Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
15
INLEIDING.

wijzigingen van elken aardbewoner. Doch nog veel geringer is onze kennis van de wederkeerige betrekkingen en verhoudingen tot elkander van de ontelbare bewoners der aarde, gedurende de vele geologische tijdperken harer geschiedenis. Ofschoon er derhalve nog veel duisters is en dat duistere nog langen tijd duister zal blijven, ik twijfel er toch niet aan of het gevoelen van de meeste natuurkundigen, een gevoelen hetwelk ook door mij voorheen werd gehuldigd—namelijk dat elke soort onafhankelijk van de andere geschapen is—zal blijken een dwaalbegrip te zijn. Ik zeg dit na ernstige studie en onpartijdig nadenken. Ik ben ten volle overtuigd dat de soorten niet onveranderlijk, dat is niet bestendig zijn, en dat die soorten, welke tot een en het zelfde geslacht, genus[1], gerekend worden, lijnregt afstammen van de eene of andere, veelal uitgestorvene soort; op de zelfde wijze als de rassen van de eene of andere soort allen van die eene soort afkomstig zijn. En eindelijk, ik ben overtuigd dat de natuurkeus wel het voornaamste maar niet het eenige middel tot verandering en wijziging is geweest, is en zijn zal.


  1. In vele nederduitsche boeken leest men zoowel voor genus, als voor sexe en generatie het woord geslach Om verwarring en misverstand te voorkomen, nemen wij dat woord (geslacht) voor genu terwijl wij overigens sexe en generatie bezigen. Vert.