Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/55

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
41
DE KUNSTKEUS.

gewoonte daartoe eenigzins medegewerkt hebben, maar het zou wel zeer moeijelijk vallen om te bewijzen dat men aan die werkers alleen het verschil tusschen een friesch koetspaard en een engelsch renpaard, tusschen een hazewind en een poedel, tusschen eene postduif en een tuimelaar moest toeschrijven. Een van de merkwaardigste trekken in onze tamme rassen is de geschiktheid die zij bezitten om nuttig te zijn, niet slechts voor zich zelven, maar ook voor het gebruik van den mensch. Waarschijnlijk zijn sommige voor den mensch nuttige dieren of planten plotseling, in eens, ontstaan. Verscheidene kruidkundigen meenen dat de weverskaarde, Dipsacus fullonum, met hare haakjes die door geen enkel werktuig vervangen kunnen worden, slechts eene verscheidenheid is van den wilden kaardebol, Dipsacus sylvestris, en dat die belangrijke wijziging zich eensklaps in eenen zaailing heeft vertoond. Dat is ook zeer waarschijnlijk het geval geweest met den hond die het spit draait, en het is bekend dat het zoo geweest is met het Ancona-schaap. Maar als wij het koetspaard vergelijken met het renpaard; de dromedaris met den kameel; de verschillende rassen van schapen geschikt voor lage weiden of voor dorre heiden, met zulke rassen waarvan de wol van het eene voor het eene doel, en die van het andere voor een ander doel is geschikt; als wij de verschillende rassen van honden, die op zoo onderscheidene wijzen voor den mensch nuttig zijn, onderling vergelijken; of als wij zien dat sommige hoenderrassen altijd eijeren leggen en nooit broedsch worden; of als wij onze aandacht vestigen op de menigte graansoorten, boomvruchten, tuingroenten en bloeijende planten, voor den mensch zoo nuttig in onderscheidene jaargetijden en tot verschillende einden, of zoo aangenaam voor het oog—dan, dunkt mij, worden wij genoodzaakt aan iets meer dan aan toevallige veranderingen te denken. Wij kunnen niet vooronderstellen dat alle rassen plotseling ontstaan zijn, zoo volkomen en zoo nuttig als wij zien dat zij tegenwoordig zijn, en in vele gevallen weten wij zelfs dat