Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
18
OVER DE VERANDERINGEN IN DEN TAMMEN STAAT.

te zijn voor den invloed van de eene of andere verandering in de voorwaarden des levens. Niets is gemakkelijker dan een dier te temmen, maar er is bijna niets moeijelijker dan te maken dat het zich in de gevangenschap voortplant, zelfs al is het dat men kan bewerken dat mannetje en wijfje zich vereenigen. Hoeveel dieren zijn er niet, die niet willen voorttelen ofschoon zij lang in het leven blijven in eene gansch niet strenge gevangenschap en wel in hun eigen geboorteland. Dit wordt gewoonlijk aan een ontaard instinkt geweten, maar hoeveel verbouwde planten wassen krachtig op en brengen desniettemin zelden of nooit zaad voort. In eenige gevallen van dien aard heeft men waargenomen dat sommige zeer geringe invloeden, zooals een weinig meer of een weinig minder water in sommige tijdperken van den groei, de oorzaak kunnen zijn of eene plant zaad zet of niet. Ik kan hier onmogelijk in de vele bijzonderheden treden, die ik ten opzigte van dit zeer belangrijke onderwerp heb verzameld; maar om te toonen hoe zonderling de wetten zijn, welke de voortplanting der dieren in de gevangenschap beheerschen, maak ik er opmerkzaam op, dat vleeschetende zoogdieren, zelfs zulken die uit warme gewesten afkomstig zijn, niet zelden in ons klimaat in de gevangenschap voorttelen, met uitzondering evenwel van de zooltreders of de familie der beeren; terwijl vleeschetende vogels slechts bij zeer zeldzame uitzondering vruchtbare eijeren leggen. Vele keerkringsplanten hebben bij ons een volkomen onnut stuifmeel, volmaakt gelijk aan het stuifmeel der onvruchtbaarste basterden. Aan den eenen kant zien wij tamme dieren en planten, die, ofschoon zwak en ziekelijk, zich toch in de gevangenschap voortplanten, en aan den anderen kant individuen, die jong gevangen, volkomen getemd en gezond zijn en lang leven, en echter is hun voorttelingstelsel zoo sterk door onbekende en onnaspeurbare oorzaken gewijzigd en aangetast, dat het in 't geheel niet meer werkzaam is. Het behoeft ons derhalve niet te verwonderen dat dit stelsel, als het in de gevangenschap werkzaam moet zijn, geenszins volkomen geregeld