Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/47

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
gaat nu allen achter mij,
breede vleugels, mij ter zij,
staat hier boven alle wolken,
regebogen, en de volken
van mijn dienaars, luide schreeuwt,
gouden stemmen uitgesneeuwd.

Winden, vliegt aan
sneeuw belaan,
aan alle daken
die er raken
woeste sterren ongezien,
zoekt het kind en
gaat te vinden
waar ze ooit heeft kunnen vlien."

Hij stond te wachten
in zijn pracht en
staat nu nog, ze keerde niet —
keerde weer het sneeuwelied.

Mijn liefste is dood, ik ben gegaan
alle werelden door —
ik heb gevonden, de wereld is groot,
maar zij was dood.

De wereld is groot, een regenboog
heb ik mijn reizen gemaakt,