bloeizel met geele draatjes in 't middel; draagt geele en roode bessen, die van menschen en vogels genuttigd werden. Den stam word groot en styf, dat hy met een byl moet afgehouwen werden.
De boven zittende roode Rups met geele streepen heeft lange styve en bruine hairen, eet de bladen dezer distel, den 4. Augusti 1700 is sy my tot een Poppetjen geworden, hebbende alvoorens, naa de gewoonte aller Rupsen, haare huit verwisselt, sig hangende in een hout koleuren gespinst, en is daar den 30. Augusti een schoone Uil uitgekome.
De onderste Rups is geel met swarte vlakke en lang hair vercierd, en een rare soort, sy leggen met troupen by een, altyt des eenen hooft des anderen zyn steert vast houdende, en maaken alzo een ronte uit, en zo men se van een verstrooit, zo loopen se als quikzilver weder by een. Deze distel is haar spys, den 20. July 1700 hebben sy sich ingesponnen, en is den 24. September de eerste Uil daar uit gekomen.
Beide deze Uilen door het vergroot glas beschout, vertoonen haar als Ongarische Beeren vellen, zo schoon als sy zyn, wanneer men haar zonder vergroot glas, zoo raar van ruigten en leelykheid zyn sy, wanneer sy daar door bezien werden, hebbende hairen, als de gerste airens. Ik heb ondervonden, dat alle Uilen met hair, alle Capellen met vederen, en alle doorzigtige of glazige Cappellen met schulpen bedekt zyn.
Dit gewasch is de Juripeba van Piso, en Chera-Chunda in het tweeede Deel van de Hortus Malabaricus beschreeven en afgebeeld; des zelfs byzondere benaamingen werden in myn Flora Malabarica by den andere gevoegt, onder de naam van Solanum indicum spinosum, fructu minimo miniato, glabro. Raji.
[ Pl06 ] [ Pl07 ] [ 7 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.7
DE VII. AFBEELDING.
HIer vertoon ik de Amerikaansche Kerschen, die aan de smaak onzer Europische kerschen niet by komen, sy hebben witte en roode bloeizels. De boomen worden ook niet grooter, als de kersche boomen in Holland of Duitschland, apparent zoude deze vrucht volmaakter te cultiveeren zyn, wanneer het land, dooreen meer arbeitzaam en minder baatzoekend Volk bewoond wierd.
Van deze geele Rupse heb ik maar twee gevonden, waar van den eenen my nogh gestorven, den andere my op den 20. April in een groen Poppetjen verandert is, waar uit den 26. May een zo schoone groote Cappelle ten voorschyn kwam.
[ 8 ]8VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE VIII. AFBEELDING.
DEn Indiaansche Jasmynboom, alzoo in America genaamt, wast tot een grooten boom, draagt sware en dikke bloemen, die een zeer heerlyken reuk van zig geeven, de blaaden zyn ook dik en sappig groen, als men een tak afbreekt zo vloeit een melkagtig zap daar uit, sy laaten zich ligt vermeederen, als men maar een rank afbreekt, en legt hem in de aarde, eer hem de melk afloopt, zo wast hy in weinig maanden tot een grooten boom.
Deze gekroonde Rups eet het loof dezer Jasmynboomen, den 20. September heeft sy sig in een Poppetjen verandert, waar uit den 11. October een zoo schoon gewolkt Cappelletjen ten voorschyn kwam, met zes witte vlakken op elke vleugel van buiten, en zyn van binnen daarenboven root en swart. Dit beesjen door het vergroot glas beschout, vertoont zig wonderlyk schoon, wel waerdig, dat het naaukeurig bezien word, alzo zyn schoonheid met geen penne te beschryven is.
Deeze boom werd beschreeven by Hernandes in zyn Historia mexicana op het 33. Hooftdeel onder den naam van Quauhtlepatli ofte arbor ignea, als ook in het tweede gedeelte van den Amsterdamsche Hof in het vier-en-twintigste Hooftdeel met de naam van Apocynum Americanum fruteicens longissimo folio, flore albo oderato.
[ Pl08 ] [ Pl09 ] [ 9 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.9
DE IX. AFBEELDING.
Den Granaat Boom met zyn vrucht en bloem wast in Suriname heel geerne, doch word van de Inwoonders weinig gecultiveert en dewyl sy in Europa genoegzaam bekent zyn, zal ik my met die te beschryven niet ophouden.
Deze geele Rups heb ik tot Surinaame met Granaatbladen gespyst, den 22. April heeft sy sich vast gemaakt en is tot een graeuw Poppetjen geworden, uit welk den 8. May deze wonder schoone Capelle quam, zynde blaeuw en zilver met een bruinen rand omvat, ondermengt met witte halve maantjes, op de verkeerde zyde bruin met geele oogjes, in het vliegen zynse zeer snel.
Deze blauwe Capelle vertoond sich door het vergrootglas als blauwe pannen, zynde van gelyke gedaante als de pannen op de daaken, leggende zeer ordentlyk en regulier, zynde breede vederen als de vederen der Pauwen, van wonderlyke glants, wel weerdig om na te zien, alzo die niet te beschryven is.
[ 10 ]10VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE X. AFBEELDING.
DEn Surinaamse Cattoen Boom schiet zeer schielyk op, in zes maanden uit zaad zoo groot als in deze landen de Quee-peer-boomen, de groene blaade leggen de Indianen op verze wonden om te verkoelen en te genezen, sy draagen twederley bloemen, te weten roodachtige en swavel geele, de roodachtige brengen geen vrucht, de geele brengen de Cattoen voort, als deze bloeme afvalt, zoo wast een knop op deszelfs plaatse, als die ryp is, zoo word sy bruin en barst open, daar sich dan de witte Cattoen vertoond, bestaande in 3. deele, in elk deel is een swart zaatje, aan het welke de Cattoen vast is. Deze Cattoen word van de Indianen gesponnen, daar maaken sy hare hangmatten van, om daar in te slapen.
Twederley Rupse heb ik op deze boomen gevonden. De onderste, die swart is, heb ik tot den 20. Maart met deze groene bladen gespyst, wanneer die vervelt en tot een Poppetjen geworden is, uit het welke den 28. April 1701. een Cattoen verwige uil ten voorschyn quam.
De bovenste witachtige eet in 's gelyken het Cattoen loof, den 9. Juny is sy by my verandert en tot een Poppetjen geworden, den 24. Juny quam een Cappelletjen daar uit, met zilvere en bruine vlakjes vercierd.
Het witte Uilken vertoond sich in het vergrootglas, als of het van witte en grauwe vederen of pluimen meer na hair als vederen gelykende was gemaakt, zyn hoorntjes lyken twee bonte slangetjes, wit en swart.
Het kleine Cappelletjen is op de rug vol vederen, op de onderste zyde zyn bultjes van de schoonste coleuren der werelt, zynde verheeve veder bossen, die rood, blauw, purpur, gout, en zilverachtigh van verwe zyn, als of het Pauw-vederen waaren. De Takjes aan de steert zyn schoone veder bosjes, de hoorntjes zyn als swarte slangetjes.
Dat de Cattoen Boomen tweederlei bloemen hebben, heeft eerst de Heer Hermans in zyn Hortus Academicus, met die als twee besondere zoorten voor te stellen, aangeweezen, het geen ook, de Heer Tournefort in syn instutiones rei herbariae heeft nagevolght, maar uit de beschryvinge hier van de Auteur, zoo zyn deese tweederley bloemen op een ende zelve boom te vinden, met dat onderscheid, als dat na de roodachtige bloemen geen zaedhuisen, maar die na de geele bloemen alleenig komen te volgen, en werd de eerste zoorte met de naam van Xylon arboreum J. B. en de tweede Xylon arboreum flore flavo by Tournefort voorgestelt, alwaer des zelfs bynaamen te vinden zyn.
[ Pl10 ] [ Pl11 ] [ 11 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.11
DE XI. AFBEELDING.
DIt is een Tak van een Surinaamsen boom, genaamt Pallisaden Boom, welke boom gespleten en tot sparren gemaakt werd, van welke sparren met behulp van vier balken, die in vier hoeken in de Aarde gezet werde, men in America de huizen of hutten maakt. Dezen boom draagt een geele bloem dik en swaar, als de bloem afgevallen is, dan ryst den tak opwaarts, wordende het zaadhuis als een stalbeesem, de Inwoonders bedienen sig ook daar af in plaats van besems, sy zyn vol zaad, welk zaad het gierst zaad in gedaante en groote gelyk is.
Op dezen boom koomen jaarlyks driemaal deze zoort van Rupsen, zynde geel met swarte streepen, en zes swarte steekels verciert, als sy een derde van haar groote hebben, zoo vervellen sy, en worde als dan oranjen geel met swarte ronden vlakken op elk lid, en zes steekels als boven, eenige dagen daar na trekt sy wederom haar vel uit, en komt zonder deeze steekels te voorschyn, den 14 April 1700. is sy my verandert, en tot een Poppetjen geworden, den 12. Juny quamen de nevenstaande Uilkens daar uit te voorschyn. Het onderste en kleinste is het Manneken, het grootste en bovenste het Wyfken.
[ 12 ]12VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XII. AFBEELDING.
BAnana noemt men deze vrucht in America, sy verstrekt voor appels en is aangenaam van smaak als in Holland de appels zyn, sy zyn goet gekookt en ongekookt, als sy nog onryp zyn, zyn sy ligt groen, de rype zyn citroen geel van binnen en van buiten, sy hebben een dikke schelle als de Citroenen, sy hangen troswyze, elken boom draagt maar een tros, elken tros heeft 9. à 10. Ringen, en yder Ring 12. à 14. vruchten; alle opwaarts gestrekt. De bloeisel is als een zeer schoone bloem, van vyf bloed roode bladen, zoo dik als leder, op de verkeerde zyde met een blauwe dauw bezet. De bloeisel is te gelyk met de vrucht. De tros is zoo groot als een man dragen kan. Den boom is voos als kool, den stam bestaat uit veel deksels, in zes maanden groejen de uitspruidsels tot 13. voeten hoog, zo dik na proportie, als een dikken Mastboom. De bladen zyn meer als zeven voeten lang, en een en een halven voet breed, lieflyk groen, men legt dezelven onder het brood om 't daarmede in de backoven te schuiven.
Op deze boom vond ik deze ligt groene Rupse, met welkers bladen ik haar gespyst heb tot den 21. April, wanneer sy haare huid afgeschoven, tot een Poppetje geworden, en den 10. May in zoodanige schoone Uilke verandert is.
Dit gewas is de Musa Serapionis, en heeft zoo veel bezondere benaminge gekreegen, als van Auteuren is beschreven, deze alle naamen by den andere gevoegt, werden in myn Flora Malabarica, onder de naam van Ficoides seu Ficus indica, Longissimo Latissimoque folio, frunco Longissimo, Musa Serapionis dicta Herm. Cat. voorgestelt.
[ Pl12 ] [ Pl13 ] [ 13 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.13
DE XIII. AFBEELDING.
VErtoont een tak van de Americaanse Pruimboom. Dezen boom wast zoo hoog als een Okernootenboom in Holland, zyn dikte is na proportie, zyn blad en bloeisel is zeer gelyke aan die der Vlierboomen, behalven dat de bloeisel zonder reuk is, de vrucht hangt tros wyze by malkander, maar is wilt en ongeendt, alzoo de Europianen in dat gewest niets dan het Suikerriet cultiveren, deze vracht is te zamentrekende, en sweet dryvende, en is het sweet, dat daar door werd veroorsaakt, zoo geel als de vrucht zelfs. Den steen in deze Pruimen is ruim half zoo groot als de Pruime zelfs, het vleesch der Pruimen is heel dradigh.
De groene en sleekelige Rupsen, die op de bloidsel kruipen, eeten die met een groote graaghte, en wanneer haar dat ontbreekt, zoo eeten sy het groenen lof van de boom; sy zyn van natuur traag, en doen niet als eeten den geheelen dagh door; den 5. April waaren sy stil en maakten haar vast, den 7. zyn sy in Poppetjes verandert, uit welke den 20. der zelve maand zoodanige blaeuwe Capelletjes voortkwaamen.
[ 14 ]14VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XIV. AFBEELDING.
DEzen tak is van een grooten boom, die naar zyn vrucht Zuursak in Westindien genaamt werd, de groene bladen zyn schoonder groen, als de Citroene bladen, de bloeisel is geelachtig groen, zynde des zelfs bladen dik, de vrucht gelykt wel de meloenen, smaakt zuurachtigh als de wyn druiven, sy heeft een harde schelle; het vleesch is wit, week, en zeer aangenaam van smaak, men kanse gekookt en ongekookt nuttigen, die men kooken wil laat men niet ryp werden, men kookt haar met een weinigh water en suiker, zoo is het een goet eeten, in de Barbados word ook wyn uit deze vrucht geparst.
Deze groote groene Rups heeft de groene bladen van deze boom tot hare spyse gebruikt. Den 22. Juny heeft sy sich stil neer gelegt, is vervelt, en tot een bruin Poppeke geworden, den 23. Augusti is daar uit een bruine Uil, of Onrust voortgekomen.
De kleine geele Rupse die op het takjen te zamen gerolt leght, eet insgelyken deze bladen, den 3. December heeft het een houtverwigh gespinst gemaakt, waar uit den 24. January een wit Uilken gekomen is, gelyk op het groene blad vertoond word.
Een kleine zoort van Zuurzakke werd afgebeelt, en op de derde plaat vertoond, dat sy in de hove van Holland met de naam van Anona zyn bekent, heb ik reeds op het derde blad gezegt.
[ Pl14 ] [ Pl15 ] [ 15 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.15
DE XV. AFBEELDING.
DEze Water Meloenen wassen langs de aarde, gelyk in Holland de comcommeren, sy hebben een harde schelle die allenskens na binnen toe hare hardigheit verliest, het vleesch is blinkende, in de mond smelt het als suiker, is gezond en aangenaam van smaak, en is de verquikkinge der zieken. De bloeisel is klein en onaanzienlyk, geel van coleur, het zaat is rood, en als het over ryp is word het swart.
Deze vierkante Rups houd sig op deze Meloenen bladen, het voorste en achterste deel des lighaams is blauw, en het middelste is groen; sy heeft een klevende huid over de voeten als een slak; den 5. July is sy ingesponnen, ik verwachte wat zeltzaams uit deze rare Rups, maar wierd in myne hoope, wanneer ik den 10. Augusti 1700. zulk onaanzienlyk Uilken daar uit kreeg, bedroogen. Dit is myn meer gebeurt dat de schoonste en raarste Rupsen in de slechtste beesjes, en de slechtste Rupsen in de schoonste Uilen en Cappellen veranderen.
16VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XVI. AFBEELDING.
DEzen boom word in America Caschou Boom[1] en zyne vrucht Caschou Appels genaamt, men heeft twederlei zoorten, den eenen heeft witte bloeisel en brengt geele appels, den anderen heeft roode bloeisels en brengt roode appels, maar het groene loof is eenderlei. De appels zyn suurachtig van smaak, tezamen trekkende, zyn dog goed om te kooken, aan zommige plaatsen van America perst men wyn daaruit, die zoo sterk is, dat de gene die de zelve onmatig drinken, dronken daar van werden. Aan de appels zit een krom gewas als een nier, dat eigendyk de Caschou is, als aan twee vruchten met de Caschou tegen de boom aan leggende te zien is. Dit gewas is zeer scharp, het zap daar van vreed huid-en vleesch weg, zo dat men fontanellen daar mede zette kan, maar als dit gewas gebraden is, zoo is het goed tegens den loop, verdryft ook de Wormen, en smaakt als een castanje, de bladen wassen kroons-wyze om den boom, gelyk aan dezen tak te zien is.
Ik vond Anno 1701. tweederlei zoort van Rupsen op dezen boom, waar van de een zoo wit als sneeuw, en zeer hairig was, als op het blat leit, deze heb ik met dit loof gevoed tot den 3. Maart, wanneer hy tot een bruin Poppeke geworden is, waaruit den 18. Maart een doorsichtige Capelle quam, als deze vliegende verbeelt.
De bovenste roode Rupse was zeer ras in 't loopen, sig zoekende een plaats om in te spinnen, gelyk het dan den 5. April begon, waar uit den 20. dito een houtverwige Uil quam.
Deze boom is de Anacardium Occidentale cajous dictum, officulo reni leproris figura Herm. Cat. en werd omstandig beschreeven in het derde deel van de Hortus Malabaricus, met de naam van Kapa-mava en Katjavomaram, des zelfs verscheide andere benaaminge werden in myn Flora Malabarica by den andere gevoegt.
[ Pl16 ] [ Pl17 ] [ 17 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.17
DE XVII. AFBEELDING.
Limmetjens[2] zyn de gemeenste vruchten in Surinamen, sy worden by alle spysen genuttigt, het is een zoort van kleine Citroenen en wassen in het wild, de boomen worden zo hoog als schone appelboomen, het loof is half zo groot als de gemeene Citroenen, het bloisel is ook na proportie kleender, uit de bloeisel word kostlyken oly gemaakt, de kleine onrype Limmetjes worden in suiker ingemaakt tot confyt, uit de schellen perst men ook oly, de boomen hangen het geheele jaar vol bloeisel, rype en onrype vruchten, gelyk in Duitsland de jeneverboomen, gelyk ook alle andere boomen in Surinamen, alzo het daar nimmer winter is.
Dezen bruinen en wit gepleckten Rupsen, vind men veel op deze boomen, sy hangen aan de boomen met hoopen, sy kleven aan malkander als slakken, als men se aanraakt steeken sy geele hoornen uit het hooft, apparent om sig te verweeren, of haare vyanden te beschadigen, met Limmetjes bladen heb ik haar gespyst tot den 24 Maart 1700. wanneer sy tot bruine Poppetjes geworden zyn, gelyk een op den steel legt, waar uit den 2. April 1700. zodanigen Capellen ten voorschyn kwamen, als alhier een zittend en vligend vertoond werd, zynde swart met roode en witte vlakken verciert.
Diergelyke kleine witte beesjes, als op het blat kruipen, zyn zeer veel aan de Limmetjes boomen, van den 20. tot 24, April veranderden sy, zommige tot witte andere tot bruine Torretjes. [ 18 ]18VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XVIII. AFBEELDING.
OP dit 18. blad stelle ik voor Spinnen, Mieren, en Colobritgens op een Guajaves tak, om dat ik de grootste Spinnen ordinaar aan den Guajaves boomen gevonden heb. In het volgende 19. blad zal ik nog eens een Guajaves vertoonen met zyne insecten, daarom zal ik ditmaal niets daar of zeggen, maar tot de Spinnen overgaan.
Diergelyke groote swarte Spinnen heb ik veel gevonden op de Guajaves boomen, sy woonen in een zodanig rond nest, als op het volgende blad het gespin van de Rups verbeeld, sy maaken geen lange draden, gelyk ons zommige reizigers hebben willen wys maken, sy zyn rond om vol hair, hebben scharpe tanden, waar mede sy gevaarlyk byten konnen, latende te gelyk vogt in de wonden gaan, hare ordinaire spyse zyn de Mieren, die haar niet ontgaan als sy den boom oploopen, door dien deze spinnen (gelyk alle andere) acht oogen hebben, met twee zien sy opwaarts, met twee nederwaarts, met twee ter rechter, en met twee ter linker zyde; sy haalen ook by gebrek van Mieren de kleine vogels van de nesten, en zuigen haar alle het bloed uit het lyf, sy vervellen van tyt tot tyt als de Rupsen, maar heb haar noit vliegende gevonden: een kleinder zoort van Spinnen, als hier in een spinnewebbe vertoont werd, dragen hare eyers in een koek onder het lyf, daar sy die uitbroejen, deze hebben ook acht oogen, maar sy staan veel verstroider aan het hooft, als die der grooten.
In America zyn zeer groote Mieren, die heele boomen kaal als besems maken konnen in eene nacht, sy hebben twee kromme tanden, die als scheeren over malkander heenen gaan, met deze snyden sy de bladeren van de boomen, en laaten die afvallen, dat den boom van aanzien word als in Europa de boomen des winters, dan zyn der duizende van onder en dragen die in hare nesten, niet voor haar zelfs maar voor hare jongen die nog wormen zyn, want de vliegende Mieren leggen zaad gelyk de Muggen, daar uit komen Wormen of Maiden, deze Maiden zyn twederlei, zommige spinnen sig in, andere en de meeste worden tot Poppetjes, deze Poppetjes noemen de onkundige mieren eyeren, maar de mieren eyeren zyn veel kleinder, met deze Poppetjes voed men tot Surinamen de hoenders, en is beter voor haar als haver of garste. Uit deze Poppetjes komen Mieren, deze Mieren vervellen en krygen vleugels, en deze leggen daar na het zaad uit het welke die Wormen, die met zulke onbeschryflyke neerstigheit van de Mieren verzorgt worden, want in die warmen landen behoeven de Mieren voor de winter niet te zorgen, wyl die daar nimmer komt. Sy maken kelders in de aarde ruim acht voet hoog, en zo wel geformeert alsof het van menschen handen zo gemaakt was, als sy elders willen na toe gaan, waar geen weg is om te komen, zo maken sy een brug, namentlyk de eerste zet sig en byt in een hout, de ander zet sig achter de eerste, en maakt sig aan de zelve vast, alzo de derde aan de twede, en de vierde aan de derde en zo voort, en zo laaten sy sig dryven van de wint, tot dat sy aan d ander sy geslingert werden, dan loopen alle de duizenden daar over, als over een brug, deze Mieren hebben een altoos duurende vyantschap met de Spinnen, en alle insecten des lands; sy komen alle jaar eenmaal uit haare kelders, met een ontelbare menigte, komen in de huizen, en loopen van een kamer in de ander, en zuigen alle beesten uit groot en klein, in een oogenblik hebben sy een zodanigen groote Spinne verteert, want daar komt een zodanige groote menigte over haar, dat sy sig niet redden konnen, ook loopen sy van de eene kamer in de ander, dat sig ook de menschen retireeren moeten, en als het geheele huis gereinigt is, gaan sy in het naaste, en zo eindelyk weder in haar kelder. De Colobritges vangen de Spinnen op hare nest als gezegt is, deze zyn het voetzel der Priesters tot Surinaame, die niets anders eeten mogen als zulke vogeltjes, (zoo als men my gezegt heeft) sy leggen 4. eyers als andere vogels, en broejen die uit, vliegen zeer snel, sy zuigen den honig uit de bloemen met uitgebreide vleugels, staande stil als zonder beweginge in de lucht, sy zyn van veelderhande wonderschoone coleuren schoonder als de Pauwen.
[ Pl18 ] [ Pl19 ] [ 19 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.19
DE XIX. AFBEELDING.
VErtoont een Guaiaves tak, na de vrucht van de Indianen Guaiaves genaamt, den boom wast zo hoog als een appelboom in Duitsland, de bladen als de pruime bladen, de bloeisel is wit met veel kleine geele vezeltjes, de vrucht heeft een dunne geele schelle, het vleesch is roodachtig, en aangenaam om te eeten, zowel rauw uit der hand als gekookt, sy zyn van binnen vol kleine zaadjes in een roode vogtigheit leggende, die ook rauw gegeten goed is, maar als men die kooken wil, zo doet men met een lepel alle deze zaaden en vogt daar uit. Men maakt Taarten en Conserven daar van, sy wassen zeer gemaklyk, alzo sy natuurlyk aan het land zyn, en veel dezer boomen in het wilt of Boscagie gevonden werden.
Dezer grooten Rupsen, heb ik veel op de voornoemde boom gevonden, en met deszelfs bladen gespyst, sy zyn wit met swarte streepen, hebben op elke zyde 50. blinkende roode coraalkens, den Heer Leuwenhoek oordeelt dat het oogen zyn, missive 146. pag. 430. à 452, ik heb tot dato dezes niet konnen afneemen dat het oogen zyn, mynes oordeels mostense als dan van achteren, en ter zyden haare spys ondekken konnen, het welke tot nog toe niet ondervonden heb, altoos sy hebben geen oogvlies over dezelve. Als sy volwassen zyn, maken sy een groot grauw gespinst, aan den boom hangende, dan veranderen sy in Poppetjes, gelyk my Anno 1699. den 20. 0ctober geschied is, waar uit den 22. January zodanige witte met swarte streepen vercierde Uilen kwamen. Uit zommige Rupsen kwamen witte maaden, welke na tien dagen in schoone groene vliegen veranderden.
De bovenste groene Rups, heb ik met deze bladen gespyst tot den 2. Augusti 1700. wanneer het in een Poppetjen veranderde als aan het blad hangt, uit het welke den 15. 16. en 17. zulke door sichtige swart gevlakte Capelletjes kwamen.
20VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XX. AFBEELDING.
ANno 1700. in April was ik tot Surinaame op de plantagie van den Jufvrouw Soomelsdyk, genaamt Providentia, alwaar ik verscheide observatien van insecten deed, in het wandelen vond ik een menigte Gummi Gutta Boomen in het wild staan, waar van ik alhier een tak voorstelle, hy wast by na als de Berkkenboomen in Europa, van buiten met een witte gestreepte schelle om den bast, als men den bast open snyt druipt de Gummi daar uit; den Gummi is niet nodig te beschryven, is alleen die met verwen omgaan bekend.
Op dezen boom vond ik dese groote Rups van groene en swarte streepen, met dese Gummi Guttæ bladen heb ik se gespyt tot aan het einde van April, wanneer sy een groot houtverwig gespinst gemaakt hebben, en in dezelve tot Poppetjes geworden zyn, uit de welke den 3. Juny schoone Cappellen voort kwamen, als hier vliegend en zittend vertoond werden. Eer de Rups verandert was, is het groene in rood verandert, te weten eer sy een Poppetjen wierd, na dat sy haar volle grootheit had.
22VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXII. AFBEELDING.
DEze roode Lelien wassen op een witte bol in het wild, hare eigenschap is niet bekent, haare groene bladen hebben een luister als de zyde. Ik heb van de bollen eenige mede gebracht, die hebben in de hoven van Holland eerst haar bloemen, en daar na haar bladen voortgebracht.
Deze op het groene blad leggende hairige Rups, heeft een roode kop en roode voeten, het lyf heeft blauwe vlakken met geele ringen omzet, de hairen zyn swart en hard als yzerdraat, sy neemen de groene bladen tot hare spyse, den 4. Juny heeft sy een ovaal gespinst gemaakt, en is daar in tot een bruine Poppeken geworden, gelyk een in het midden van de plant legt, waar uit den 30. Juny een schoone Uilke voortkwam, haar voorste vleugels waren hout ofte lichte oker verwigh, de achterste vleugels zyn oranjen verf met swarte vlakke, gelyk hier een vliegend vertoond word.
De kleine roode Rups, met groene en witte streepen, heb ik in het gras gevonden tot Surinamen naast deze Lelien, den 10. Augusti maakte sy een wit gespinst gelyk op het groene blad legt, hier uit is den 24. Augusti, een geele en swarte vliege, (als hier vertoont word) voortgekomen.
Deze Rups is heel verschillende van die No. 12. op de Banana, ende brengt echter by na een zoort van Uilen voort.
VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.23
DE XXIII. AFBEELDING.
DEze ligt geele vrucht noemt men Baccoves, en is een geslacht van Bannanes, als numero 12. vertoond is, welkers stam eenderlei bladen heeft als dezelve, en differeren niet anders als in Europa de appels en peeren, deze Baccoves is wel zo zacht van vlees, als de Bannanas, heeft eenderlei gebruik als dezelve, behalve dat men deze vrucht gebruikt om de Azyn haast zuur te maken, die uit zuiker en water bereid word.
De bruine Rups, die ik op de bladen van deze boom gevonden heb, heeft vier steekels op den rug, het hooft vertoond sig gekroont, den stert gespleten, de voeten zyn rood. Den 3. December heeft sy sig vast gemaakt, en is tot een houtvervige Poppetjen geworden, die twee zilvere vlakken op elke zyde had, uit deze Pop kwam den 20. December een schone Cappelle voort, op de binnenste zyde zyn de twee bovenste vleugels licht oker vervig; en de twee andere schoon blauw, de buitenste zyde van de geheele Capelle is geel, bruin, wit en swart gestreept, word in Holland den kleinen Atlas genaamt.
De blauwe Hagadis met haare eyers vertoone ik voornamentlyk hier by, om het blad te vercieren, sy had haar nest in myn huis in de grond gemaakt, in het nest lagen vier eyeren, wit en rond, zo als op den steel drie te zien zyn, deze heb ik op myn reize naar Holland mede scheep genomen, daar my den jonge Hagadissen op Zee uitkwamen, zo klein als op den steel een te zien is, maar uit gebrek van haar moeder en voetzel, zyn sy gestorven.
Dit is een zoorte van den Musa serapionis, die op het twaalfde blad werd afgebeeld, veel en verscheiden zoorten zyn onder het geslacht van den Musa te vinden, die tot zestien onderscheiden zoorten in het eerste deel van den Hortus Malabaricus op het twintigste blad opgetelt, en met des zelfs onderscheid beschreeven werden. [ 24 ]24VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXIV. AFBEELDING.
IS een Carduus Spinosus wassende in het wild in Surinaame, dragende geele bloemen; aldaar genaamt Maccaï, wassen by na een Manshoogten, hebben zeer aanzienlyke bladen, met lichte blauwachtige aderen doorlopen.
Kleine Wormen met swarte hoofden en swarte steerten, en met oranjen geele lichamen heb ik onder dit doornig gewas deszelfs wortel eetende gevonden, die sig allenskens in Torretjens met geele vlakken veranderen, als onder aan de plant een vertoond word, deze ondervinding heb ik Anno 1701. in Maart gevonden, en alzo myn haare veranderinge anders voor kwam, als die der gemeene Rupsen, zo nam ik voor meerder omstandigheden na te vorschen, aangaande de verandering der Torren.
Ik vond dan den 26. Maart 1701. noch een andere zoort van Wormen in verrot hout, deze veranderden allenskens zo dat men het zien konde tot Torren, alzo dat het onderlyf noch ten deele na den Worm gelykt, zo als een boven vertoont word, de tanden van den Worm groeyen, zetten haar uit en worden tot hoorntjes van de Torren, de vleugels op het lyf zyn in het begin okervervig, daar na worden sy swart na de mate het geheele beest aan groeit tot zyn perfectie, deze leggen hare eyers, daar uit wederom zulke Wormen komen als een op deze distel midden op de plant legt.
Dit gewas is de Papaver spinosum, van Casparus en Joannes Banhinus, waar van niet zonder reden Tournefort in zyn institutiones rei herbariæ een nieuw geslacht maakt, en dit gewas voorstelt onder de naam van Argemone Mexicana. [ Pl24 ] [ Pl25 ] [ 25 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.25
DE XXV. AFBEELDING.
DIt is de grootste zoort van Banille, twee zoorten wassen op Surinaame, d'ander zoort is wat kleinder van blad en vrucht, de bladen zyn dik als een vinger, ruim zo dik als in Europa den huis-look, deze klimd de boomen op als de Klim, en maakt sig heel vast aan de zelve, haar steel en blad is gras groen, de groene vrucht is als een boon drihoekig, vol van welriekende olyachtige zaden, sy wast in 't wild aan de hoogste boomen, doch liefst aan zulke boomen, die in vogtige en moerassige plaatzen staan, haar gebruik in de Chocolade is bekent, het is jammer dat geen curieuse menschen in dat land zyn, die zulke dingen cultiveren, en meer andere opzoeken, die zonder twyffel in dat groote en vruchtbare land zoude te vinden zyn.
Deze bruine Rupsen met geele strepen heb ik veel op deze planten gevonden, (gelyk ook op de Murucuja of Passie bloem onder No. 21. te zien is) die sy gegeten hebben tot aan het einde van May, wanneer sy sig vast gemaakt en tot Poppetjes geworden zyn, daar uit den 7. Juny zodanige schoone Capellen voortkwamen, welkers binnenste zyde zaffraan geel, en hare buitenste geel, rood, bruin, en met zilvere vlekken verciert was, gelyk alhier zittend en vliegend vertoond word.
Noch vind sig op deze plant een klein Rupsken als op het onderste blad te zien is, groen van verf, den 12. February 1700. is sy my tot een groene Poppetje geworden, waar uit des anderen dags een kleine grauwe Uilke voortkwam, dat zeer gezwind in 't vliegen was.
Dit is de Volubilis siliquosa mexicana foliis plantaginis van Rajus, den Flilxochitl, flos niger & aracus aromaticus van Hernandes in zyn Historia mexicana, en is de Vanilla flore viridi & albo, fructu nigrescente van Plumier, in zyn tractaat nova plantarum Americanarum genera: met noch veel andere benamingen werd dit gewas van verscheide Auteure voorgesteld, die alle te vinden zyn in het Almagestum botanicum van Plukenet pag. 381. [ 26 ]26VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXVI. AFBEELDING.
VErtoont een tak van een Cacau boom, wiens bladen hard, styf, en gras groen zyn, de boomen worden zo hoog als een Appel boom, dragen te gelyk bloeisel, rype, en onrype vruchten, de bloeisel is roodachtig, spruit aan weer kanten uit het hout, de jonge vruchten zyn roodachtig groen, alse ryp zyn, zo zyn sy geel als citroenen, sy hebben dikke schellen, die tot vettigheit en mest des lands gebruikt word, de boonen ofte zaden worden in de schaduwe hard gedroogt, eer men die in andere landen verzend; deze boomen wassen zeer geern in Surinaame, hoewel sy moejelyk zyn aan te queeken, wyl sy altyt onder een ander boom moeten schuilen, die haar voor de hitte der zonnen beschermt, alzo sy de groote hitte niet uitstaan konnen, daarom plant men, wanneer deze boomen noch jong zyn, daar nevens een Banana ofte Bakoven, om de zelve daar mede voor de hitte te dekken.
Diergelyke swarte Rupsen met roode streepen, als een op de groene bladen vertoond word, heb ik veel op de Cacou boomen gevonden, gebruikende het loof tot haare spyse, sy hebben roode streepen met witte puntjes, sy zyn zeer traag en langzaam van aard, den 26. Maart zyn sy by my tot Poppetjes geworden, waar uit den 10. April witte Uilkens voortkwamen, met swarte streepjens en puntjens verciert.
Deze boom is de Cacao Clusii, en de Amygdalis similis Guatimalensis B. Pin. en kan onder geen bekent geslacht van de Oude beschreven gevoegt werden, waarom de Heer Tournefort deze boom ook als een bezonder geslacht in zyn institutiones rei herbariæ voorstelt, al waar ook des zelfs bloem en vrucht naukeurig werd beschreeven en afgebeeld. [ Pl26 ] [ Pl27 ] [ 27 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.27
DE XXVII. AFBEELDING.
DEze vrucht word den appel van Sodom genaamt, en word door een gewas voortgebracht dat een en een half of twee ellen hoog, en alom met scherpe doornen bezet is, des zelfs bladen niet uitgezondert, als of de natuur een teeken van waarschouwinge daar aan gezet had, anders zyn de bladen zacht om aan te raaken, de vruchte of appels zyn daar geel, en als mense hier plant rood, heel vergiftig, zodanig dat menschen en vee zo se daar van eeten sterven moeten, van binnen is de vrucht vol zaden, die roodachtig en bruin van verve zyn.
Deze bruine Rups met roode strepen, als boven op het groene blad zit, heb ik op deze plant gevonden, Anno 1700. den 24. September is sy tot een bruin Poppetje geworden, gelyk als een boven op het blad legt, waar uit den 12. October een geelachtige Uil kwam met bruine vlakken vercierd, gelyk als een op het blad zit.
De Worm die op de steel kruip is oranje verwig, die my door een swarte Slavinne gebracht wierd, my berichtende, dat daar uit schoone Sprinkhanen voortkwamen, deze heeft sig in een bruine blaas verandert, daar een zodanig groen beest (na het eenparig getuigenis der Inwoonders) uit zoude voortkomen, dat allenskens vleugels krygt, gelyk den vliegende Sprinkhaan heeft, deze ondervindinge heb ik niet konnen waarnemen, dewyl het ronde Poppetje gestorven is, maar alzo my andere versekerden daar van de bewysen door haar ondervinding te hebben, zo heb ik die ook hier met stilswygen niet willen voorbygaan, gevende aanleidinge aan andere liefhebbers om daar de zeekerheid van op te zoeken.
Dit gewas werd van Tournefort in zyn insitutiones rei herbaria op het 149. blad genaamt Solanum americanum molle, foliorum nervis & aculeis flavescentibus, fructu mammoso, en van Plukenet in zyn phitographia Tabula CCXXVI. figura prima afgebeeld, en met de naam van Solanum Barbadense spinosum foliis villosis, fructu aureo, rotundiore pyri parvi inversi forma & magnitudine voorgesteld, schoon de bladen van Plukenet ruigachtiger werden afgebeeld, dan deze, zo is echter het een en dezelve gewas. Sloane heeft die gewas in zyn Catalogus plantarum insulæ jamaica genaamt, Solanum pomiferum tomentosum fructu pyriformi inverso. [ 28 ]28VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXVIII. AFBEELDING.
DEze schoone allergrootste Citroenen wassen op Surinaame in het wilde, de boomen zyn zo groot als de grootste appelboomen in Europa, de bladen en bloeisels zyn den gemeenen Citroenen in alles gelyk, behalven datse grooter en dikker zyn na proportie der vruchten, welke vrucht van binnen weinig marg, maar een zeer dikke schelle heeft, ryp zynde zyn sy zo geel als gemeene Citroenen, sy worden geconfyt, in Holland worden die in de koeken gebakken en zukkade genaamt, in Duitsland noemt men die Citronaat.
Op deze boom heb ik een vreemde en gans ongemeene zoort van beesjes gevonden, die geen gelykheit aan de Rupsen hadden, sy aten deze bladen, kleefden aan dezelve als slakken, hebbende een vel over haar voeten daar sy sig mede aan de bladen vasthechten, sy zyn venynig, waar door ook de leden verstyven en ontsteeken, die daar door aangeraakt worden. den 11. Juny 1701. hebben sy haare huid afgeworpen en een gespinst: gemaakt, als op het blad alles te zien is, en is uit een van haar den 27. Juny 1701. (na dat ik al op het schip was om na Holland te koomen) een zulke curieus Uilke gekoomen, gelyk op het zelve blad te zien is.
De schoone swarte met roode en geele vlakken vercierde, en op de vrucht zittende Torre, heb ik om zyn rariteit halven hier by gezet, om de prent te vervullenen te vercieren, hoe wel ik zyn oorspronk niet weet, welkers onderzoeking voor andere overlaten zal.
De Citroenen die hier beschreven werden, zyn overvloedig in Holland bekent, zoo ook de Limmetjes op de zeventiende, en Granaat Boom op de elfde plaat afgebeeld, waarom geoordeelt hebbe daar van niets veel bij te voegen. [ Pl28 ] [ Pl29 ] [ 29 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.29
DE XXIX. AFBEELDING.
DEze groote en heerlyke vrucht, word Pompelmoes in Surinaame genaamt, de boomen wassen zo hoog als appelboomen, hangen zeer vol vruchten, dat de ranken gevaar loopen te breeken wegens de swaarte dezer vruchten, deze vrucht is minder van zoetigheid als een Oranjen-appel, en niet zo zuur als de Citroenen, de schelle en het vlees is harder als in een van deze beide, en derhalve zyn sy aangenamer van smaak als dezelve.
Hier op onthouden sigh groene Rupse, met blauwe hoofden, welkers lichaam vol lange hairen zit, die zo hard als eyserdraat zyn, deze eeten de groene bladen tot hare spyse, den derden Augusti hebben sy sig beginnen vast te maken, zyn tot bruine gevlakte Poppetjes geworden, uit de welke den 19. zulke schoone Cappellen voort kwamen, swart, groen, blauw en wit van verve, blinkende als gout en zilver, sy vliegen zeer ras en hoog, alzo dat sy niet wel anders als uit Rupsen onbeschadigt te krygen zyn.
30VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXX. AFBEELDING.
PAlma Christi in Surinaame den Olyboom genaamt wast zeer hoog, en is cierlyk aan te zien, draagt geele bloeisel, waar na steekelige zaadhuisjes voortkommen, dese zaaden zyn in het begin groen, en als sy ryp zyn bruin, men kookt het zaad in water, zo ondoet sig de oly, dryft op het water, die men afschept, en daar te lande om allerlei wonden te genesen gebruikt werd, men brand die ook in lampen, om te lichten by nacht.
De licht groene en boven op de zaade kruipende Rupse heeft witte lange hairen, eet dese groene bladen, den 3. May is sy tot een Poppetje geworden, gelyk een op de zaaden hangt, den 17. dito kwam een swarte Cappelle daar uit, welkers voorste vleugels swavel-geel, en de twee andere vlerkjes fermeljoen-rood waren.
De swarte Rups die aan het zaad hangt is met geele vlakke vercierd, en werd gevonden op dese en andere boomen altyd in menigte, hangen als de Indianen in hare hangmatten, daar sy nooit geheel uitkoomen, als sy haar voetsel na gaan, dragen sy haar huis met haar als de slakken, hare huiskens lyken van dorre bladen van boomen gemaakt te zyn, weten die aardig vast te maken als sy ergens blyven willen, den 14. April is sy in haar hangmad verandert, daar uit een onaansienlyke Uilke voortgekomen is, die heel wild van aard was.
Dit gewas is de Ricinus Americanus major, caule virescente H. Reg. Par. en den Avanacœ ofte Citavanacu in het twede gedeelte van de hortus malabaricus beschreven. [ Pl30 ] [ Pl31 ] [ 31 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.31
DE XXXI. AFBEELDING.
DEze Roosen zyn uit de Caraibes na Surinaame gebracht, groejen daar heel gaarn, des morgens alse op gaan zyn sy wit, en des namiddags rood, en vallen des avonds wederom af.
Op deze roosen, desgelyke op de kleine Limoenen boomen Fol. 17. vind men diergelyke witte met bruine vlekken vercierde Rupsen als een op het blad zit, sy eeten de bladen, ik heb haar van den 26. tot den 30, Augusti daar mede gevoed, daar sy sig vast aanhechtede, en wierde tot grauwe Poppetjes, uit de welke den 14. September 1700. quamen twederlei Cappellen, den eene geel en swart den ander donker groen op de binnenste zyde, en de achterste vleugels op de buitenste zyde zyn bruin met geel, blauw, en roode vlakken vercierd, voorts waaren sy op eenderleiwys geteekent.
Deze boom is de Rosa Sinensis van Ferrarius in zyn florum Cultura beschreeven, en werd met recht Ketmia sinensis fructu rotundo van Tournefort geheeten; groot is het getal der naamen, waar mede dit gewas van verscheiden Auteuren werd genaamt, deze alle zyn by den andere te vinden in myn flora malabarica onder de naam van Alcea arborescens japonica, pampineis foliis Subasperis flore mutabili, five colorem mutante Breyn. Prod. 2. [ 32 ]32VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXXII. AFBEELDING.
DEze plant in Surinaame Splaapertjes genaamt heb ik in myn tuin gehad, dienende om op wonden te leggen, alzo sy tot genesinge der zelve goed zyn, by nacht leggen sig alle bladen twee en twee op malkanderen, als of het maar een blad was, de plant heeft een harde steel, wast zes voeten hoog, draagt geele bloemtjes, uit deze komen lange en smalle peultjes vol kleine zaden, de wortel is wit, en vezelachtig.
Diergelyke Rupsen als een op deze plant legt, namen haar voetzel van deze bladen, sy zyn groen met roose verwe strepen en met twee hoorntjes verciert, den 20. May 1700. hebben sy begonnen haar zelven te vervellen, zyn wat lichter van coleur geworden, en alzo in Poppetjes verandert, zynde toen roodachtig met zilvere vlakke vercierd, den 4. Juny quam een zodanig bruine met een geele verve vercierde Cappelle daar uit, als hier vliegende en zittende verbeeld werd.
VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.33
DE XXXIII. AFBEELDING.
DE Vygen in America zyn geheel en al gelyk aan die in Europa gevonden worden, derhalven gans onnodig die te beschryven, sy zouden overvloediger tot Surinaame zyn, als de lieden die maar wilden aanqueeken, sy zyn een zeer aangename en verkoelende vrucht, zeer nuttig voor de bewoonders van warme landen.
Op deze Boomen vond ik diergelyke Rupsen, als een hier onder vertoond word, gebruikende des zelfs bladen voor hare spyse, den 22. Maart veranderde sy, groen zynde en met geele streepen vercierd, in oranjen geel met roode streepen, over het geheele lyf heen, hun hooft en het achterste deel waren swart, alzo dat sy met haar voorgaande gedaante geen gelykenisse meer hadde, sy aaten ook niets meer, maar veranderde allenskens in leververvige Poppetjens, waar uit den 12. April 1701. zulke schoone bruine Uilen voortquaam, als boven een vliegende vertoond word, eenige dagen daar na quam een andere te voorschein, die veel donkerder was, ook anders gevlakt als de voorgaande, gelyk boven op de steel zittend te zien is.
34VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXXIV. AFBEELDING.
WYn-druiven wassen ongemeen weeldig in Surinaamen, te weten blauwe, groene en witte, wanneer men de rancken afsnyd en legt die in de aarde, zo kan men na zes maanden rype vruchten daar af genieten, en zo men alle maanden zo doet zo heeft men het geheele jaar Wyn-druiven; het is te beklagen dat men geen menschen daar vind, die lust hebben omse te cultiveren, men zoude niet behoeven Wyn naar Surinaamen te brengen, maar men zouden die vandaar naar Holland konnen overbrengen, alzose veelmaal des jaars konde ingeoost werden.
Op de Wyn-ranken vond ik den 26. Augusti diergelyke Rupsen, als alhier een vertoond word, etende des zelfs loof, sy waren bruin en met een schoon wit verciert, waren ras en veel van eeten, welkers excrementen veel en groot waren, sy hadde een swarte vlak op haar achterste lid, in welkers midden een wit velletjen was, blinkende als cristal, en zo menigmaal sy asem haalde, ging het op ende neder, d'Heer Leuwenhoek meend oogen aan de Rupsen geobserveert te hebben, maar ik heb geen konnen ontdekken, hoewel ik zeer groot Rupsen gehad heb, ziet gemelden Autheur messive 146. Pagina 430. tot 452. den 26. Augusti 1700. rolde een van deze Rups, de Wyn-bladen aardig te zamen, daar in is hy tot een Poppetjen verandert, uit welke den 15. September een schoone groene Uil voortquaam, hebbende de achterste vleugels met blauw en roode coleuren vermengt.
VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.35
DE XXXV. AFBEELDING.
DEzen hier voor gestelden tak is van een wilde boom; zyne vruchten hangen aan malkanderen als de knoopjes aan de Roomse rosekransen, des zelfs bloeisel is den Perzike bloeisel zeer gelyk van de verve, de vruchten zyn groen, zeven acht aan malkanderen hangende.
Op dezen boom vond ik de eerste van diergelyke Rupsen, als hier op deze plant vertoond word, roodachtig en met bruine vlakken vercierd. Naderhand vond ik een zeer groote menigte op een hoogen Cocos boom, (deze Cocos boom van andere beschreven en geschildert, en te groot in dit werk heb niet mogen hierin voegen) op dezen Boom hadden deze Rupsen een zak gemaakt of gesponnen, die by na een halve elle lang, okerverf, dicht, en stark te zamen geweven was, in dezelve ware een ontelbaare menigte zo Rupsen, als vellen van veranderde Rupsen, dezen zak nam ik mede na myn huis en hong hem aan een blad van deze boom om haar bedryf te observeren, en vond dat sy overdag sig in den zak verborgen, des avonds daar uit gingen om hare spyse te zoeken, deze zak hadde sy zeer dicht by de vrugten aan het blad gehangen, in het begin van April veranderden sy sig in Poppetjes sig hangende aan en ontrent deze boomen, de Poppetjes zyn cierlyk gecoleurd, den 14. 15. en 16. April kwamen geele Cappellen met bruine vlakke daar uit te voorschein. Nog vond ik op deze Boom, zulke kleine hairigge en bruine Rupsen, etende des zelfs bladen, den 9. en 10. April hebben sy sig ingesponnen, en den 23. April kwamen zulke doorluchtige Cappelletjes daar uit, die met swarte vlakken vercierd waren, gelyk een onder aan de plant vliegend vertoond word.
Dit gewas heb ik tot noch toe by niemant dan hier beschreven en afgebeeld gevonden, het welken myns oordeels genaamt kan worden Coronilla Americana arborescens, floribus dilute rubescentibus.
[ 36 ]36VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXXVI. AFBEELDING.
DEze plant heb ik in het Bos gevonden, en alzo men daar wegens de hitte geen plant afsneiden kan of sy verwelkt ten eersten, zo heb ik de zelve door mynen Indiaan, met de wortel laten uitgraven en na huis dragen, en planten die in myn tuin, sy heeft een heel witte wortel, gelykt anders na den Tabak, sy brengt een witte bloem, als een bloem van de Tuberoos, deze afgevallen zynde, bloeide sy na zes Maanden wederom, haar naam en eigenschap is in Surinaame onbekent, de menschen hebben aldaar ook geen lust iets diergelyks te onderzoeken, ja sy bespottede my, dat ik iets anders in het land ging opzoeken als zuiker, daar dog wel meer dinge in het Bos (myns oordeels) te vinden waren, indien het zelve doorgaanbaar was, want het Bos is zo digt met distelen en doornen bewassen, dat ik myne Slaven voor my heenen most zenden met bylen in de hand om voor my een opening te hakken, om eenigzins door te geraken, dat dog zeer beswaarlyk viel.
Deze bruine met wit en swarte vlakken vercierde Rups vond ik etende deze bladen, den 14. April 1701. is sy in een Poppetjen verandert, daar uit den 26. dito een bruin en witte Cappelle voortquaam met 4. oranjen geele vlakke op den achterste vleugels verzien.
Noch waren op deze plant witte beesjes, nadragende haar oude huit aan het achter lyf, etende groene luizen die Goedaart in het eerste deel op het 90. blad beschryft, en die op deze plant waren, den eersten April maakten sy een gespinst, uit het welke tien dagen daar na deze houtverwige vliegen voorkwamen.
[ Pl36 ] [ Pl37 ] [ 37 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.37
DE XXXVII. AFBEELDING.
DEze plant word in Surinaame Okkerum anders Althea genaamt, is by de kenders der planten genoeg bekent, Slaven in America kooken en eeten de vrucht, sy wast hooger als een man, heeft tweederley bloemen geelachtig wit, en roose coleur, als men de vrucht opsneit zo komt daar een taje slym uit als een draat.
Het Rupske, op deze plant kruipende, eet deze bladen, den 12. Juny 1700. heeft het sig ingesponnen, is tot een lever-coleur Poppetjen geworden, gelyk een nevens de vrucht legt, den 28. dito is een roodachtig Uilken daar uit voortgekomen.
Op het onderste groene blad, legt een wit beesje met swarte vlakken, sig op deze plant houdende, den eersten Maart is daar een vliegend beesjen uitgekomen, het welke op het minste aanraken weg sprong.
Dit gewas is de Ketmia Brasiliensis, folio ficus, fructu Pyramidato, sulcato van Tournefort in zyn institutiones rei herbaria, en werd in het eerste deel van den Amsterdamsche hof afgebeeld en door mym Oom Joan Commelin beschreven met de naam van Alcea Americana annua, flore albo, maximo, fructo pyramidali, sulcato, als ook by Markgraaf in zyn Historia rerum naturalium Brasiliæ, met de naam van Quingombo Lusitanis Congensibus & Angolensibus Quislobo.
[ 38 ]38VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XXXVIII. AFBEELDING.
DEze plant heb ik tot Surinaame in het wild gevonden, wast acht voeten hoog, heeft kleine donker roode bloeisels, het zaad-huisje werd in drien gedeelt, in elke verdeeling is een zaad, die in 't begin groen daar na bruin is, de groene bladen zyn rondom bezet met kleine groene vezeltjens, waar van elk een klein knopje heeft, worden tot Purgatien en Clisteren gebruikt, men kookt se ook, en geeft het water te drinken aan de gene die den Beljak (een zekere landziekte) hebben.
Deze groote groene Rups, heeft de bladen van deze plant gegeten desgelyken ook de bladen van den Suursak no. 14. beschreeven, sy was zeer stark en gulzig van eeten, hadde dog zo weinig afgang of Excrementen als de kleinste Rupsen, als men haar aanraakte, sloeg sy stark van sig, den 23. Juny is sy stil blyven leggen, heeft sig vervelt, waar van het afgelegde vel op het blad legt, na hare vervellinge was sy niet zo groen meer, maar was wat uit den rooden, des anderen daags veranderden sy in een leververvige Poppetjens, die een snyt van buiten hadden, gelyk onderop de steel legt, dit Poppetje was zeer onrustig, alzo dat sy sig gestaadig omsmeet, 't welk wel een quartier uur duurde, den 20. Augusti 1700. kwam een groote Uil daar uit, die zes oranjen geele vlakken op het lyf had, welkers 4. vleugels en 6. voeten swart en curieus gestippelt waaren, des zelfs langen snuit is te zamen gestelt uit twee geutjes, die dit zoort van Uilen tegen elkander voegen, en maaken die als een pypken, waar mede sy de honig uit de bloemen zuigen, en als sy gezogen hebben rollen sy dien snuit zo klein en rond te zamen, stoppen hem onder het hooft, tusschen de oogen, dat men hem qualyk vinden kan., sy zyn zeer stark, en qualyk ter dood te brengen, leggen een menigte van witte eyertjens.
Het bovenste kleinste Rupsken, heb ik met dit kruid ook gevoed, en is den 6. May tot een Poppetje verandert, gelyk een boven op de steel legt, hier uit is den 20. dito een gout geel Cappelletjen, met een swarten rand omvat, voortgekoomen.
Dit gewas is de Ricinus Americanus perennis, floribus, purpurascentibus, Staphidis agriæ foliis in het eerste deel van den Amsterdamschen hof beschreeven, en werd met recht door Tournefort in zyn institutiones gebracht onder een ander geslacht en Ricinoides Staphisagriæ folio, genaamt, Casparus Bauhinus noemt het Ricinus Americanus folio Staphisagriæ, en Pona folio ficus.
[ Pl38 ] [ Pl39 ] [ 39 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.39
DE XXXIX. AFBEELDING.
DEze plant is tot Surinaame in myn tuin gewassen, zonder dat my Imand de naam of eigenschap konde aanwyzen, sy wast ruim een elle hoog, draagt kleine geele bloemtjes.
Op deze plant heb ik groote Rupsen gevonden etende des zelfs bladen, sy zyn groen met witte, roode en swarte vlakken vercierd, omtrent aan het einde van May hebben sy haar zelven in een dun gespinst ingesponnen, gelyk ik een op de steel gelegt heb, en zyn tot bruine leververwige Poppetjes geworden, waar uit 20. Juny maar deze eenige Modde of Uilken voortgekoomen is, alle de andere waren gestorven; het Uilke is grauw met swarte en witte vlakken geteekent.
[ 40 ]40VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XL. AFBEELDING.
DEze Boomen waar van ik hier een tak voorstel is tweederlei, de eene vruchtbaar de andere onvruchtbaar, deze laaste zoort brengt alleen bloeisels voort, die zeer cierlyk van aanzien zyn, word het Mannetje genaamt, en hangt altyt vol bloemtrossen; deze die ik hier vertoone is het Wyfken, die brengt uit de stam kleine witte bloeisels, uit welke de vrucht komt, de vruchte zyn zeer ongelyk, de eene ovaal, d'ander rond, groote en kleine, als men daar in snyd vloeit een witte melk daar uit, is van binnen vol swarte zaaden, sy hebben een aangenaamen smaak, en smelten in de mond, wanneer sy ryp zyn, zyn sy geel, wanneer ze half ryp zyn en gekookt, smaaken sy als de beste raapen, men kookt ze ook alleen in water, die dan gesneeden gegeeten werden, den stam is week als een koolstronk, hol van binnen, word gebruikt tot geuten op de daaken om het regen water te vangen, hy wast in korten hoog op, recht van stam en cierlyk aan te zien, maar vergaat ook ras, de bladen wassen boven op uit de stam, sig vertoonende als een kroone, zeer cierlyk uitgebreit, en word daar in het land Papay-boom genaamt.
Op den top van deze hoogen boomen, vond ik veel witte Rupsen, en alzo hy hoog en hol is, is hy niet te beklimmen ik liet hem dan afhouwen, om de Rupsen te krygen, ik spysde haar met de bladen dezes Booms, tot den 10. Juny 1700. wanneer sy sig insponnen, wierden tot leververwige Poppetjes, als op den steel der vrucht te zien is, den derden July kwamen zulke Uilkens daar uit, als op de vrucht een zittende te zien is.
Noch vond ik op den top dezes Booms geelen Rupsen met leververwige streepen, die ik met deze bladen onderhouden heb, die den 6. April vast gemaakt en in Poppetjes verandert zyn, uit welke den 20. April zulke witte Cappellen voortkwamen, als boven een vliegende vertoond word.
Deze twee boomen Manneke en Wijfke werden zeer schoon afgebeeld en beschreeven in het eerste deel van den hortus Malabaricus; veel zyn de naa- van deze boomen, die alle in myn flora Malabarica onder de naamen van Pepo arborescens & Papaja orientalis Columnæ, en Pepo arborescens mas seu sterilis Paradisi Bat. Prodrom: te vinden zyn.
[ Pl40 ] [ Pl41 ] [ 41 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.41
DE XLI. AFBEELDING.
DEze roode wortel Battattes genaamt, is wat lichter als in Europa de Bietwortels, men beryd die ook als de Bietwortels, men stoofse ook by vleesch, haar smaak gelyk zeer aan de Castanien, zyn weeker en noch lieflyker als de zelve, wassen en vermeerderen sig schielyk, alzo dat van een wortel in korte tyd een heel velt vol word, sy loopen op als de Winde waarom die ook om dit Ried omgelyd heb, (welk Ried ook daar in 't land omtrent de wateren wast, en heeft rood-achtige geele bloemen) de Battattes bloemen zyn blaeuw, als een tak op de aarde raakt, maakt hy weder wortel, en vermeerdert sig alzo door wortel, ranken en zaaden.
Den Rups op het ried-blad kruipende, at beide deze kruiden, was gans vierkantig, geelachtig groen, met roode ronde knoopjes bezet, hare klaeuwen en voetjes laagen in een dun doorsigtig velletjen, het welk over het geheele onderlyf heenen ging, in 't gaan zag men geen voeten, maar kleefde overal aan met dit velletjen als een slak, den 22. July heeft sy haar zelven een okerverwig gespinst gemaakt, waaruit den 23. Augusti een zodanig vligend dier uit quam, bruin en met gout geele streepen vercierd, als boven vliegend vertoond werd.
Het kleine groene Rupsken (gelyk als twee op den steel en blad kruipen) heeft deze Battattes bladen gegeeten, ik heb diergelyke ook op de Comcommers gevonden, sy waren zeer ras, om achterwaarts en voorwaarts te loopen, ten laatsten wierden sy rooserood, maakten een dun wit gespinst, daar in sy den 24. Augusti tot Poppetjes wierden, den 29, 30, 31. Augusti quaamen tweederlei Cappelletjes daaruit wit en geel, met bruine randen, gelyk hier een zittende en vliegende vertoond word.
Dit ried, dat hier afgebeeld werd, is de Cannacorus flore Coccineo splendente Tournefortii institutiones rei herbariæ, en de Canna indica flore fulgenti Cocco splendente Herm. Catal. de Winde, die sig om dit ried omwind, is de Kappa-kelengu in de hortus Malabaricus, en Batatas of te Camotes Hispanorum onder deze naam van Clusius beschreeven, veel naamen, met welke deze Winde van verscheide Auteuren werd voorgesteld, werde by een gevoegt in myn flora Malalabarica onder de naam van Convolvulus indicus, radice tuberosa eduli, cortice rubro, Batatas dictus Parad. Bat. Prod. tot noch toe heeft echter niemant, dat my bekent is, de bloemen van dit gewasch afgebeelt, dan alleen den Auteur van dit Werk, alhoewel Piso in sijn Historia Naturalis geschreeven heeft, dat de soorte van Batata een bloem voortbrachten, als die der Winden; Clusius heeft nimmer konnen te weeten komen welk bloem ofte vrucht dit gewasch voortbracht; Marggravius ontkend dit gewasch een van die beide voort te brengen, zodat men uit de afbeelding, die hier vertoond werd, klaarlijk kan zien, dat het met recht van verscheide Auteuren onder de soorte van Winde geplaatst is: Hernandes in sijn Historia Mexicana verbeelt in een mede soorte, die hy Cacamotic Tlanoquiloni feu Batata Purgativa noemt, bloemen die de bloemen der Winde gelijk, is. Welke Batata Purgativa ook zodanige bloemen van Piso en Marggravius werden toegeschreeven.
[ 42 ]42VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XLII. AFBEELDING.
DE Muscus Bloem wast aan een Plant omtrent acht voeten hoog, de bloem is ligt geel, heeft gansch geen reuk, als dezelve afgevallen is, dan groeit daar een groot zaad-huisken uit, van binnen vol bruine zaadjes, die een zeer starken muscus reuk hebben. De Maagden rygen dezelve aan zyde draaden, en binden ze om de armen om zich daar mede op hare wyze te vercieren, de bladen gebruiken sy om de jonge calcoens mede vet te maken.
Op deze Plant vond ik een soort van groene Rupsen met swarte streepen, die deze bladen tot hare spyze namen, gelyk boven op de knop een zit. Den 20. Maart zyn sy tot bruine Poppetjens geworden, gelyk er een naast de Rupse legt. Den 2. April quamen witte uiltjes daar uit, als boven een vliegt.
Op het zelve kruid, vond ik, in July daar aan, een ander soort van Rupsen, die ook wel op de Guajaves No.19. gezien hadden, zynde swart met geele streepen, het hooft en steert rood. Den 10. July hebben sy haar zelven een dun gespinst gemaakt, en zyn daar in tot een Poppetjen geworden. Den 26. July quam een blaauwachtig gestreept Cappelletjen daar uit, als onder aan de Plant te zien is.
Dit gewasch, hier beschreven, is van verscheide Auteuren beschreven, afgebeelt, en met namen begiftigt, geljk deze verscheide namen, by den anderen gevoegt in de Flora Malatica onder de soorten van Alcea werden opgetelt, zynde onder die alle, myns oordeels, de bequaamste benaminge van de Heer Tournefort, die dit voorstelt met de naam van Ketmia Ægyptiaca femine Moschato. [ Pl42 ] [ Pl43 ] [ 43 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.43
DE XLIII. AFBEELDING.
Is een tak van een zeer hoogen Boom in het wilde wassende, fijne bladen zyn hard en styf, aan de steelen van het hout wast een ruigte met ronde hoorntjes, dat ze in de Medicyne tegen de qualen van de Longe gebruiken. Dezen Boom word Marmelade-Doosies-Boom genaamt, van wegen sijn vrucht die hy voortbrengt, deze vrucht is van buiten ruig en hairig, eerst groen, daar na houd geel en hard: men snyd die in het midden door, en eet het binnenste, dat met de Europeïsche Mispelen veel overeemkomste heeft, in smaak, coleur en zaaden, en de schille is als een doos, waarom sy Marmelade-doos genaamt word.
Op dezen Boom vond ik een soort van Rupsen, die ruige steekels op het lyf had, aan welkers uit-einde ietwes als een sterntjen aan vast zat, doorgaans swart, hy nuttigde dit harde loof. Den 3. April is hy in een Poppetjen verandert, na dat zig aan het hout van deze Boom had vast gemaakt; en is den 18. April een schoon Cappelle daar uit voortgekoomen, die men in Holland Pagie de la Reine noemt.
Deeze Boom heeft veel overeenkomst met die boom, die in de Hortus Malabaricus onder de naam van Panitsjika-Maram, als ook met den naam van Janipaba van Piso beschreven is, die met veel andere naamen werd voorgestelt in de Flora Malabarica, onder de naam van Pomifera Indica Tinctoria Janipaba dicta Raji Historia: het onderscheid schynt alleen te zyn in de Bloemkelk, die de vrucht in de Hortus Malabaricus ondersteunt. [ 44 ]44VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XLIV. AFBEELDING.
ROcu is een groote Boom, brengt roodachtige bloeisel, gelyk in Europa de Appelboomen, als de bloeisel afgevallen is, komt een zaad-huis, dat langwerpig rond, en stekelachtig is als de Castaniën, daar in leggen zeer schoone roode zaaden, deze leggen de Indianen in water te weiken, dan weekt de roode verf daaraf, en zakt op de grond, daar na gieten sy het water allenskens af, en droogen de verf, het geen op de grond legt, daar sy alderlei figuuren op haare naakte huid mede schilderen, het geen haar cieraat is.
Onder op de steel kruipende bruine Rupse, met geele streepen en roode hairen, eet deeze groene bladen; den vierden April is sy my verandert en tot een hard en hairig Poppetjen geworden, uit het welke den 6. May zulke donker groene Uilkens voortquamen.
Noch vond ik op dezen Boom bruine Rupsen, als boven op het blad eenen legt,nuttigde deze bladen; den 26. Maart zyn sy ingesponnen en tot een Poppetjen geworden, als een tusschen de bladen legt: den 10. April quam daar uit een zulke grauwe Uil, gelyk boven een zittend vertoond word.
Deeze Boom is de Urucu by de Hr. Piso beschreven, en onder de naam van Orleana vel orellana folliculis Lappaceis Hermani werd sy ook in het eerste Deel van den Amsterdamsche Hof beschreeven, alwaar noch andere benaaminge van deeze Boom gevonden worden. D'Heer Tournefort heeft deze Boom als een nieuw Geslacht nevens de twee soorten van Cortusa Americana, voor gestelt onder de naam van Mitella, dewyl de vrucht van deeze Boom, gelyk als die van de twee soorten van Cortusa Americana, ryp zynde, open spleiten, en alsdan een kleine Myter ofte Bisschops Mus verbeelden, en noemt dierhalve deeze Boom in sijn Institutiones rei herbariæ Mitella Americana, Maxima, Tinctoria.
[ Pl44 ] [ Pl45 ] [ 45 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.45
DE XLV. AFBEELDING.
DEze Flos Pavonis, is een plant, negen voeten hoog, draagt geel en roode bloemen; het zaad word gebruikt voor Vrouwen die in baarens-nood zyn, om den arbeid voort te zetten. De Indianen, die niet wel gehandeld worden, als ze by de Hollanders in dienst zyn, dryven daar mede haare kinders af, niet willende dat haare kinders Slaven zyn, gelyk als zy. De swarte Slavinnen van Guinea en Angola, moeten al heel heuslyk getracteert werden, of sy begeeren geen kinders in dezen haren slaafsen staat, krygen ook geen, ja sy brengen haar zelven by wylen om het leven, wegens het gewoonlyke harde tractement dat men haar aandoet, want sy zyn van gevoelen, dat sy in haar Land van haare vrienden in een vreijen staat wederom herbooren zullen werden, gelyk sy my uit haar eigen mond onderrecht hebben.
De Rupsen, die zig onthouden op deze plant, zyn licht zee-groen, eeten deszelfs groene bladen. Den 22. January 1700. hebben sy haar zelver neder gelegt, en zyn tot bruine Poppetjes geworden; den 16. February quamen graauwe Motten of Uilkens daar uit, zuigende met haren snuit de Honig uit de Bloemen: gelyk boven een vliegend vertoond word.
Deze Boom werd in het sesde Deel van de Hortus Malabaricus, onder de naam van Tsjetti-Mandaru, afgebeeld en beschreeven; met verscheide andere benaamingen werd sy ook by andere voorgestelt, die alle in de Flora Malabarica onder de voornaam van Crista Pavonis coronillæ folio prima, &c. te vinden zyn: en dewyl Tournefort bevond dat dit gewasch onder geen geslacht tot noch toe bekend konde gebracht worden, heeft een nieuw geslacht daar van gemaakt, en onder de naam van Poinciana flore pulcherrimo voorgestelt. [ 46 ]46VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XLVI. AFBEELDING.
WElriekende Jasmin, wast in Surinaame in het wilde door malkander, als de Heggen in Europa, gevende zulken starken reuk van sig, dat men se van verre rieken kan. Onder deze ruigtens onthouden haar ordinaris een menigte van Hagedissen, Leguanen en Slangen, daarom heb ik hier een schoone en raare Slange bygevoegt, die ik onder de Hegge aan den voet van deze planten gevangen heb; welke Slangen een zeltsame manier hebben om sig te zamen te rollen, en haar hooft in haere eigen kringen te verbergen.
Deze groene Rupse nuttigde deze Jasmyn-bladen, desgelyks de bladen van N°. 13. en N°. 14. Den 12. February is sy in een schoon gestreept bruin en swart Poppetje verandert, die, als men se aanraakte, sig langen tyd omdraaiden, waar uit den 16. Maart een graauw Uilke voortquam, welkers inwendige vleugels geel waren.
Dit gewasch is de Pitsjegam-Mulla in het zelfde Deel van de Hortus Malabaricus beschreeven; welkers naamen by den anderen gevoegt, in myn Flora Malabarica onder de naam van Jasminum humilius magno flore B. Pin. te vinden zyn.
[ Pl46 ] [ Pl47 ] [ 47 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.47
DE XLVII. AFBEELDING.
WAt ik Fol. 34. van de Roode Wyn-Druyven gezegt heb, is het zelve wat hier van de Witte zoude konnen gezegt werden, die even zo weeldig op Suriname wassen als de Roode.
Anno 1700. in de May, vond ik op deze Wyngaardbladen eenige groote groene Rupsen, als boven op de steel vertoond is. Deze zyn zeer stark van eeten, den 15. May bleef ze stil leggen en veranderde hare verf, wat hellende na den bruinen, dry dagen daar na is se tot een Poppetjen geworden, waar uit den 3. Juny een schone Uil voortquam, groen en rood met ligte leverwige streepen, haar snuit en hoornjes waren gout geel, de Mannetjes waren schoonder als de Wyfjes, gelyk alhier een vliegend vertoont is.
Deze onderste Rups nuttigde insgelyks deze bladen, als hy sig uitrekte was hy zo lang als de bovenste, maar als men hem aanraakte, kromp hy in een, als deze onder op de steel leggende vertoond, laatende een schuim uit den mond gaan. Omtrent halve May 1700. vervelde sy, en wierd tot een bruin Poppetjen, als onder op den steel legt, den 6. Juny quam een zulke schoone graauwe Uil met bruine vlakken en witte streepen daar uit, de voetjes waren wit, de snuit gout geel. Ik heb deze beide veranderinge op een blad gemaakt, dewyl se eenderlei spyze aten.
[ 48 ]48VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE XLVIII. AFBEELDING.
TAbrouba is een groene vrucht, van de Indianen alzo geheeten, wast op hooge boomen in 't wilde, draagt kleine witachtige groene bloeisels, welke van de Apen gegeeten word, als deze bloeisel afvalt, vertoond zig een rond gespleeten knopjen, waar uit allenskens de vrucht voortkomt, van binnen vol zaad, als de Vygen, doch witachtig. Hier uit perssen de Indianen het zap, en zetten dat in de Zonne, zo word het swart, waar mede sy haar naakte lyf met alderlei figuuren beschilderen, deze vercieringe blyft haar maar negen dagen by, voor die tyd kan ze met geen zeep uitgewasschen werden, de vrucht houden se voor venynig, als men in het houd van dezen boom snyd, loopt een zap als Melk daar uit, met dit zap smeeren de Indianen haar hooft als haar dat zeer jeukt, want loopende bloodhoofts, zo schieten zekere soort van vliegende kleine beesjes haar zaad uit, het welk haar op het hoofd vallende, wassen daar Wormtjes van, die haar groote jeukte veroorzaaken, die ze met deze zap dooden en verdryven.
De Rups, die op de vrucht kruipt, is geel swart, en gelykt een Kleerbeesem, en eet deze bladen. Ontrent den 3. Augusty maakte sy een houtverwig gespinst, daar in wierd sy tot een grooten swarten en met geele ringen vercierde Beye, welke den 15. Augusty voortquam.
Den boven vliegenden grooten Torren heb ik hier by gedaan, om het blad te vervullen.
De witachtige Worm, die hier in het midden op het groene blad kruipt, word den Palmyt Worm genaamt, wyl hy sijn voetsel op den Palmyt Boom heeft; ik zet hem hier op, wyl den Palmyt Boom niet konde schilderen, dewyl fijne gespletene bladen zeer groot zyn, den stam is kort en week, de bladen schieten van onder opwaerts, het een hooger als het ander, en alzo rondom tot boven toe, en zeggen de luiden aldaar, dat hy 50. jaar groeit tot dat hy sijn volmaaktheit heeft, dan houwen se af, waar de bladen haar begin neemen, den stam, omtrent een manslengte, houwen ze ook af, namentlyk zo verre als hy week is, dezen stam kookt men als Bloemkool, smaakt beter als Artischokke-stoelen, in den stronk dezes Booms wassen Wormen in ontelbaare menigte, in het begin zo klein als de Maiden van de Kaas, daar na worden sy als hier een vertoond word, sy eeten het merg dezes Booms. Deze Wormen leggen se op koolen en braden se, en houden se voor een zeer delicate spys, van deze Wormen komen zulke swarte Torren, als hier een vertoond word, van de Indianen genaamt De Moeder der Palmyt-Wormen.
[ Pl48 ] [ Pl49 ] [ 49 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.49
DE XLIX. AFBEELDING.
DEn Granaat-Boom, in alle Landen genoegsaam bekent, wast ook tot Surinaame, ik vond op de zelve een soort van Torren, traag en langsaam van aart, en gemaklyk om te vangen, deze Torren hebben van vooren onder 't hooft een langen snuit, die sy in de bloemen steeken, om den Honigh daar door uit te zuigen, den 20. May leiden sy haar stil en onbeweeglyk neder, doen barste boven op haar ruggen de huid op, en quamen groene Vliegen daar uit, met doorzigtige vleugels, deze Vliegen vind men zeer veel op Surinaame, sy zyn zeer gaauw in het vliegen, zodat ik uuren lang loopen moest om een van dien te vangen, sy geven een geluid als een Lier van zig, dat men haar van verre kan hooren zingen, waarom men se ook den Lierman noemt, sy hadde nog den zelven snuit als de voorgaande Torren, zynde uit de snuit de voeten, oogen en het geheel lichaam uitgekroopen, blyvende het vel leggen, in 't zelve postuur als of de Vliege daar noch in was. De Indianen hebben my verzeekert, dat uit deze Vliege de zogenaamde Lantarendragers voortkomen, gelyk hier Mannetje en Wyfje vliegende en zittende vertoond worden, haar hooft of mutse is by nacht lichtende als een lantaren, by daag was dezelve heel doorzichtig als een blaas, met roode verwige streepen en groen vermengt, uit deze blaas komt een helder schynsel by nacht als een keers, dat men een Courant daar by zoude leezen konnen. Ik heb noch een zodanige Vliege by my, die op het punt van veranderinge is, hebbende noch in allen deelen de gestalte van de Vliege, behalven dat de blaas aan het hooft aangegroeit is, maar de vleugels zyn nog die van de Vliegen, welke Vliegen de moeder van de Lantarendragers genaamt word van de Indianen, gelyk se de eerste Torrren de moeder dezer Vliegen noemen, onder op de Granaat-bloem zittende Vlieg vertoond hoe deze Vyervliegen of Liermans allenskens een Lantarendrager word. Men noemt haar zo om se te onderscheiden, hoewel de laatste zo wel als de eerste een geluid van een Lier maken, apparent met haar snuit die allen gemeen is, en haar in alle haare veranderingen byblyft. De Indianen brachten my op zeker tyd een groote menigte dezer Lantarendragers, (eer ik wiste datse by nacht zulken glans van haar gaven) die ik in een groote houte doos deed, des nachts maakten sy zulken geraas, dat wy met schrik ontwaakten en uit het bedde opsprongen, en een kerse opstaken, niet wetende wat in huis voor geraas was, haast wierden wy gewaar dat het in die doos was, die wy met verbaastheid openden, maar met meerder verbaastheid ter aarden smeeten, alzo in het openen der doos, als een vlamme vyers uit dezelve voortquam, ja zo menig beeft, zo menige vyervlamme quam daar uit, doch ons bedaarende, zochten wy se weder by een, en waren zeer verwondert over den glans dezer beesjes.
In de negende Afbeelding is een tak van de Granaat-Boom met de enkelde Bloem afgebeeld, hier werd de zelve, doch met een dubbelde Bloem vertoond, welke Boomen genoegzaam bekend en in de Hooven te vinden zyn.
[ 50 ]50VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE L. AFBEELDING.
Witte Battates, zyn wilde Aardvruchten, van de menschen worden se niet gegeeten, sy brengen een schoone witte Bloem voort, gelyk hier te zien is.
Van diergelyke Rupse, als op de wortel kruipt, heb ik veele gehad, die my de Doosen doorbeeten en weg liepen. Den 4. April vond ik in myn tuin in het graven een holligheid, waar in eenige van deze Wormen by de Battattes-wortels lagen ineen gerolt, waar van eene alreede de gestalte van deze schoone Goud-Torren hadde, andere geleeken wat minder daar na, alle waren se nog heel week en wit, die naeenige uuren hard wierden, kreegen allenskens zulke schoone goud-groene verwe.
Den 6. Juny vond ik nog een ander soort van Wormen op deze wortelen, gelyk boven op den steel een te zien is, die is insgelyken in een gekrompen, gelyk heel boven op de plant te zien is, in het begin week en wit, en eenige uuren in de lucht leggende, wierden se hard en swart, en veranderden allenskens in zulke Torren als boven een vliegt.
Een andere soorte van Battattes is op de eenenveertigste Afbeelding afgebeeld en beschreeven, welke soorte van Battattes ik aldaar gezegt heb met veel recht van verscheide Auteuren gebracht te zyn onder de soorten van Winden, deze die ons hier verbeeld werd, kan by de Winden niet geplaatst werden, dewyl des zelfs bloem in veel deelen gespleeten is en verders een trechter verbeeld, daar en tegen zo verbeelden de Bloemen der Winden een kloesken, welker randen buitenwaards gemeenlyk omgeboogen zyn; deze Battattes, die hier verbeeld werd, moet dierhalve onder de soorten van Quamoclit gebracht werden, en moet des zelfs naam, myns oordeels, zyn Quamoclit Americana radice tuberosa, flore albo, pulcherrimo.
[ Pl50 ] [ Pl51 ] [ 51 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTNE.51
DE LI. AFBEELDING.
DEzen Tak is van een grooten wilden Boom, welkers bloeisel lange witte draden heeft, fyne zaadhuisjens zyn lange gedraaide peulen, inhebbende swarte boonen met witte lymigheid omgeven, die men afzuigt van wegen syn aangenaame zoetigheid, daarom men se ook Zoete-boontjes noemt; het gebruik der boonen is onbekent, en de Indianen noemen die Wycke-boekjes.
Deze geele Rupsen eeten de bladen, sy hebben swarte voeten, en swarte steekels op den ruggen; Ik heb meer als honderd gehad, die alle gestorven zyn, dewyl de bladen van deze boom ten eerste hard worden en verdorren als sy afgebrooken zyn, en alsdan van de Rupsen niet konnen gegeeten worden dog is my den 16. Juny 1700. een tot een Poppetjen geworden, (gelyk aan het einde der peulen een legt) aan het einde van Juny quam een schoope Cappelle daar uit, gelyk hier een vliegend en zittend vertoond word.
Deze boom is nergens, dat ik weet, beschreeven, en kan onder geen bekent geslacht gevoegt worden.
[ 52 ]52VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE LII. AFBEELDING.
APpels van China-Boomen, wassen in Surinaame zeer hoog, als de hoogste Appel-Boomen in Europa, de bladen zyn blinkende groen, de bloeisel wit, en stark van reuk; de vrucht Oraniën-geel, en van zeer aangenamen smaak.
De Rupsen, die ik op deze Boomen vond, eetende des zelfs bladen, zyn groen met een geele streep over het lyf, op elk lid hebben se vier ronde Oraniën-geele Corallen, rondom met hairtjes bezet; Den 18. February hebben se een okerverwig gespinst gemaakt, gelyk onder tusschen de steelen legt, den 11. Maart quamen schoone groote Uilen daar uit, hebbende op elken vleugel een plek als van Moscovisch Glas, waren snel in 't vliegen, drie dagen daar na, leiden se tien witte Eijertjens.
Dezer Rupsen vind men veel, worden zo dik dat se rollen, komen driemaal in 't Jaar, sy spinnen een starken draat, 't welk my tot die gedachten bracht, dat het goede zyde was, heb derhalven eenige vergadert en naar Holland gezonden, alwaar sy is goed bevonden, alzo dat indien iemand de moeite wilde nemen om deze Rupsen te vergaderen, die zoude goede Zyde en groot profyt konnen te weege brengen.
Dit is de Aurantium Olysiponense van Ferrarius en de Malus Arantia Lusitanica Horti Reg, Paris.
[ Pl52 ] [ Pl53 ] [ 53 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.53
DE LIII. AFBEELDING.
OP zekeren tyd begaf ik my wyt in de wildernis, en vond onder anderen een Boom, die de Inwoonders Mispel-Boom noemen, de Boom wast heel hoog, de vrucht heeft in het midden een wit gewas als een hert geformeert, met swarte zaadjes daar op, (het welke de lieden voor een Mispel eeten) onder de zelve zyn twee dikke bloed-roode, en achter de zelve nog vyf dikke groenachtige blaaden, lieflyk om aan te zien.
Hier vond ik deze geele Rupse, die over haar heele lyf rooseverwige streepen hadde, haar hooft was bruin, en op elk lid waren vier swarte steekels, de voeten waren ook rooseverwig, welke Rupse ik mede naar huis nam, maar se veranderde welhaast in zulke lichte houtverwige Poppen, gelyk hier onder op het hout van dezen Boom legt, veertien dagen daar na, omtrent het einde van January 1700. quam deze allerschoonste Cappelle daar uit, gelykende als gepolyst Zilver, met het allerschoonste Ultramaryn overtrokken, groen en purper ja onbeschryflyk schoon, welkers schoonheid met geen penceel na te maken is, de onderste zyde is bruin met groenagtige vlakken, op elken vleugel drie ronde kringen oraniën-geel, met swarte kringen omtrokken, en die wederom met groenagtige, de einden der vleugels zyn oraniën-geel met swart en witte streepen verciert.
De bladen van deze Boom gelyken niet qualyk na de Mespilus Americana alni vel Coryli foliis fructu mucaginoso albo in het eerste Deel van de Amsterdamsche Hoff beschreeven, of het de zelve is kan ik niet voor zeker zeggen, dewyl de beschrijving hier zeer weinig is.
[ 54 ]54VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE LIV. AFBEELDING.
DEze Plant, van de Indianen Ballia genaamt, wast in het Bos aan de kant der morassige wateren, vier of vyf voeten hoog, heeft harde groene bladen als het riet, brengt een roode dikke bloeme, de kleine knopjes zyn wat subtiler.
De onderste aan het blad hangende Rupse is geel en swart, verciert met streepen, at deze bladen, den 14 Juny wierden se tot leververwige Poppetjes, gelyk op hetzelve blad legt, den 21. Juny quamen zulke graauwe swart-gestippelde Uiltjens daaruit, als aan het zelve onderste blad te zien is.
De bovenste geele Rups, met swarte streepen en bruin hooft, at deze bladen tot den 2. April, wanneer se haare huid aftrokke een gespinst maakte, gelyk op het tweede blad legt, den 14. April quamen zulke okerverwige Uiltjes daar uit, als boven op de Plant te zien is.
Omtrent de zelve tyd, vond ik aan myn venster een ovalen klomp kley, dezen deed ik open, en vond daar in vier verdeelde holligheden, daar in lagen witte Wormen met haare huiden, die sy afgelegt hadden nevens haar, gelyk onder op het blad twee leggen, den 3. May quamen daar zulke wilde Beijen of Wespen uit, als ik hier vliegende vertoone, van diergelyke was ik tot Surinaame dagelyks gequelt, wanneer ik schilderde, vloogen se my om het hooft, sy maakten een nest naast myn zyde aan myn verf-kistjen van kley als boven gemelt, zo rond als of het op de schyf van de Potte-bakkers gedraait was, staande op een kleine voet, om dezen maakten sy een ander deksel van kley, om het binnenste van alle ongemak te beschermen, sy lieten een rond gat daar in om in en uit te kruipen, daar na zag ik se daaglyks kleine Rupsen in dragen, buiten twyffel tot spyse voor sig en haare jongen of Wormen, gelyk de Mieren ook doen, als my eindelyk dit gezelschap lastig wierd, verbrak ik haar huis en verdreefse, wanneer ik haar geheele toestel zag.
Dit gewas is myns bedunkens de Lachryma job Americana altissima arundinis folio & facie Plumer: van de Heer Tournefort, in sijn Institutiones rei Herbariæ voorgestelt.
[ Pl54 ] [ Pl55 ] [ 55 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.55
DE LV. AFBEELDING.
INdiaanse Peper of Piement wast een halve man hoog, het bloeisel is wit, in het midden violet, den stam groen en hard, de bladen gras-groen en week, de vrucht in het begin groen, daar na schoon rood; Ik zette hier vier soorten aan deze Plant, wyl de bladen en bloeisel eenderlei zyn, behalven dat de een wat grooter of kleinder is, na den aart der vrucht. De vrucht is heet en scharp, de Indianen vryven se op haar brood als se eeten, de Hollanders sneiden se klein en eeten se tot vleesch en visch, doen se ook in sausen en azyn, &c.
Op dezen Peper vond ik deze schoone groote Rups, die een rooden streep aan elke zyde over de langte des lyfs, en een witten streep over den ganschen rug had, op het achterste lid een rooseverwige hoorn, en op elk lid een geele vlak met roosenverw omtrokken, hy at niet alleen deze bladen, maar den Peper zelfs, den 22. January is hy tot een bruin Poppetje geworden, en den 16. February quam een zulke graauwe Uil daar uit, hebbende op elke zyde des lichaams vyf gout-geele vlakken, sy vloog maar des nachts, maar des daags was se heel stil.
Dit gewas is de Capsicum van Dodonæus en Tournefort, en Piper Indicum van J: en C: Baubinus, welkers onderscheid meest in de vrucht bestaat, zynde het getal der zelve zeer veel die met haar naamen voorgestelt werden in de Institutiones rei Herbariæ van Tournefort, en waar van veel levensgrootte werden afgebeeld in de Hortus Eystettensis.
[ 56 ]56VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE LVI. AFBEELDING.
DE hier voorgestelde bloemen heb ik in staande wateren gevonden, bladen heb ik daar aan niet gezien, de steel was een elle lang, de bloemen op haar zelven leeken als Violette-crocus, elk bloemtje hadde een blaauw blad met een geele vlakke gelyk de Irias heeft.
In dit water vond ik dierkens, die de luiden Water-Scorpioenen noemen, den 10. May 1701. nam ik eenige op, daar van quam den 12. een zulk vliegend Beest, gelyk boven by de Plant vliegt.
In dit water swommen veele Kikvorschen, hadden twee ooren aan het hooft, waren groenachtig en bruin gewolkt, aan elke poot van de voeten was een bolletje, die de Natuur aan deze beesten, in deze morassige waters gegeven heeft, om over denzelven te konnen henen gaan, sy leggen haar zaad aan den oever des waters: wanneer men se wil observeeren, zo doet men van dat zaad in een pot daar een sootjen in de grond legt, daar op legt men het zaad en vult het aan met water, het zaadje is een swart stipelke in witte slym leggende, van deze slym leefde dat swarte ongeformde stipelke, kreeg allenskens wat beweeginge, omtrent acht dagen daar na krygen se staarten en swemmen in het water, gelyk hier vyf boven de Kikvorsch te zien zyn, eenige dagen daar na krygen se oogen, nog wat laater krygen se voeten vanachter, acht dagen daar na krygen se nog twee voeten van vooren, die haar uit de huit barsten, vier voeten hebbende, dan rot haar den staart af, en zyn alzo Kikvorschen, en loopen uit het water landwaarts in. Het water en gras-sootjes moeten van tyd tot tyd vernieuwt worden, moeten met broodkruimtjes in het water gevoed worden zo haast men beweginge bespeurt. Deze observatie heeft de Heer Leuwenhoek Fol. 113. a 126. Missive Anno 1699. den 25.September, 't welk alles met hem conform bevonden heb.
[ Pl56 ] [ Pl57 ] [ 57 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.57
DE XLVIII. AFBEELDING.
DEze Guajaves is een vrucht wat beter van smaak, als die ik N° 19. voorgestelt heb, welke vrucht ook zo veel steentjes of zaaden niet in sig besluit.
Op dezen Boom vond ik een soort van groene Rupsen, met zes witte streepen op elken zy, en op elk lid een ronde swarte vlak, op het achterste lid een rood hoorntje, den 20. May 1700. hebben sig sommige nedergelegt, en aten in vier dagen niet meer, wanneer sy dan tot Poppetjes geworden zyn, als een onderop den steel legt, den 14. Juny quam de eerste Uil daar uit, welkers vleugels graauw, swart en wit gemarmert waren, op haar lyf waren tien oraniën-geele vlakken, hadde een lange rood-achtige snuit, waar mede sy de bloemen uitsoogen, als alhier te zien is.
Op dezen Boom vond ik nog een soort van hairige Rupsen, gebruikende des zelfs loof tot haare spyse, het hair van sommige was wit, en sommige geel, het vel van deze Rupsen onder de hairen is als menschen vleesch, sy zyn zeer venynig, als men haar met de hand aanraakt, zo ontsteekt dezelve aanstonds, en men lyd groote smerte daar aan, gelyk ik ondervonden heb, in het midden des lichaams hebben se vier voeten en gaan dog op alle haare leden, sommige zyn in Maart, andere in de May ingesponnen, se wierpen haar hair af en maakten een gespinst daar af, gelyk een tusschen de bladen hangt, na tien à twaalf dagen quamen zulke slechte Vliegen daaruit, en hoewel dezer Rupsen veel gehad heb, is myn dog niets anders daar uit gekomen.
Dit gewas is de Malakka-Pela, in het derde Deel van de Hortus Malabaricus beschreeven en afgebeeld, het getal der naamen van dit gewas, is byna zo groot als het getal der Auteuren die het hebben beschreeven, deze naamen by den anderen gevoegt, zyn in myn Flora Malabarica, onder de naam van Guajava rubra acida fructu rotundiore te vinden.
[ 58 ]58VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE LVIII. AFBEELDING.
HIer vertoone ik een tak van een grooten Boom, die in het Bosch van America wast, in sijn zaadhuisjens zyn swartachtige Boontjes, waar van de Boomen den naam dragen van Zoete Boonen-Boom, om deze Boontjes legt een wit merg, dat zeer zoet en lieflyk is, in dit merg vond ik witte Maeden, gelyk op de opene Boon te zien is, deze wierden tot bruine Poppetjes, den 2. April, zynde tien dagen daarna, quamen zulke groene Vliegen daar uit, gelyk nevens de Maede te zien zyn.
De onderhangende groene Rups heb ik met de bladen van dezen Boonen-Boom gespyst, desgelyken met die bladen van Fol. 32, den 16. Juny 1700. is se in een groen Poppetje veranderd, waar uit na tien dagen een zulke Cappelle veranderde, gelyk boven op de Boone zit.
Op dezen Boom heb ik nog andere Rupsen in groote menigte gevonden, gelyk een boven op den steel kruipt, hy hadde geele hairen en swarte borstels, dit hair wierp hy af, kleefde het aan de doosen vast, en maakte een ovaal graauw gespinst daarvan, gelyk op het groene blad te zien is, in dit gespinst veranderde hy in een Poppetjen, drie dagen daar na quamen uit allen die sig ingeponnen hadden zulke Vliegen, welkers vleugels bruin, en lichaamen met rood en groen, zilver en gout coleur gevlakt waren.
[ Pl58 ] [ Pl59 ] [ 59 ]VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.59
DE LIX. AFBEELDING.
IN het water tot Surinaame wast een soort van Kersse, heeft dikke gladde zappige bladen, den steel is geelachtig groen, met ligt roode bloeisel, men gebruikt die als Spinage ook tot Slaa. By deze Water-Kersse zal tot voleindinge van myn Werk der Insecten niet qualyk passen een Water-Dier of Padde, waar van het wyfken haare jongen op de rugge draagt, hebbende haar Baarmoeder langs den rugge heen, daarin se haar zaaden ontfangt en aanqueekt, deze tot haar rypheid gekomen zynde, werkten haar zelven uit de huid, kruipende een na den anderen daar uit als uit een Ey; dit ziende smeet ik de oude in Brandewyn met haare overige jongens, die sommige met het hooft, sommige half uit waren; Deze Padden worden daar van de Swarten gegeeten, die se voor een zeer goede spys houden, sy zyn swartachtig bruin, de voorste pooten gelyken aan Kikvorschen-pooten, maar de achterste zyn als Eenden-voeten.
Ik heb ook laaten hoorntjes uit de grond der Zee opvissen, om te zien wat voor beestjens daar in zitten mogten, ik heb dan zeer veel gehad, daar de beestjens nog levendig in zaten, ik heb verscheide met geweld daar uit getrokken, en bevonden dat se van vooren een soort van Kreeften waren, maar van achter waren se Slakken in het hoorntje ingedraait, des daags lagen se stil, maar des nachts maakten se een stil geluid met haare pooten, en waren zeer onrustig.
[ 60 ]60VERANDERING DER SURINAAMSCHE INSECTEN.
DE LX. AFBEELDING.
IN January 1701. begaf ik my in het bosch tot Surinaame om te zien of iets ontdekken konde, ik vond deze Bloem aan een Boom, die cierlyk rood was, van naam en eigenschap aan de Inwoonders des zelven Lands onbekend.
Hier vond ik een schoone groote roode Rups, die op elken lid drie blaauwe corallen, en op ieder coral een swarten pluim had, ik dachte hem met de bladen van dezen Boom te spysen, maar hy heeft sig ten eersten ingesponnen, en is tot zulk een raare Poppetjen geworden, zo dat ik niet zeeker weet of ik sijne rechte spyse heb gevonden of niet; Den 14. January quam een zulke schoone Cappelle daar uit, sijn achterste vleugels zyn van binnen schoon blaauw, de voorste bruin met een witten streep daar door heen, met wat blaauw, gelyk hier vliegend vertoond word, de buitenste vleugels hebben drie ronde boogen met swart, geel en bruin, en zeer schoongevlamt, gelyk hier zittend vertoond word, in Holland word hy de Groote Atlas genaamt.
Wilde Wespe of Maribonse van de Inwoonders genaamt werden op Surinaame overal gevonden, zelfs in de huizen en in het veld, zyn bruinachtig van coleur, se steeken de menschen en beesten die haar naderen, en haar in haar doen verstooren, sy maaken huiskens als in Europa van allerlei aardige fabryk, waardig om te beschouwen, men ziet daar in merkteekenen van voorsigtigheid, hoe sy tegens regen en wind gebouwt zyn, om haar zaad in zekerheid te leggen, uit dit zaad komt eerst een witten Worm, gelyk een onder de Rups legt, deze veranderd allenskens in zulke soort van wilde Beijen, die een plage des zelven Lands zyn.
[ Pl60 ]- ↑ Bedoeld is de kasjoeboom (Anacardium occidentale) - noot van de Wikisource-bewerker
- ↑ Surinaams: 'limmetje', of 'lemmetje', de limoen (Citrus aurantifolia) - noot van de Wikisource-bewerker.