Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
blaast er een open meer,
daar vlamt het gouden begeer
van vlammen omhoog,
daar is een boog
vast in den nevelmuur,
en in het winternachtuur
groeit langs de nisse loovervlam.

Zit daar dan neer en sla uw klam
tranengewaad dicht om uw leden
uw bloemronde, natwitte leden.

Wiegelend komen in een rij
schouderezinkend, stemmezinkend,
schoudererijzend, stemmerijzend
teere lichtwezens naderbij.

Ze lachen met handen op en neer,
trillende voeten slaan het teer
luchtgenevel om ze heen,
vonken zilver spat om het been,
oogen blinken in het verlichten
in doorzichtige aangezichten.

Ze dragen bekers en schalen
vol met een drank van verhalen
bobblend van stemmelucht,
het water kookt en zucht,