Naar inhoud springen

Pagina:Darwin - Het ontstaan der soorten (1860).djvu/79

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
65
SOORTEN VAN GROOTE GESLACHTEN.

Indien men de planten die zeker gewest bewonen en in eene flora beschreven zijn, in twee deelen verdeelt, dat is als men al die tot de groote geslachten behooren aan de eene zijde plaatst, en die van de kleinere geslachten aan de andere, dan zal men zien dat de heerschende soorten komen aan de zijde der grootere geslachten. Ook dit zal altijd zoo geweest zijn. Immers, het feit dat vele soorten van het zelfde geslacht zekere landstreek bewonen, bewijst dat er iets in de bewerktuigde of onbewerktuigde levensvoorwaarden van die landstreek is, hetwelk gunstig op het geslacht werkt, en gevolgelijk is het te verwachten dat wij in de grootere geslachten een betrekkelijk groot getal van heerschende soorten moeten vinden. Maar er bestaan zooveel oorzaken, welke die uitkomst kunnen tegenwerken, dat het mij zelfs verwondert te zien dat mijne lijsten eene kleine meerderheid aan de zijde der grootere geslachten aantoonen. Slechts twee van die oorzaken willen wij hier noemen. Zoetwaterplanten en zoutminnende planten zijn over het algemeen zeer ver verspreid, doch dit schijnt in verband te staan met de natuur van hare groeiplaatsen en heeft weinig of geen betrekking tot de grootte van het geslacht, waartoe de soort behoort. Planten, die laag geplaatst zijn op de ladder der schepselen, zijn gewoonlijk veel verder verspreid dan hooger bewerktuigde gewassen, maar ook hierin bestaat weder geen naauw verband met de grootte van het geslacht. De oorzaak van het ver verspreid zijn van lage planten zal in ons hoofdstuk over de verspreiding der planten over de aarde besproken worden.

Door de soorten voor niets anders te houden dan voor wel bepaalde en zeer kenbare rassen, kwam ik reeds vooruit tot het besluit, dat de soorten van de grootere geslachten in elk gewest meer en vaker rassen zouden moeten voortbrengen, dan de soorten van kleinere geslachten. Immers, waar ooit naverwante soorten—dat is soorten van het zelfde geslacht—waren gevormd geworden, kunnen ook naderhand rassen of wordende