Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
met haar vingers mijn hoofd te streelen
in mijn ooren te kweelen,
met haar stem mij te zeggen dat
ik haar altijd heb liefgehad —

Deze monden zijn gegaan,
ik hoorde ze als klokken slaan:

Roode gewaden, roode zij
ligt nu klaar, een groote wei
van roode zijde, kom o kom,
liefste, zijn liefste, ik bid er om.

Rood satijn voor 't rood lichaam,
roode bloemen voor het haar,
roode bladen als om 't raam
wingertgeblaar —
we hebben het allemaal klaargestrooid,
we hebben de wereld uitgerooid
van al het niet brandende, al het niet rood,
ge kunt nu keeren, arm en bloot.

Roode papavers, roode tulpen
vallen rondom de breede fulpen
spreiding van het rood fluweel —
een rood lied zingt er uit de keel
van roode vogelen, vijver wijn
purpert het marmer, in karmijn