Pagina:Herman Gorter, Verzen (1890).pdf/87

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Een roode roos is in mijn hand
zie hoe puur
elk blad brandt,
nu is vol vuur
elk mijner oogen, mijn hoofd verbrandt.

O dof karmijn
bevroren wijn
uitslaand plots in roode vlammen
en vuurrood bloed
fonteinen gloed,
gebroken uit de hartedammen.

Ik kan staren en al uw licht vergaren,
ik kan liggen neder, 'n geblazen veder,
hijgend, hijgend om u,
ik kan mij wasschen diep in plassen,
ik kan hoog opdrinken uw hoog uitblinken
uw vlammen luw.